GESTEENTEN (beginnende met de letter A) |
********** Klik hier. Een fijnkorrelig gesteente (samengesteld uit ijzerhoudend spinel, korund, magnetiet, hematiet en kwarts) dat onder meer in poedervorm gebruikt wordt voor de vervaardiging van schuurpapier, schuurlinnen, instrooimateriaal afwerkvloeren, polijst- en slijpschijven. Ook wordt het gebruikt voor het maken van kunststenen, die als molenstenen gebruikt worden. Het mineraal was reeds in de Griekse oudheid bekend. De dichter Pindarus noemde het wetsteen, en het was bekend dat koper erop kapotging. Het werd (en wordt nog steeds) ontgonnen op de Griekse eilanden Naxos en Samos |
||
********** Klik hier. Een metamorf gesteente dat voor het grootste gedeelte uit amfibolen bestaat (meestal hornblende of actinoliet). De naam geldt voor alle metamorfe gesteenten die merendeels uit amfibool bestaan, maar niet voor stollingsgesteenten met dezelfde samenstelling. Naast amfibool bevatten amfibolieten plagioklaas en soms granaat of kleine hoeveelheden kwarts. Het zijn meestal zeer donkere gesteenten met een grote dichtheid met een licht schisteuze textuur. Bij grove korrelgroottes geven de lichte vlekjes plagioklaas tussen de donkere amfibolen het gesteente een gespikkeld uiterlijk. |
||
********** Klik hier. Een grijs tot zwart intermediair (tussen felsisch en mafisch) stollingsgesteente, dat tussen de 52 en 63 procent silica (SiO2) bevat. Bevat mineralen als kwarts, plagioklaas, kaliveldspaat en clino- en/of orthopyroxeen. Ook bevat het mica's als biotiet en muscoviet. is een uitvloeiingsgesteente; het wordt voornamelijk gevormd aan het aardoppervlak. Hierdoor is de kristalgrootte van de mineralen klein. |
||
********** Een intermediair (noch uitgesproken felsisch, noch mafisch) dieptegesteente dat bestaat uit meer dan 90% plagioklaas. Naast plagioklaas bevat het stollingsgesteente weinig andere mineralen, maar voornamelijk kwarts en kaliveldspaat. Veldspaatvervangers zijn afwezig. Volgens het QAPF-diagram bevindt dit gesteente zich tussen tonaliet (rijker aan kwarts) en foidoliet (bevat veel veldspaatvervangers). |
||
********** Een stollingsgesteente dat vrijwel geheel bestaat uit de mineralen kwarts en kaliveldspaat. Dit gesteente is doorgaans zeer fijnkristallijn, wit, grijs of vleeskleurig en de gesteentevormende. Mineralen zijn slechts zichtbaar met behulp van een loep. |
||
********** Een fijnkorrelig afzettingsgesteente, hoofdzakelijk bestaande uit sterk samengedrukte klei- en leemdeeltjes. Gesteente ontstaat uit pelagisch sediment, dat zich vormt op de bodem van oceanen, en later verandert in versteende modder. |
||
********** Blauwe hardsteen, hardsteen, blauwsteen, kolenkalksteen of petit granit is een kalksteen met een meer of minder uitgesproken blauwgrijze kleur. De steensoort wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zeer veel resten van zeelelies (crinoïden), diertjes met een kalkskelet die veelal op de zeebodem leven. Bij het afsterven bleef hun kalkskelet op de bodem achter en samen met de calcietafzetting die het geheel aan elkaar smeedde, vormde zich in de loop van miljoenen jaren de blauwe hardsteenlaag. De steen is dus een aaneenkitting van crinoïden in een cement van microkristallijn calciet. De kleur wordt bepaald door de hoeveelheid zeer fijn verspreide plantaardige resten (koolstof). |
||
********** Een type zandsteen, een geconsolideerd afzettingsgesteente met een korrelgrootte tussen 0,063 en 0,200 mm. Bestaat uit klasten waarvan tenminste 25% veldspaat is. Ontstaat meestal door het verweren van stollingsgesteente of metamorfe rotsen, gewoonlijk graniet, die primair bestaan uit kwarts en veldspaat. |