GA NAAR STARTPAGINA
GA NAAR EINDE PAGINA
De belangrijkste verkeersregels zijn in het "Verkeersreglement" samengebracht. De rechten en plichten van alle weggebruikers worden daarin nauwkeurig opgesomd. Je vindt er ook een ganse reeks "hulpmiddelen" in terug die de weggebruikers helpen om zo veilig mogelijk te rijden, te parkeren enz.. Deze hulpmiddelen noemt men de VERKEERSTEKENS.
Ze worden in drie categorieën onderverdeeld:
DE VERKEERSLICHTEN, DE VERKEERSBORDEN, DE WEGMARKERINGEN.
1. Overlangse markeringen
Overlangse markeringen die de rijstroken aanduiden. Deze wegmarkeringen zijn wit en kunnen bestaan uit:
1° een doorlopende streep;
2° een onderbroken streep;
3° een naast elkaar getrokken doorlopende en onderbroken streep.
Een doorlopende streep betekent dat het iedere bestuurder verboden is deze te overschrijden. Bovendien is het verboden links van een doorlopende streep te rijden wanneer deze de twee rijstroken scheidt.
Een onderbroken streep betekent dat het iedere bestuurder verboden is deze te overschrijden, behalve om in te halen, om links af te slaan, om te keren of om van rijstrook te veranderen. Wanneer de trekken van de onderbroken streep korter zijn en dichter bij elkaar getrokken, kondigen zij het naderen van een doorlopende streep aan.
Wanneer een doorlopende en een onderbroken streep naast elkaar getrokken zijn, moet de bestuurder alleen rekening houden met de streep die zich aan zijn kant bevindt. De bestuurders die deze strepen overschreden om in te halen mogen ze evenwel opnieuw overschrijden om hun normale plaats op de rijbaan te hernemen.
Op een rijbaan met het verkeersbord F17, is de rijstrook, die afgebakend is met brede onderbroken strepen en waarin het woord BUS is aangebracht, voorbehouden aan voertuigen van geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer en aan voertuigen bestemd voor het ophalen van leerlingen. Het woord BUS en het verkeersbord F17 worden herhaald na ieder kruispunt. De prioritaire voertuigen mogen in deze rijstrook rijden wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt. Taxi's mogen eveneens deze strook volgen. De andere voertuigen mogen hierin slechts rijden om van richting te veranderen.
Een of meerdere brede witte doorlopende strepen of de markering bakenen de bijzondere overrijdbare bedding af die voorbehouden is aan voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer.
Wanneer taxi's de bedding mogen volgen, moet het verkeersbord F18 aangevuld worden met het woord TAXI. In dit geval moeten de bestuurders van taxi's, in voorkomend geval, de verkeerslichten opvolgen. Zij zullen bovendien in de toegelaten richtingen moeten voortrijden.
De prioritaire voertuigen mogen op deze bedding rijden wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt. De andere voertuigen mogen een bedding slechts dwarsen op een kruispunt of om een aanpalend eigendom te verlaten of te bereiken. Zij mogen er slechts gebruik van maken om omheen een hindernis op de rijbaan te rijden. In dit geval moeten de bestuurders, in voorkomend geval, de verkeerslichten opvolgen. Zij zullen bovendien in de toegelaten richtingen moeten voortrijden. De woorden Bus, Tram en, in voorkomend geval, Taxi mogen op de bijzondere overrijdbare bedding worden aangebracht. Het verkeersbord F18 wordt herhaald na ieder kruispunt.
Overlangse markeringen die een fietspad aanduiden. Het deel van de openbare weg dat afgebakend is door twee evenwijdige witte onderbroken strepen en dat niet breed genoeg is voor het autoverkeer, is een fietspad.
Markeringen die de werkelijke rand van de rijbaan aanduiden. Een witte, doorlopende streep mag op de werkelijke rand van de rijbaan, op een trottoirband of op de boordsteen van een verhoogde berm aangebracht worden om deze beter zichtbaar te maken.
Een gele onderbroken streep mag op de werkelijke rand van de rijbaan, op een trottoirband of op de boordsteen van een verhoogde berm aangebracht worden. Langs deze gele streep is het parkeren op de rijbaan verboden.
Een brede witte doorlopende streep mag op de rijbaan aangebracht worden om de denkbeeldige rand van die rijbaan aan te duiden. Het aan de andere kant van deze streep gelegen deel van de openbare weg is voorbehouden voor het stilstaan en parkeren, behalve op autosnelwegen en autowegen. Het begin en het einde van deze parkeerzone mogen aangeduid worden door een witte doorlopende dwarsstreep.
2. Dwarsmarkeringen
Een stopstreep gevormd door een witte doorlopende streep, haaks op de rand van de rijbaan aangebracht duidt de plaats aan waar de bestuurders moeten stoppen ingevolge een verkeersbord B5 of een verkeerslicht.
Een dwarsstreep gevormd door witte driehoeken, duidt de plaats aan waar de bestuurders, zo nodig, moeten stoppen om voorrang te verlenen ingevolge een verkeersbord B1.
De oversteekplaatsen voor voetgangers worden afgebakend door witte banden, evenwijdig met de as van de rijbaan.
De oversteekplaatsen die de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen moeten volgen om de rijbaan over te steken, worden afgebakend door twee onderbroken strepen gevormd door witte vierkanten.
3. Andere markeringen.
Witte voorsorteringspijlen mogen bij het naderen van een kruispunt aangebracht worden. Deze pijlen duiden de rijstrook aan die de bestuurders moeten volgen om in de door de pijlen aangewezen richting te rijden. Op het kruispunt moeten de bestuurders bovendien de of één van de richtingen volgen die aangewezen zijn op de rijstrook waarin zij zich bevinden.
De onderbroken streep die het naderen van een doorlopende streep aankondigt mag aangevuld worden met witte strookverminderingspijlen. Deze pijlen kondigen een vermindering van het aantal rijstroken aan die in de gevolgde richting mogen gebruikt worden.
Witte opschriften op de rijbaan mogen de door verkeersborden gegeven aanwijzingen herhalen. De verschillende richtingen mogen op de rijstroken aangeduid worden. Aan de autobus-, trolleybus- en tramhalten mag de zone waar het parkeren verboden is aangeduid worden door witte opschriften.
Verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken mogen op de grond worden aangebracht door witte evenwijdige schuine strepen. De bestuurders mogen niet rijden, stilstaan of parkeren op deze markeringen.
In een parkeerzone mogen witte markeringen de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan.
Markeringen die een opstelvak aanduiden voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen. De zone, aansluitend op een fietspad, afgebakend door twee stopstrepen en waarin het symbool van een fiets in het wit is gereproduceerd duidt de plaats aan waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen zich enkel tijdens de rode fase van de verkeerslichten mogen opstellen. De andere bestuurders moeten tijdens de rode fase van de verkeerslichten stoppen voor de eerste stopstreep.
Markeringen die voorsorteringspijlen aanduiden voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen. Bij het naderen van een kruispunt mogen voorsorteringspijlen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen door middel van witte doorlopende strepen afgebakend worden. In deze stroken moet in het wit het symbool van de fiets en de pijl die de te volgen richting aanduidt, worden gereproduceerd. Deze voorsorteringsstroken zijn voorbehouden voor de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.
Een dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten, mag op de grond worden aangebracht. Zij bakent de plaats af voorbehouden aan voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer op een bijzondere overrijdbare bedding of de plaats die eigen beddingen en bijzondere overrijdbare beddingen met elkaar verbinden.
Stilstaan en parkeren op deze markering is verboden. verdrijvingsvlakken zijn witomlijnde vakken opgevuld met witte schuine strepen. Deze bestaan reeds langer maar werden beschouwd als verkeersgeleiders. Sedert 1 oktober 1997 kregen deze vlakken niet alleen een eigen naam, "verdrijvingsvlakken", maar ook een eigen gedragsregel die stelt dat men niet mag rijden, stilstaan of parkeren op verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken.
Verwerk met behulp van bovenstaande teksten de volgende oefening: