Gesteente of steen is het vaste(1), consistente(2) materiaal dat in de ondergrond onder de bodem ligt. Een gesteente is opgebouwd uit fragmenten, die klasten(3) worden genoemd, of uit mineralen. De aarde is, evenals de maan en sommige planeten, opgebouwd uit gesteenten. Gesteenten zijn aggregaten(4). Als een gesteente uit één mineraal bestaat is het monomineraal. Een andere definitie is: gesteenten is natuurlijk gevormde minerale materie, zoals die voorkomt in de aardkorst. Onder gesteenten vallen dus zowel vaste gesteenten, zoals graniet, zandsteen, kwartsiet enz, als los gesteente, zoals zand, grind, klei, enz. Petrologie(5) is de studie van gesteenten, hun ontstaan, hun eigenschappen, veranderingen en verwering. Petrografie(6) is de beschrijving en classificatievan gesteenten. Petra = steen, graphein = schrijven. De petroloog of petrograaf of de gesteentekundige zal vooral gesteenten bestuderen, om de geologischegeschiedenis van de aarde of delen ervan te achterhalen. Hij levert zijn bijdrage onder meer aan de kennis omtrent geologische omstandigheden in de verschillende geologische perioden.
Een vaste stof is een stof in de vaste aggregatietoestand. Alle voorwerpen bestaan minstens voor een deel uit vaste stoffen, daardoor kan men ze beetpakken. Voorbeelden van vaste stoffen zijn dus metaal, plastic, textiel en aardewerk. In de natuur komen vaste stoffen voor in de vorm van stenen, maar ook plantaardig materiaal is vaak vast. Zand bestaat uit heel kleine stukjes steen en is dus ook een vaste stof.
Natuurkundig gezien bestaan vaste stoffen uit atomen, die een vaste positie ten opzichte van elkaar innemen. Dat kan zijn in een regelmatig kristalrooster, of in een onregelmatige structuur zoals de structuur van glas. Organische stoffen zoals bv. het botweefsel, hebben weer andere inwendige structuren. Bloed bv. is vloeibaar maar bevat overigens veel vaste deeltjes: de bloedcellen.
Vaste stoffen worden in de natuurkunde bestudeerd in de vastestoffysica.
Een vaste stof vertoont een veel grotere weerstand tegen vervorming dan een vloeistof of een gas. Onder hoge belastingen kan de stof wel elastisch dan wel blijvend, niet-elastisch vervormen, of zelfs breken. Bij materiaal dat uit korrels of andersoortige losse delen bestaat kan, bv. bij zijdelingse belasting liquefactie (Het proces waarbij een granulaire vaste stof (bodem) de eigenschappen aanneemt van een vloeistof ten gevolge van een toename in poriëndruk en een afname in spanning. De vaste bodem verliest met andere woorden zijn cohesie en begint te stromen als een vloeistof.) optreden, vooral als het geheel gemengd is met een vloeistof. De korrels hebben dan geen grip meer op elkaar en het geheel gaat zich gedragen als een vloeistof. Drijfzand, sommige lawines en aardverschuivingen maar ook het bijna weerstandloos glijden van een schaatser zijn verschijnselen waarbij liquefactie optreedt.
Sommige vaste stoffen drijven op water, andere zinken. Dit heeft te maken met de dichtheid. Als deze hoger is dan die van water (1000 kg/m3) zal de vaste stof zinken. De zwaarste vaste stoffen zijn metalen zoals uranium, met een dichtheid van 18950 kg/m3. De lichtste vaste stof is door mensen gemaakt en heet aerogel, dit heeft een dichtheid van 1.9 kg/m3, dus 526 keer zo licht als water. Hierbij is de vaste stof echter gemengd met een gas. Dit geldt ook voor kurk maar veel minder voor balsahout dat een dichtheid van 40 tot maximaal 300 kg/m3 kan hebben.
Een andere opvallende eigenschap van vaste stoffen is de elektrische geleiding. Metalen zijn elektrisch geleidend, veel andere stoffen, zoals kunststoffen, hout en steen zijn dat niet of nauwelijks. Ook hebben de verschillende stoffen een andere mate van warmtegeleiding.
2. Consistentie
Onder consistentie wordt in de bodemkunde verstaan de mate van samenhang tussen bodemdeeltjes. Consistentie kan men voelen met de vingers door een klomp bodemmateriaal fijn te drukken. De consistentie kan worden waargenomen in natte, vochtige en droge toestand. In de grondmechanica wordt consistentie uitgedrukt in Atterbergwaarden. De Atterbergwaarden (of consistentiewaarden of plasticiteitsindex PI ) karakteriseren de plasticiteit van de grond, uitgedrukt in het watergetal (w).
Termen die gewoonlijk worden gebruikt voor consistentie in de (veld)bodemkunde zijn:
Grond in natte toestand: Plasticiteit (Plasticity): het kenmerk dat de grond in natte toestand gemakkelijk met enige druk kan worden vervormd, te testen door tussen de vingers een rolletje te draaien.
Kleverigheid (Stickiness): de eigenschap dat bodemmateriaal kleeft aan ander objecten.
Grond in vochtige toestand: Loose: onsamenhangend
Very friable: grond kan gemakkelijk tussen duim en wijsvinger worden samengedrukt.
Friable: grond is gemakkelijk tussen duim en wijsvinger samen te drukken.
Firm: er is enige druk nodig om grond tussen duim en wijsvinger samen te drukken, weerstand is voelbaar.
Very firm: grond kan nauwelijks tussen duim en wijsvinger worden samengedrukt.
Extremely firm: grond kan niet tussen duim en wijsvinger worden samengedrukt, maar alleen in stukken worden gebroken.
Grond in droge toestand: Loose: onsamenhangend
Soft: grond vervalt gemakkelijk tot poeder of kleine korrels bij druk tussen duim en wijsvinger.
Slightly hard: grond kan gemakkelijk tussen duim en wijsvinger worden gebroken.
Hard: grond is vrij resistent tegen druk, kan met moeite tussen duim en wijsvinger worden gebroken.
Very hard: materiaal dat niet tussen duim en wijsvinger, maar wel tussen de handen kan worden verkruimeld.
Extremely hard: hard materiaal dat niet tussen de handen kan worden verkruimeld.
3. Klast
Een klast is in de petrologie (gesteentekunde) en sedimentologie een brokstuk van een gesteente, dat in een sediment of een ander gesteente is geïncorporeerd. Een klast kan een groot brokstuk of een afgeronde kei zijn, maar ook deeltjes klei of silt worden klasten genoemd. In de sedimentologie wordt ook vaak de term korrel gebruikt.
Gesteenten die uit klasten bestaan worden klastische gesteenten genoemd. Veel sedimentaire gesteenten zoals conglomeraat, zandsteen of schalie bestaan uit klasten. Deze klasten zijn gevormd door erosie en verwering van gesteente, en zijn daarna door een rivier of de wind meegenomen om elders te sedimenteren. In een rivier of op een strand zullen klasten door de beweging van het water rond geslepen worden, waarbij ze op korrelgrootte worden gesorteerd.
Ook als een gesteente is opgebroken en weer aan elkaar gecementeerd spreekt men van klasten. Behalve door sedimentaire processen als golfwerking kunnen dit soort klasten ontstaan door het opbreken (verbreccieën) van gesteente bij het ontstaan van breuken of aders, of het intruderen van magma. Klasten ontstaan ook door schuif in gesteenten op grotere diepte, dit noemt men porfyroklasten.
Sedimentaire klasten worden ingedeeld op korrelgrootte en mineralogische samenstelling. Zand, silt en grind bestaat uit kwarts, veldspaat en andere silicaatmineralen. Deze mineralen worden siliclastica genoemd. Klei bestaat uit kleimineralen. Sedimenten als leem en löss bestaan uit mengsels van siliclastica en kleimineralen. Mergel is een mengsel van siliclastica en kalkdeeltjes.
4. Aggregaat
In de mineralogie en kristallografie duidt de term aggregaat (van het Latijnse aggredi: naderen, gaan naar) op een samengroeisel van kristallen van hetzelfde mineraal. De standen van de afzonderlijke kristallen zijn willekeurig, maar de vorm van het aggregaat is afhankelijk van de soort mineraal. Voorbeelden van aggregaten zijn de bergkristalvergroeiingen, en de gipsrozetten uit de Gelderse Achterhoek. In een iets andere context zijn gesteenten aggregaten van mineralen en andere natuurlijk vaste stoffen.
5. Petrologie
Is een onderzoeksgebied binnen de geologie dat zich richt op het bestuderen van de samenstelling van gesteenten en de omstandigheden waaronder deze zijn ontstaan. Er zijn drie subdisciplines binnen de petrologie, overeenkomstig met de drie gesteente-typen: stollingsgesteente, metamorf gesteente en afzettingsgesteente:
Stollingspetrologie richt zich op het ontstaan van rotsen van gekristalliseerd magma
Metamorfe petrologie richt zich op de veranderingen die een rots ondervindt ten gevolge van druk en temperatuur
Afzettingspetrologie richt zich op de processen waarbij het afzettingsgesteente gevormd wordt
Petrologie maakt gebruik van het klassieke vlak van de mineralogie, microscopische petrografie en chemische analyses, voor het beschrijven van de samenstelling en de structuur van gesteenten. Moderne petrologen gebruiken ook de principes van de geochemie en de geofysica door het bestuderen van geochemische trends en cycli en het gebruik van thermodynamische gegevens en experimenten om de oorsprong van gesteenten beter te kunnen begrijpen.
6. Petrografie
Is het vakgebied binnen de geologie dat zich bezighoudt met de gedetailleerde beschrijving van gesteenten. Een gesteente kan petrografisch beschreven worden door de mineralogie, interne structuren, textuur en opbouw in gesteenten. Daarbij horen ook de onderlinge verhoudingen en relatieve ouderdom van de verschillende mineralen, texturen en structuren.
De petrografische beschrijving van een gesteente begint in het veld, waar een onsluiting van gesteente omschreven wordt. Stukken gesteente kunnen meegenomen worden naar een laboratorium waar slijpplaatjes van het gesteente onder een polarisatiemicroscoop bekeken kunnen worden. Door technieken als elektronenstraalmicroanalyse (Techniek in de microanalytische chemie waarbij een nauwkeurig afgestemde elektronenstraal wordt gebruikt om een röntgen-spectrum op te wekken.), röntgenfluorescentiespectrometrie of laserablatie (Bij laserableren wordt er materiaal verwijderd d.m.v. zeer korte pulsen (10 ns tot 1 ms) en hoge piekvermogens (tot circa 10 MW) en is daarmee een microbewerking. De laserenergie is dermate hoog dat het bestraalde materiaal niet alleen wordt opgewarmd, maar ook worden de chemische verbindingen in het materiaal verbroken. Deze interactie wordt ablatie genoemd. Het gevolg hiervan is dat er nauwelijks thermische spanningen in het te bewerken materiaal optreden. Nd:Yag lasers kunnen toegepast worden voor deze bewerkingen.) kan de chemische samenstelling van het gehele gesteente, individuele mineralen of insluitsels gemeten worden.
Chemisch gezien bestaat de aardkorst hoofdzakelijk uit zuurstof = O en silicium = Si. Acht elementen zijn elk voor meer dan 1% aanwezig, te weten:
Zij maken samen 98.5% van de aardkorst uit. Zuurstof neemt 90% van het volume van de aardkorst in, doordat het overgrote deel van de bestanddelen bestaat uit oxiden. In het eerste stadium van de wordingsgeschiedenis van de aarde was er nog geen sprake van gesteenten. Nadat er een min of meer vloeibare massa, het magma was ontstaan vormden zich hieruit door stolling de eerste vaste gesteenten. Deze zijn al direct onderworpen aan beïnvloeding door hun omgeving als temperatuur, druk, chemisch milieu enz. Sindsdien worden er voortdurend gesteenten gevormd, veranderd, afgebroken en opnieuw gevormd. Nabij de aardoppervlakte kunnen gesteenten verweren en uiteenvallen. De verweringsdeeltjes kunnen door transport worden verplaatst en elders worden gesedimenteerd. Plaatselijk kunnen deze sedimenten weer vast gesteente worden. Onder extreme omstandigheden kan gesteente weer smelten en in magma worden opgenomen. De genoemde processen kunnen zich in verschillende omstandigheden in vrijwel iedere combinatie en volgorde voordoen.
Gesteenten worden ingedeeld in: 1. stollingsgesteenten of magmatisch gesteente (ontstaan door stolling van magma). 2. sedimentgesteenten of afzettingsgesteenten (aan of bij de oppervlakte ontstaan door bezinking uit water of lucht of door neerslag uit een chemische oplossing). 3. metamorfe gesteenten (ontstaan door rekristallisatie of metamorfose, meestal op grote diepte). 4. overige gesteenten. vb. buitenaardse gesteenten.
De classificatie van stollingsgesteenten steunt op diverse criteria:
de vormingswijze, die de textuur bepaalt;
commerciële classificatie de mineralogische en/of chemische samenstelling, die de aanwezige kristallen bepaalt;
microscopische classificatie.
Zie ook "Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf". Klik hier.
De magmatische gesteenten vormen het grootste deel van het volume van de aardkorst. De sedimentaire gesteenten vertegenwoordigen op hun beurt het grootste deel van de oppervlakte van de korst.
Sedimentaire gesteenten De sedimentaire gesteenten vormen 75 % van de gesteenten aangetroffen op het aardoppervlak. Ze zijn ontstaan door de afzetting van afbraakmaterialen, residuaire, colloïdale of opgeloste materialen, die door het water werden meegevoerd en afkomstig zijn van de meteorische verwering van reeds aanwezige stollingsgesteenten, metamorfe of sedimentaire gesteenten. Onder invloed van diverse factoren werden aanvankelijk losse sedimentaire afzettingen vaak geconsolideerd door vasthechting van de korrels. Vier processen leiden tot de vorming van sedimentaire gesteenten:
verwering en erosie van de materialen aan de oppervlakte, waardoor losse partikels gevormd worden;
transport van deze deeltjes via waterlopen, wind of ijs, waardoor de partikels meegenomen worden tot in het afzettingsmilieu.
Sedimentatie, waardoor de partikels afgezet worden in een gegeven milieu om er een sediment te vormen;
diagenese, waardoor het sediment omgezet wordt in een afzettingsgesteente.
Terrigeen is een term uit de sedimentologie en oceanografie, die gebruikt wordt voor sediment dat oorspronkelijk afkomstig is van het land (dat wil zeggen uit een terrestrisch afzettingsmilieu). Terrigene sedimenten worden gevormd door de erosie van gesteenten op het land. Door rivieren wordt het erosiemateriaal (in de vorm van zand, silt of klei) naar zee gebracht. Mariene sedimenten kunnen worden verdeeld in terrigene en pelagische sedimenten, waarbij terrigene sedimenten meestal niet voorkomen buiten het continentaal plat en de continentale helling.
Allochemisch: de chemische samenstelling verandert. Isochemisch: de chemische samenstelling blijft behouden, het kristalstelsel verandert wel.
De groep van sedimentaire gesteenten omvat voornamelijk de detritische gesteenten en de fysico-chemische of biogene gesteenten.
Het hoofdkenmerk van sedimentaire gesteenten is dat ze doorgaans afgezet zijn in evenwijdige lagen (gelaagde afzettingen in opeenvolgende bedden of strata) met variabele dikte en samenstelling. Iedere laag is van de aangrenzende gescheiden door een onderbroken oppervlak, ‘laagvlak’ genoemd. Gelaagde gesteenten breken veel gemakkelijker volgens deze vlakken. De gelaagdheid komt tot uiting door verschillen in kleur, samenstelling, korrelgrootte en textuur.
De tint van een sedimentair gesteente kan te wijten zijn aan de kleur van de samenstellende mineralen, alsook aan de aard, concentratie en verspreidingswijze van bepaalde pigmenten die fijn verdeeld en verstrooid zijn in de massa van het gesteente. Buiten glauconiet en chloriet, die het gesteente donkergroen kleuren, bevatten sedimentaire gesteenten doorgaans slechts weinig gekleurde mineralen.
Metamorfe gesteenten Metamorfe gesteenten ontstaan door de transformatie van sedimentaire gesteenten, andere metamorfe gesteenten of stollingsgesteenten, onder invloed van diverse factoren waaronder temperatuur en/of druk. Dit leidt tot een fysicochemische herschikking van de elementen, soms met een grote verandering van hun mineralogische samenstelling (kristallisatie van nieuwe mineralen, nieuwgevormde mineralen genoemd) en van hun uitzicht (bijzondere textuur en structuur) tot gevolg. De wijzigingen zijn verschillend naargelang ze te wijten zijn aan het contact tussen smeltende gesteenten (hoge temperaturen, wisselende drukken), aan de toevoeging van vreemde materialen (ertsvormende stoffen) of aan een plaatselijk wegzinken in de aardkorst (regionale metamorfose).
Bestudeer eerst bovenstaande cursus. IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN. ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD. Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
Gesteente of steen is het vaste, consistente materiaal dat in de ondergrond
onder de bodem ligt.
boven de bodem ligt.
langs de bodem ligt.
Een stof in de vaste aggregatietoestand noemt men een
vaste stof.
gas.
vloeistof.
Al het gesteente dat zich onder het aardoppervlak bevindt zit
in de bodem en de ondergrond.
boven de bodem.
langs de bodem.
De laag van de aardkorst die door planten beworteld is, of waarin zich bodemvormende processen afspelen noemt men de
bodem.
ondergrond.
aardkern.
De mate van samenhang tussen bodemdeeltjes noemt men in de bodemkunde
consistentie.
consignatie.
Een gesteente is opgebouwd uit fragmenten. Men spreekt van
klasten.
consignatie.
Een stof die in gelijkmatige vaste vorm (gedegen) in de vrije natuur voorkomt is een EEN WOORD INTIKKEN.
Met stof in de scheikunde bedoelt men meestal een
zuivere stof.
mengsel.
Het vormen van een stof uit zijn grondstoffen wordt
synthese genoemd.
analyse genoemd.
De staat waarin een stof zich bevindt (vast, vloeibaar, gas, plasma) noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.
De foto die een metaal bv. (ijzer Fe) voorsteld aanduiden!
De foto die plastiek voorsteld aanduiden!
De foto die textiel voorsteld aanduiden!
De foto die keramiek voorsteld aanduiden!
Van ieder scheikundig element de kleinste nog als zodanig herkenbare bouwsteen is
het atoom.
de molucule.
het elektron.
Zie tekening van de structuur van NaCl (keukenzout)!
Als een vaste stof bestaat uit een regelmatig patroon (rooster) van moleculaire, atomaire of ionaire structuureenheden spreekt men van een EEN WOORD INTIKKEN.
Glas is een
amorfe (niet-kristallijne) vaste stof.
kristallijne vaste stof.
De foto van botweefsel aanduiden!
De foto van rode bloedcellen aanduiden!
De foto van lymfocyten aanduiden!
Het Nederlands woord voor: solid state physics is
vastestoffycica.
vloeistoffycica.
De mate waarin een materiaal een tegenkracht uitoefent als het elastisch wordt vervormd noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Het proces waarbij een granulaire vaste stof de eigenschappen aanneemt van een vloeistof ten gevolge van een toename in poriëndruk en een afname in spanning noemt men
liquefactie.
liquetractie.
Zie foto's! Het losse gesteente zand aanduiden.
Zie foto's! Het losse gesteente grind aanduiden.
>
Zie foto's! Het losse gesteente klei aanduiden.
Zie foto's! Het vaste gesteente zandsteen aanduiden.
Zie foto's! Het vaste gesteente graniet aanduiden.
Zie foto's! Het vaste gesteente kwartsiet aanduiden.
De buitenste laag van de vaste Aarde, die voornamelijk bestaat uit gesteenten noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.
De studie van gesteenten, hun ontstaan, hun eigenschappen, veranderingen en verwering noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.
Een gel van korrelig materiaal zoals zand of klei en water vormt EEN WOORD INTIKKEN.
Een grote sneeuwmassa, moddermassa, steenmassa die van een helling omlaag komt noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
Een gebeurtenis waarbij vele duizenden tonnen aan grond plotseling in beweging komen en (meestal) langs een helling naar beneden vallen of glijden is een EEN WOORD INTIKKEN.
De wetenschap die de Aarde, haar geschiedenis en de processen die haar vormen en gevormd hebben, bestudeert is de
geologie of aardkunde.
glaciologie.
hydrologie.
limnologie.
geodesie.
meteorologie.
Volgens gangbare wetenschappelijke inzichten is de Aarde gevormd door accretie van materiaal uit de Zonnenevel. Dit gebeurde ongeveer
4,56 miljard jaar geleden.
3,56 miljard jaar geleden.
6,56 miljard jaar geleden.
2,56 miljard jaar geleden.
De grootheid p met formule: p = m/V, waarin m = massa en V = volume drukt uit hoeveel massa van dat materiaal aanwezig is in een bepaald volume. Deze grootheid noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool U en atoomnummer 92 is EEN WOORD INTIKKEN.
Een vaste stof met een uiterst kleine dichtheid. Het bestaat voor 95 tot 99,98% uit lucht en heeft een vaste, uiterst poreuze, dendritische structuur. EEN WOORD INTIKKEN.
Een houtsoort geleverd door een snel groeiende boom (Ochroma piramidale, synoniem O. lagopus). Deze loofboom kan een hoogte bereiken van 20 meter binnen vijf jaar
balsa.
acacia.
meranti
Het transport van elektrische lading, in het algemeen gedragen door ladingen noemt men
elektrische geleiding.
elektrische geleidbaarheid.
De tak van wetenschap die zich bezighoudt met de samenstelling en vorming van bodems en de wijze waarop deze gebruikt kunnen worden voor allerhande bouw- en landbouw doeleinden.
pedologie.
hydrologie.
geologie.
De wetenschap die zich bezighoudt met de stabiliteit van grondstructuren als deze belast worden is de EEN WOORD INTIKKEN.
Het verschil in watergehalte nodig voor de overgang van een semi-vaste toestand tot een plastische toestand en van plastisch tot de vloeibare toestand noemt men de
plasticiteitsindex.
aandelenindex.
indexcijfer.
De eigenschap dat bodemmateriaal kleeft aan ander objecten noemt men
Stickiness.
Very friable.
Friable.
Firm.
Very firm.
Extremely firm.
Bij onsamenhangende grond in vochtige toestand betekent het begrip FIRM
er is enige druk nodig om grond tussen duim en wijsvinger samen te drukken, weerstand is voelbaar.
grond kan niet tussen duim en wijsvinger worden samengedrukt, maar alleen in stukken worden gebroken.
grond kan gemakkelijk tussen duim en wijsvinger worden gebroken.
Een brokstuk van een gesteente, dat in een sediment of een ander gesteente is geïncorporeerd noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
De tak binnen de geologie die de samenstelling en het ontstaan van sedimenten en sedimentaire gesteenten bestudeert is de
sedimentologie.
geodesie.
ecologie.
Het bezinken en ophopen van sedimenten, waarbij sedimentair gesteente ontstaat noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
In de glaciale geomorfologie (bespreekt landschappen gecreëerd door gletsjers) onderscheidt men 5 accumulatievormen: AL DE JUISTE ANTWOORDEN AANKLIKKEN.
Geef de naam die men in België gebruikt voor het los gesteente "silt". EEN WOORD INTIKKEN.
De eigenschappen van het gesteente: de kleur, de hardheid, hoe makkelijk het gesteente verweert, enzovoorts worden bepaald door
mineraloïden.
water.
luchtdeeltjes.
Gesteente waarin een bepaalde grondstof in voldoende mate aanwezig is noemt men
erts.
mineraal.
In erts kan de grondstof in pure vorm aanwezig zijn (zoals vaak het geval bij edelmetalen). DUID AL DE EDELE METALEN AAN.
Een scheikundig element met symbool Au en atoomnummer 79. EEN WOORD INTIKKEN.
Eigenschappen van zuiver goud zijn. AL DE JUISTE ANTWOORDEN AANKLIKKEN.
De zuiverheid van goud voor sieraden wordt gemeten in EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool Ag en atoomnummer 47. EEN WOORD INTIKKEN.
Het metaal zilver AL DE JUISTE ANTWOORDEN AANKLIKKEN.
Een scheikundig element met symbool Pt en atoomnummer 78. EEN WOORD INTIKKEN.
Eigenschappen van platina zijn AL DE JUISTE ANTWOORDEN AANKLIKKEN.
Gesteente wordt gewonnen door afgraving in zogenaamde EEN WOORD INTIKKEN.
Zie foto!
Een sedimentair gesteente bestaand uit grind (groter dan 64 mm) in een fijnere matrix noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
Het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt noemt men. Op Aarde gebeurt dat vooral door de werking van wind, stromend water, ijs, maar ook als gevolg van vulkanisme en inslagen.
erosie.
verwering.
Het natuurlijke proces waarbij gesteente verandert als gevolg van invloeden van weer en klimaat, zogeheten exogene krachten noemt men
erosie.
verwering.
Sommige gesteenten bestaan uitsluitend uit mineralen, waarvan de kristallen tegen elkaar aan gegroeid zijn, het zijn
kristallijne stoffen.
klastische gesteenten.
De uiterlijke eigenschappen op kleine schaal die overal in het gesteente aanwezig zijn noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.
De fijnkorrelige of fijnkristallijne grondmassa van een gesteente die de ruimte tussen de korrels of kristallen opvult noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.
Sommige gesteenten hebben mineralen of klasten die overwegend in een bepaalde richting liggen. Of en hoe sterk dit het geval is wordt in het Engels fabric genoemd. Hoe luidt de Nederlandse benaming?
Maaksel.
Ontwerp.
Aanmaak.
De vorming van grotten is een bekend proces van verwering, vooral bij
kalksteen.
zandsteen.
kleischalie.
Als mineralen in een gesteente worden afgebroken door chemische reacties spreekt men van
Het verbrokkelde materiaal dat ontstaat door verwering noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Op grote diepte in de Aarde kan gesteente smelten. Gesmolten gesteente noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Duid het sedimentair gesteente aan dat ontstaat door de opeenhoping van stoffelijke overblijfselen van in zee levende organismen.
Duid het gesteente aan dat men in het Engels "slate" en in het Duits "Schiefer" noemt. Het is een gesteente dat veel als dakbedekking wordt gebruikt. Het ontstaat uit klei die onder druk in de loop van vele miljoenen jaren wordt gevormd.
Duid het gesteente aan. Het is een sedimentair gesteente bestaande uit klei-mineralen. Men noemt het ook kleisteen.
Hoe noemt men het proces waardoor de poriën in een sediment dichtgegroeid raken door de neerslag van bepaalde mineralen? EEN WOORD INTIKKEN.
Gesteente dat onder invloed van temperatuur, druk of hydrothermale vloeistoffen is gerekristalliseerd noemt men
metamorf gesteente.
stollingsgesteente.
sedimentair gesteente.
Gesteente dat is ontstaan door stolling van magma (onder het aardoppervlak) of lava (aan het aardoppervlak) noemt men
Een stollingsgesteente dat aan het aardoppervlak is gevormd noemt men
extrusief gesteente of uitvloeiingsgesteente.
Dieptegesteente of plutonisch, magmatisch, intrusief of abyssisch gesteente.
Stollingsgesteente dat diep onder het aardoppervlak is gestold noemt men
extrusief gesteente of uitvloeiingsgesteente.
Dieptegesteente of plutonisch, magmatisch, intrusief of abyssisch gesteente.
Het type metamorfose dat plaatsvindt in gebergtegordels die ontstaan door compressie op plekken waar twee tektonische platen naar elkaar toe bewegen noemt men
regionale metamorfose.
foliatie
gegradeerde gelaagdheid
Het Engelse woord "bedding" is in de geologie een planaire structuur in een gesteente, ontstaan door sedimentatie van lagen sediment over elkaar. Geef de Nederlandse benaming voor bedding.
Gelaagdheid of sedimentaire gelaagdheid.
Foliatie
Gegradeerde gelaagdheid
Zand wordt meestal gevormd door de mechanische en chemische afbraak van gesteente, net als silt en grind. In dat geval spreekt men van
detritisch zand.
biogeen zand.
Zand van een organische samenstelling dat vooral komt uit de zee. Het kan zowel van dierlijke als van plantaardige afkomst zijn, en is door de aanwezige kalk vaak licht van kleur noemt men
biogeen zand.
detritisch zand.
Een stof die overblijft na een chemische reactie of mechanische verwerking noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
De naam van een klein deeltje dat groter is dan een molecuul en een diameter heeft tussen de 1 en de 1000 nm. De naam is afgeleid van het het Griekse kolla (lijm). EEN WOORD INTIKKEN.
Een homogeen mengsel van twee of meerdere moleculair verdeelde stoffen is een EEN WOORD INTIKKEN.
Een term uit de sedimentologie en oceanografie, die gebruikt wordt voor sediment dat oorspronkelijk afkomstig is van het land is
terrigeen.
terrageen.
terragreen.
De zone waar de zeebodem overgaat van het continentaal plat naar de diepere oceaan is
de continentale helling.
het continentaal plat.
de continentale verheffing.
Het gedeelte van een continent dat onder water staat is
de continentale helling.
het continentaal plat.
de continentale verheffing.
de continentale marge.
Een zone in de overgang tussen een continent en een oceaan noemt men
de continentale helling.
het continentaal plat.
de continentale verheffing.
de continentale marge.
In de geografie de overgang tussen een continent, bestaande uit dikke continentale korst en een oceaan, bestaande uit dunne oceanische korst
de continentale helling.
het continentaal plat.
de continentale verheffing.
de continentale marge.
Allochemisch: wil zeggen
de chemische samenstelling verandert.
de chemische samenstelling blijft behouden, het kristalstelsel verandert wel.
Stollingsgesteente dat diep onder het aardoppervlak is gestold noemt men AL DE JUISTE NAMEN AANKLIKKEN.
De aardwetenschap die de hydrosfeer bestudeert zoals de meteorologie de atmosfeer. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan zeestromen en de wisselwerking tussen de oceanen en het klimaat. EEN WOORD INTIKKEN.
Een verbinding tussen een ander element en zuurstof waarin zuurstof als oxidator optreedt en de oxidatietoestand -2 aanneemt (O2-) noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
Een chemisch element met symbool O (Uit het Latijn: oxygenium) en atoomnummer 8. EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool K en atoomnummer 19. EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool Ca en atoomnummer 20. EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool Al en atoomnummer 13. EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool Si en atoomnummer 14. EEN WOORD INTIKKEN.
Een chemisch element met symbool Na en atoomnummer 11. EEN WOORD INTIKKEN.
Een scheikundig element met symbool Mg en atoomnummer 12. EEN WOORD INTIKKEN.
De studie van de natuurkundige verschijnselen die zich voordoen in de Aarde noemt men de EEN WOORD INTIKKEN.