GA NAAR STARTPAGINA GA NAAR EINDE PAGINA
Voor een veilig fietstochtje naar school is een veilige fiets een eerste vereiste.
Bovenstaande afbeelding geeft een keurige fiets met alles "d'r op en d'r aan".
Verlichting Achterwiel 1 licht vooraan 19 reflectoren (op spaken of band) 2 reflector vooraan 20 wielrollager 3 rood licht achteraan 21 band 4 refector achteraan 22 wielspaken 5 dynamo 23 velg 6 bedrading 24 spatbord Trappers en ketting Remmen 7 linkse trapper 25 rem voor 8 reflector linkse trapper 26 rem achter 9 rechtse trapper 27 rembevestigingen 10 reflector rechtse trapper 11 trapas 12 ketting Voorwiel Andere onderdelen 13 reflectoren (op spaken of band) 28 bel 14 wielrollager 29 fietsraam 15 band 30 stuurstang 16 wielspaken 31 vork 17 velg 32 zadel 18 spatbord
d.w.z.: 1. een fietsbel die hoorbaar is tot op 20 m 2. doeltreffende voor- en achterrem 3. wit voorlicht 4. rood achterlicht 5. twee gele of oranje reflectoren aan de trappers 6. rode reflector achteraan 7. witte reflector vooraan 8. twee gele of oranje zijreflectoren, symmetrisch geplaatst in voor- en achterwiel, of witte reflecterende strook in de banden
Zo'n fiets moet echter ook geregeld ONDERHOUDEN en NAGEZIEN worden: bandenspanning, speling en staat van de ketting, staat van de remblokjes, van de trappers en van de wielen, van de lichten, van het stuur, van het zadel, enz.
Wanneer je met een fiets wil deelnemen aan het verkeer moet je zowel rekening houden met wettelijk verplichte als met niet wettelijk verplichte veiligheidsvoorschriften. Zo moet je weten dat je bagage aan de voorzijde van je fiets niet mag uitsteken. Achteraan mag die bagage nooit meer dan 50cm uitsteken. De lading en het stuur van je fiets mogen nooit breder zijn dan 75cm. Denk daaraan als je een achteruitkijkspiegel op je stuur monteert. Deze spiegel kan je stuur verbreden. Het is ook belangrijk dat je fiets niet te groot of te klein is. Wanneer je op het zadel zit en met een voet op een trapper staat, moet je met je andere voet juist de grond kunnen raken. Wanneer dit niet gaat, verstel dan de hoogte van je zadel. Daardoor verbetert het evenwicht tijdens het rijden. Draag je een lange broek bij het fietsen, dan is het raadzaam broekveren te dragen. Anders kunnen je broekspijpen tussen de ketting gekneld raken wat een valpartij tot gevolg kan hebben. Nog beter is natuurlijk een volledige kettingkast die rond je ketting gemonteerd wordt.
In het donker kun je met de openbare verlichting eigenlijk goed zien waar je rijdt. Hebben fietsers dan geen verlichting meer nodig? Jawel, vooral om GEZIEN te worden. De achterlichten van een auto dienen ook niet om te zien waar men rijdt, maar om gezien te worden. Vergeet vooral niet: zodra de zichtbaarheid minder is dan 200m, bij donker weer of bij mist bv., moet je de fietsverlichting aanzetten. Heldere, lichte kleuren zijn beter zichtbaar dan donkere kleuren.
Wanneer je de verschillende soorten fietspaden kunt herkennen en je weet hoe je ze moet gebruiken en waar je op moet letten, ben je goed op weg. Maar op vele plaatsen zijn er geen fietspaden. Als je dan ook nog moet uitwijken voor hindernissen die zich op de rijweg bevinden, moet je goed opletten en enkele handelingen juist en trefzeker kunnen uitvoeren. Veilig naar school fietsen veronderstelt dat je vooraf ook nagegaan hebt waar je op fietspaden terecht kan, waar je het minst te maken hebt met autoverkeer, waar de kruispunten door een agent of door verkeerslichten eenvoudiger worden.
Fietspaden worden aangeduid door een verkeersbord of door twee reeksen evenwijdige streepjes die op het wegdek geschilderd zijn.
ER IS EEN FIETSPAD. Het verkeersbord D7 duidt een VERPLICHT fietspad aan. Je moet dit fietspad gebruiken in de richting waarin je het bord ziet. Dat kan in één of in twee richtingen zijn. het verkeersbord D9 duidt aan dat het fietspad samenloopt met de stoep. Kijk goed naar de plaats van de fietser.
Let op voor voetgangers. Breng ze niet in gevaar. Kijk ook uit voor bromfietsers want die kunnen een gevaar betekenen voor jou. Je mag met twee naast elkaar op een fietspad rijden. Er moet achter elkaar gereden worden om een tegenligger of een inhalende fietser of bromfietser door te laten. Denk erom dat de vaak zoveel sneller rijdende bromfietsers, elektrische fietsers en of elektrische steps ook een fietspad MOETEN gebruiken. Op de rijbaan mag je -buiten de bebouwde kom- enkel met twee naast mekaar fietsen als er GEEN VERKEER in aantocht is.
ER IS GEEN FIETSPAD
Dan kan je RECHTS OP DE RIJBAAN rijden of je kiest voor een veiliger plaats: je fietst op de lege parkeerzone. Wel telkens rechts in je rijrichting! Je geeft er de andere weggebruikers voorrang. Is er buiten de bebouwde kom geen fietspad, dan mag je ook op verhoogde bermen en op stoepen fietsen. Natuurlijk verleen je daar voorrang aan de voetgangers en andere weggebruikers. Wie jonger is dan 9 jaar en met een kinderfiets rijdt (minifiets, of wieldoormeter 50cm), mag altijd op de stoep en de verhoogde berm fietsen, zelfs als er een fietspad is. NIET ZOMAAR, hoho! Je mag er de voetgangers niet hinderen, wat betekent dat je er niet snel rijdt.
IS ER GEEN ENKELE ANDERE MOGELIJKHEID, DAN RIJD JE OP DE RIJBAAN. DAAR HOUD JE RECHTS.
Een fietser is pas echt in zijn sas wanneer hij een fietsroute kan gebruiken. Dit is een aanbevolen reisweg, waar het veilig, comfortabel en prettig fietsen is.
Fietsen is heerlijk, zeker als je er de ruimte voor krijgt. Toch moet je soms je gedrag aanpassen. Denk maar eens aan een bushalte waar voetgangers plots de voor jou voorziene plaats gebruiken. Natuurlijk geef je hen de kans om veilig de stoep te bereiken. Je treft ook wel eens voetgangers aan op je fietspad. Gebruik dan tijdig je fietsbel, zodat de voetgangers weten dat je eraan komt en voor jou de baan kunnen vrij maken. Als je ter bestemming bent, plaats je je fiets natuurlijk NETJES weg, zodat hij geen hinder vormt voor de andere weggebruikers. Doe je hem ook op slot?
Je weet nu wat een reglementaire en veilige fiets is. Je kent je plaats als fietser als je rechtdoor rijdt. Wanneer je echter moet afslaan of oversteken, zeker wanneer het druk is, moet je rekening houden met allerlei afspraken en verkeersborden. Welke afspraken zijn er gemaakt? Niet iedereen volgt dezelfde weg als jij! Daardoor kom je wel eens weggebruikers tegen die je pad kruisen. Om nu te weten wie de ander moet voorlaten, bestaan er voorrangsregels.
EERSTE REGEL: rechts gaat voor.
Als er geen andere aanduidingen zijn en als je niet uit een aardeweg of een pad komt, is deze regel steeds van toepassing.
TWEEDE REGEL: bij een voorrangsbord kijk ik uit mijn doppen.
Zie onderstaande verkeersborden die VOORRANG verlenen!
B1, je moet voorrang verlenen.
B9, je bevindt je op een voorrangsweg.
B17, op dit kruispunt geldt de algemene voorrang van RECHTS.
B21, smalle doorgang. Je hebt voorrang op de bestuurders die uit de tegenovergestelde richting komen.
B11, einde van de voorrangsweg.
B19, smalle doorgang. Men moet voorrang verlenen aan de bestuurders die uit de andere richting komen.
B5, je MOET STOPPEN en voorrang verlenen.
B15a, je hebt voorrang op het volgende kruispunt.
DERDE REGEL: voor rood moet ik stoppen.
Deze regel ken je natuurlijk reeds lang! Maar denk eraan, zelfs wanneer het kruispunt vrij is en je moet naar rechts, mag je niet door het rode licht rijden. Dan bega je een gevaarlijke en zware overtreding. Indien er geen speciale verkeerslichten voor fietsers zijn, dan kijk je natuurlijk naar de gewone verkeerslichten.
Aan een kruispunt met verkeerslichten kan je een bord en een markering tegenkomen die je toelaten om je bij rood licht vóór de wachtende auto's op te stellen. Dan kan je eerst of apart weg bij groen licht.
VIERDE REGEL: aan de agent geef ik altijd gehoor.
De belangrijkste bewegingen van de agent zijn te vergelijken met de verkeerslichten.
ALS FIETSER BEN JE EEN VOLWAARDIGE BESTUURDER, dus moet je ook sommige regels, o.a. betreffende het inhalen en kruisen, naleven. Zowel op de rijbaan als op het fietspad moet je naar RECHTS UITWIJKEN om een tegenligger vrije doorgang te verlenen. Als je zelf een andere fietser wil inhalen, moet je zeker zijn dat je zelf niet ingehaald wordt. Is dat aan het gebeuren, dan moet je die achterop komende fietser eerst laten voorbijrijden. Daarna steek je je linkerarm uit, je haalt je voorligger in en je rijdt meteen weer zoveel mogelijk rechts. Dezelfde handelwijze volg je om b.v. een alleenstaande, geparkeerde auto of vrachtwagen voorbij te rijden.
HET RIJDEN OP EEN FIETSPAD GEEFT JE GEEN ENKEL VOORRECHT. Daarom moet je, als je op een fietspad rijdt en een kruispunt oversteekt, voorrang geven aan het verkeer dat van RECHTS komt. Natuurlijk steeds in het geval dat er geen speciale voorrangsregeling (borden of lichten ...) voorzien is. Nog iets belangrijks. Als je -om gelijk welke reden- gestopt bent (dat zou o.a. kunnen gebeuren om een voetganger te laten oversteken) moet je als je opnieuw vertrekt, alle andere bestuurders eerst laten voorgaan. Ze zouden anders totaal verrast zijn door je rijgedrag en een ongeval is in een dergelijke situatie vlug gebeurd. Je moet ook stoppen en anderen voorrang geven als je wil terugdraaien, de straat wil oversteken, enz. Maak je deel uit van een groep fietsers, vergezeld van een leider, dan volg je gewoon die groep zodat hij een aaneensluitend geheel blijft vormen.
Gewoon met enkele vriendjes fietsen -zonder leider en "niet georganiseerd"- daarentegen geeft je geen enkel bijkomend recht. Je moet je dan gedragen alsof je een alleenstaande fietser bent. Dus ben je ook verplicht om een van rechts komende bestuurder voorrang te verlenen. TRAMS HEBBEN ALTIJD VOORRANG, ook AUTOBUSSEN ALS ZE IN DE BEBOUWDE KOM HUN HALTE VERLATEN.
WAT JE BESLIST NIET MAG DOEN
Er valt altijd wel wat te vertellen als je samen met vrienden op de fiets naar school rijdt: commentaar bij de spannende voetbalwedstrijd, vakantieplannen, examens en toetsen ... Zulks gaat alleen maar vlot als je naast elkaar rijdt. Maar ... dan heb je geen oog voor het verkeer. Vooral in een bebouwde kom kan zo'n babbel je duur te staan komen. Vergeet het asjeblief niet: pratend naast elkaar rijden in de bebouwde kom is gewoon MOORDEND.
Verwerk met behulp van bovenstaande teksten de volgende oefeningen:
Hoofdzakelijk politieagenten letten in ons land op de praktische toepassing van de verschillende verkeersregels. Vandaar dat ze "bevoegde personen" genoemd worden. Hun belangrijkste activiteiten op dit terrein zijn het regelen van het verkeer op kruispunten of in de omgeving van de school, het vaststellen van ongevallen, het uitvoeren van ademtesten om het hoge alcohol-gebruik op te sporen, het opstellen van processen-verbaal voor verkeersovertredingen, het uitschrijven van onmiddellijke boeten of waarschuwingen, het geven van inlichtingen, enz.
Politieagenten hoeven niet noodzakelijk met twee te zijn om op te treden. Eventueel mogen ze ook gekleed in een gewoon burgerpak -geen uniform dus- tussenbeide komen en dit zowel 's nachts als overdag. Sommige politiediensten zijn bevoegd in geheel België, terwijl andere politieagenten enkel in hun gemeente (soms ook in de omliggende gemeenten) bevoegd zijn. In het verkeer komen politieagenten tussenbeide door middel van "bevelen". Weggebruikers moeten die stipt opvolgen. Of je nu voetganger of fietser bent: die belangrijkste bevelen of tekens moet je kennen.
Een RECHTOP GESTOKEN ARM betekent dat alle weggebruikers moeten stoppen, dat men het kruispunt niet meer mag oprijden en wie zich op het kruispunt bevindt om af te draaien, moet het nu doen. Wanneer de agent DE ARMEN HORIZONTAAL houdt, mag je het kruispunt oversteken indien je -te voet of per fiets- de richting van de uitgestoken armen volgt. Je moet dus blijven staan of stoppen als je haaks, dus loodrecht op de richting van de armen wil gaan of rijden. Het kan gebeuren dat de agent je een WENKENDE BEWEGING met de voorarm geeft. Hij wil dan zeggen dat je mag doorrijden of verder gaan. Maakt hij KLEINE CIRKELTJES met de voorarm dan betekent zulks dat je moet versnellen; als hij met zijn voorarm TRAAG OP- EN NEERGAANDE BEWEGINGEN maakt, dien je te vertragen. Elke normaal te begrijpen aanwijzing moet je opvolgen. Een FLUITSIGNAAL dient enkel om de aandacht van de weggebruiker op de agent te vestigen. Bevelen en aanwijzingen van politieagenten zijn zelfs belangrijker dan de verkeerslichten, de verkeerstekens of de verkeersregels. In het midden van een kruispunt staat een politieagent met de armen horizontaal gestrekt op jouw rijrichting. Het verkeerslicht staat op rood. Ondanks dat rode verkeerslicht moet je het kruispunt oprijden.
Verwerk met behulp van bovenstaande teksten de volgende oefeningen: