GA NAAR STARTPAGINA Ga naar startpagina                                 GA NAAR EINDE PAGINA Ga naar einde pagina


Verkeersveiligheid

(veilig met de auto en de bus - deel 3)

UITLEG 1: DE AUTOBUS

Steeds vaker worden autobussen ingezet die schoolkinderen in hun woonomgeving afhalen. Het is een erg veilige manier om in de school te geraken.
Vooral in de winter als het sneeuwt en ijzelt, maar ook als het fel regent of stormt!

Andere kinderen nemen de gewone lijnbussen om naar de school te gaan. Maar zelfs als je niet tot de geregelde school- of lijnbuspassagiers behoort,
is het toch nuttig te weten hoe je best een autobus neemt. Vroeg of laat heb je immers toch met dit "openbaar vervoermiddel" te maken.
En aangezien je zelden of nooit alleen zult zijn in die autobus zul je met de anderen rekening moeten houden.
Bijgevolg moet je op de hoogte zijn van het "sociaal verkeersgedrag" en de sociale verkeersregels naleven.
Je moet je gedrag afstemmen op de activiteiten van de anderen.

UITLEG 2: DE AUTOBUS

Het meerijden met een autobus gebeurt in vier fasen:

    FASE 1

- Er is eerst het WACHTEN AAN EEN BUSHALTE.
  Als je aan een bushalte komt, sluit je rustig bij de anderen aan.
  Ga liefst niet op de stoeprand staan, maar op een voldoende ruime afstand van de rijbaan, b.v. langs de huizen.
  Hou je boekentas bij, zodat hij de voorbijgangers niet hindert.
  Je abonnement of pasmunt heb je binnen handbereik.
  Met vriendjes samen wachten is natuurlijk veel plezieriger, maar wilde spelletjes of vechtpartijen laat je best achterwege!

UITLEG 3: DE AUTOBUS

    FASE 2

- DE BUS IS IN AANTOCHT.
  Je blijft echter op de stoep (of op de berm) wachten.
  Ga nooit op de rijbaan staan en loop de bus niet tegemoet om toch maar als eerste te kunnen opstappen.
  Als de deuren geopend worden, stap je netjes achter mekaar op, zonder te drummen, te wringen, te trekken of te duwen.
  Nadien schuif je zoveel mogelijk naar achteren: iedereen wil graag met de bus mee!
  Aan gehandicapten, bejaarden, zwangere vrouwen en moeders met jonge kindjes bied je natuurlijk je zitje aan als alle plaatsen in de bus
  benomen zijn. Als je rechtstaat, moet je je aan de handvatten vasthouden.

UITLEG 4: DE AUTOBUS

    FASE 3

- EEN BUS IS GEEN SPEELPLAATS.
  Blijf tijdens de rit rustig op je plaats zitten of staan.
  De buschauffeur en je medepassagiers zijn heus niet op lawaai en gewoel gesteld.
  Bel tijdig om stilstand aan je halte van bestemming te vragen, en begeef je dan naar de uitgang.

UITLEG 5: DE AUTOBUS

    FASE 4

- UITSTAPPEN.
  Dit dient even rustig te gebeuren als instappen.
  Bij het afstappen houd je met de linkerhand het linkerhandvat vast.
  Een bus stopt altijd aan een stoep, berm of... fietspad.
  Fietsers moeten normaal stoppen om je te laten uitstappen, maar GOED UITKIJKEN is hier toch de boodschap. 
  Je kunt maar nooit weten!
  Als je aan de overkant van de weg moet zijn, is het aan te raden naar de achterkant van de bus te gaan en daar te blijven wachten
  tot de bus vertrokken is. Daarna steek je over, nadat je eerst goed naar links en naar rechts hebt gekeken. Als er in de omgeving
  een zebrapad is, gebruik je dat als oversteekplaats. Steek nooit over als de autobus nog niet vertrokken is.

UITLEG 6: DE AUTOBUS

WAT JE BESLIST NIET MAG DOEN

Het gebeurt nog steeds dat kinderen langs de voorkant van de bus willen oversteken, alhoewel je dan totaal geen zicht hebt op het achterop komend verkeer.
Vaak wordt de stilstaande bus op de koop toe voorbijgestoken -rakelings zelfs- door andere wagens.
Bovendien hinder je de buschauffeur die doorgaans haast heeft om weer te kunnen vertrekken. Allemaal risico's die je neemt om toch maar zo vlug mogelijk over te steken.

UITLEG 7: DE AUTO

IK BEN PASSAGIER

Wie als passagier meerijdt in een personenwagen moet aan volgende punten denken. Als je GEEN 18 jaar bent en kleiner dan 135cm:

    - Algemene regel

Kinderen (jonger dan 18 jaar) kleiner dan 1,35m moeten in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem worden vervoerd in de wagen. 
Kinderen van 1,35m of groter, moeten in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem worden vervoerd, of de veiligheidsgordel dragen.
Het is verplicht om kleine kinderen te vervoeren in een kinderzitje, grotere kinderen op een verhogingskussen (met of zonder ruggensteun).

Op de zitplaatsen in een auto (voorin en achterin) die uitgerust zijn met veiligheidsgordels:
- Kinderen kleiner dan 1,35m: Kinderbeveiligingssysteem verplicht.
- Kinderen van 1,35m en groter Kinderbeveiligingssysteem of veiligheidsgordel verplicht. 

Op de zitplaatsen in een auto (voorin en achterin) die niet uitgerust zijn met veiligheidsgordels:
- Kinderen onder 3 jaar: Mogen niet worden vervoerd.
- Kinderen van 3 jaar en ouder, kleiner dan 1,35m: Moeten achterin worden vervoerd. 

    - altijd in- en uitstappen langs de kant van de stoep,
    - opletten als je de deur opent,
    - autogordel voor- en achteraan aandoen.

UITLEG 8: DE AUTO GOED OM WETEN


 - Voor elke rit doe je er goed aan de gordel te testen. Hoe? Geef een flinke snok aan de riem. Zit de gordel muurvast? Prima.
 - Leg de gordel op de schouder. Let erop dat het heupgedeelte niet op de buik rust.
 - Leg de gordel over de heupbeenderen. Die kunnen tegen een stootje.
 - Soms krijgt men van het Ministerie van Verkeerswezen een vrijstelling voor het dragen van een autogordel.

Verwerk met behulp van bovenstaande teksten de volgende oefeningen:

BUS-1

BUS-2

AUTO-1


GA NAAR STARTPAGINA Ga naar startpagina                                 GA NAAR BEGIN PAGINA Ga naar begin pagina