GA NAAR STARTPAGINA Ga naar startpagina                                 GA NAAR EINDE PAGINA Ga naar einde pagina


Verkeersveiligheid

De belangrijkste verkeersregels zijn in het "Verkeersreglement" samengebracht. De rechten en plichten van alle weggebruikers worden daarin nauwkeurig opgesomd. Je vindt er ook een ganse reeks "hulpmiddelen" in terug die de weggebruikers helpen om zo veilig mogelijk te rijden, te parkeren enz.. Deze hulpmiddelen noemt men de VERKEERSTEKENS.

Ze worden in drie categorieën onderverdeeld:

DE VERKEERSLICHTEN, DE VERKEERSBORDEN, DE WEGMARKERINGEN.

(GEVAARSBORDEN)

UITLEG 1: PLAATSING

1. De gevaarsborden worden rechts geplaatst; wanneer de plaatsgesteldheid het niet toelaat mogen zij evenwel boven de rijbaan geplaatst worden. Zij mogen herhaald worden op de plaatsen waar het verkeer het rechtvaardigt.

2. Met uitzondering van de verkeersborden A45 en A47 die aan of in de onmiddellijke nabijheid van de overweg geplaatst worden, worden de gevaarsborden aangebracht op ongeveer 150 m afstand van de gevaarlijke plaats.

In bijzondere omstandigheden mogen zij evenwel op een kleinere of grotere afstand dan 150 m aangebracht worden; in dit geval wordt bij benadering de afstand tussen het teken en de gevaarlijke plaats op een onderbord aangeduid.

3. De lengte van een gevaarlijk gedeelte van de openbare weg kan aangeduid worden door een onderbord van volgend model:

onderbord

UITLEG 2: VORM EN KLEUR

gevaarsbordHet gevaarsbord is een gelijkzijdige driehoek met een dikke rode boord en een wit midden. Het teken in het midden vertelt je waarvoor je moet opletten.


UITLEG 3: DE GEVAARSBORDEN

A1a A1a BOCHT NAAR RECHTS.

A1b A1b BOCHT NAAR LINKS.

A1c A1c TWEE OF MEER OPEENVOLGENDE BOCHTEN. De eerste bocht loopt naar links, de volgende naar rechts.

A1d A1d TWEE OF MEER OPEEN- VOLGENDE BOCHTEN. De eerste bocht loopt naar rechts, de volgende naar links.

Bij verkeersbord A1c en A1d duidt de pijl de loop van de bocht aan. De lijn van de pijl duidt echter niet noodzakelijk juist aan hoe scherp de bocht is.

A3 A3 GEVAARLIJKE DALING. Lees dit bord van links naar rechts! Het procent geeft de mate van de daling aan. Bijvoorbeeld 10% betekent een niveauverschil van 10 meter over een afstand van 100 meter.

A5 A5 GEVAARLIJKE HELLING. Lees dit bord van links naar rechts! Het procent geeft de mate van de stijging aan. Bijvoorbeeld 10% betekent een niveauverschil van 10 meter over een afstand van 100 meter.

A7a

A7b

A7c A7 a,b,c VERSMALLING VAN DE RIJBAAN. De tekening in de driehoek geeft weer hoe die versmalling eruit ziet. De versmalling bestaat soms uit een vermindering van het aantal rijstroken. Dit is echter niet altijd het geval. In combinatie met dit gevaarsbord kunnen nog bij komende aanwijzingen geschilderd of geplaatst worden. Indien het aantal rijstroken vermindert, kunnen op het wegdek witte, naar rechts wijzende pijlen worden geschilderd. Deze pijlen worden aangebracht in de rijstrook die iets verder ophoudt. Men noemt dit "rijstrookverminderingspijlen".

A9 A9 BEWEEGBARE BRUG OVER EEN WATERLOOP.

A11 A11 Uitweg op een kaai of een oever waar gevaar bestaat om in het water te rijden.

A13 A13 OVERDWARSE UITHOLLING OF EZELSRUG. Het onderbord SPOORVORMING wijst erop dat door de druk van de voertuigen sporen in de rijbaan zijn ontstaan. In deze uitholling blijft soms regenwater staan, let dus op voor WATERGLADHEID.

A14 A14 Waarschuwt voor EEN VERKEERSDREMPEL. Het onderbord geeft de lengte aan van een weg, waarop meerdere verkeersdrempels werden aangelegd. Het aanwijzingsbord F87 wordt geplaatst ter hoogte van een verkeersdrempel.

A15 A15 GLIBBERIGE RIJBAAN. Een blauw onderbord kan aangeven in welke omstandigheden de rijbaan glad kan zijn. (nat wegdek, sneeuw, ijzel)

A17 A17 KIEZELPROJECTIE. Op onafgewerkte of slechte wegen worden soms losse steentjes weggeslingerd. Die kunnen terechtkomen in de voorruit van een achterligger. De bestuurders moeten hun snelheid aanpassen.

A19 A19 GEVAAR VOOR VALLENDE STENEN. Hier moet u bijzonder goed opletten.

A21 A21 Dit bord kondigt een OVERSTEEKPLAATS VOOR VOETGANGERS aan.

A23 A23 PLAATS WAAR VOORAL VEEL KINDEREN KOMEN, zoals bv. aan scholen en speelpleinen. Elke bestuurder moet DUBBEL VOORZICHTIG zijn ten aanzien van kinderen te voet of per fiets.

A25 A25 OVERSTEEKPLAATS VOOR FIETSERS EN BESTUURDERS VAN TWEEWIELIGE BROMFIETSEN. Plaats waar die bestuurders van een fietspad op de rijbaan komen.

A27 A27 DOORTOCHT VAN GROOT WILD. Dit bord wordt geplaatst waar regelmatig groot wild de weg oversteekt.

A29 A29 DOORTOCHT VAN VEE. Dit bord wordt geplaatst waar vee regelmatig de weg oversteekt.

A31 A31 WERKEN IN UITVOERING OP DE OPENBARE WEG. In aanvulling van dit gevaarsbord kunnen nog bijkomende aanwijzingsborden geplaatst worden zoals voorwegwijzers (F79; F81; F83).

A33 A33 Dit bord geeft aan dat men VERKEERSLICHTEN nadert.

A35 A35 GEVAAR voor LAAG OVERVLIEGENDE VLIEGTUIGEN.

A37 A37 GEVAAR voor STERKE ZIJWIND. Het bord wordt geplaatst in de buurt van een windzak. Deze geeft de sterkte en de richting van de wind aan.

A39 A39 VERKEER TOEGELATEN IN BEIDE RICHTINGEN na een gedeelte van de rijbaan met éénrichtingsverkeer. Dit bord wordt alleen gebruikt om een wegvak aan te duiden dat in beide richtingen mag worden gebruikt, maar normaal slechts in één richting openstaat voor het verkeer. De lengte van het wegvlak waarover het tweerichtingsverkeer toegelaten is wordt aangeduid op een blauw onderbord.

A41 A41 OVERWEG MET SLAGBOMEN.

A43 A43 OVERWEG ZONDER SLAGBOMEN.

A45 A45 OVERWEG MET ENKEL SPOOR. Het bord wordt aan de overweg zelf aangebracht. Het kan gecombineerd worden met verkeerslichten. Het maanwit knipperlicht betekent dat de overweg MAG opgereden worden MITS dubbel voorzichtig te zijn. Knipperende rode lichten VERBIEDEN het oprijden van de overweg. Het is ook verboden de overweg op te rijden wanneer het geluidstoestel werkt en wanneer de slagbomen in beweging zijn, ongeacht of dat gebeurt bij het sluiten of het openen van de overweg.

A47 A47 OVERWEG MET TWEE OF MEER SPOREN. Op onbewaakte overwegen is het belangrijk te weten of er meerdere sporen zijn. Indien er meerdere sporen zijn, is het niet zeker dat de overweg vrij is nadat de eerste trein voorbijgereden is.

A49 A49 DE OPENBARE WEG WORDT GEKRUIST DOOR EEN OF MEER IN DE RIJBAAN AANGELEGDE SPOREN. Let op! U moet altijd voorrang verlenen aan trams en pre-metrovoertuigen.

A51 A51 GEVAAR DAT NIET DOOR EEN BEPAALD SYMBOOL WORDT AANGEDUID. Een onderbord geeft de aard van het gevaar aan.


Verwerk met behulp van bovenstaande teksten de volgende oefeningen:

GEVAARSBORDEN-1

GEVAARSBORDEN-2

GEVAARSBORDEN-3

GEVAARSBORDEN-4

GEVAARSBORDEN-5


GA NAAR STARTPAGINA Ga naar startpagina                               GA NAAR BEGIN PAGINA Ga naar begin pagina