Het Trias is de eerste periode van het
Mesozoïcum. Het Trias duurde meer dan 40 miljoen jaar, van 248 tot 206 miljoen jaar geleden. In het begin kroop
Pangea langzaam naar het noorden en lag het ter hoogte van de evenaar. In grote delen van deze reusachtige landmassa werd het klimaat steeds warmer en droger doordat de afstand tot de zeekusten zo groot was. Het
droge klimaat kon zich uitbreiden waardoor de typische red bed-
zandstenen en
evaporieten werden afgezet. In het Vroeg-Trias kwam de temperatuur aan de polen niet onder de 10 tot 15 °C en was rond de evenaar iets hoger. In geen van beide poolstreken (Pangea bedekte beide polen) kwamen gletsjers voor. De poolstreken lijken een nat en gematigd klimaat te hebben gehad. Wel moet er een sterke, de evenaar overstekende
moesson zijn geweest. Aan de randen van de continenten werden bergketens nog steeds hoger. Aan het eind van deze periode begon Pangea uiteen te vallen en werd het klimaat weer koeler en natter. In het Vroeg-Trias herstelde het
zuurstofgehalte in de lucht zich, maar later nam het zuurstofgehalte weer af. Ook de zeespiegel fluctueerde en bereikte in het Vroeg-Trias een nieuw laagterecord. Daarna trad een lichte stijging op die aan het eind van de periode weer grotendeels ongedaan werd gemaakt. Het
eustatisch zeeniveau was, hoewel iets hoger dan tijdens het Perm, in het Trias nog relatief laag. Het grootste gedeelte van de continenten lag, net als tegenwoordig, boven water.
In Duitsland worden de namen
Buntsandstein,
Muschelkalk en
Keuper nog steeds gebruikt voor
lithostratigrafische groepen,
(Een groep is in de lithostratigrafie een verzameling geologische formaties, die in een vaste opeenvolging wordt aangetroffen. Groepen worden onderverdeeld in subgroepen; soms worden meerdere groepen samen een supergroep genoemd). Samen vormen deze groepen de
Germaanse Trias Supergroep, die in heel Europa ten noorden van de Alpen en ten zuiden van Scandinavië voorkomt. Deze gesteenten werden afgezet in het Germaans Bekken, een grote
extensiestructuur in het noordoostelijk deel van Pangea. Ze vormden in een continentaal
(Continentaal is een term uit de geologie, meer bepaald de sedimentologie, om een bepaald afzettingsmilieu te benoemen. Continentale afzettingsmilieus bevinden zich voornamelijk op het land. Het tegengestelde van continentaal is marien. Continentale afzetting zijn meestal het gevolg van erosie of ontstaan door droge rivierbeddingen.) afzettingsmilieu, waar de zee af en toe doordrong (de Muschelkalk is marien van aard).
Het opbreken van Pangea zorgde voor de vorming van
slenken en
bekkens. Tussen Europa en Afrika ontstond een
rift, die in feite het verlengde vormde van de groter groeiende
Neo-Tethysoceaan in het oosten. Voorbeelden van extensionele bekkens die in het Trias actief werden zijn de Malmédy Formatie
(De Malmédy Formatie, onderverdeeld in drie delen en in hoofdzaak bestaat uit roodachtig continentale conglomeraat deposito's, wordt blootgelegd in een 2,5 km tot 0,5 km brede en ongeveer 22 km lange structuur tussen het Massief van Stavelot, in het oostelijke deel van de Ardennen . Het is zeer waarschijnlijk van Perm leeftijd) en de
Roerdalslenk. In deze slenken werden
conglomeraten en zanden afgezet.
Door
subsidentie van de korst had in het late Perm vanuit het zuiden de zee grote delen van Centraal-Europa overspoeld (de Tethysoceaan lag ten zuiden van het huidige Zuid-Duitsland aangezien de Alpen nog niet bestonden). De epicontinentale
(Een epicontinentale zee is een deel van de oceaan en een deel van het continentaal plat. In tegenstelling tot de Middellandse Zee, zijn de kustzeeën beter verbonden met de oceanen. Het zijn ondiepe zeeën waar de wind zorgt voor stroming. La Mancha is een voorbeeld van epicontinental zee.) Zechsteinzee, die in het Laat-Perm nog van het noorden van Nederland tot Denemarken lag, was aan het begin van het Trias verdwenen. Tijdens het
Anisien kwam de zee terug om de ondiep mariene
facies van de Muschelkalk af te zetten. Alleen tektonisch hogere gebieden als het
Londen-Brabantmassief of het
Boheems Massief bleven boven water. Tijdens de Keuper zou het relatieve zeeniveau weer lager liggen en werden (voornamelijk continentale) evaporieten en zanden afgezet. Pas in het
Jura zou de zee weer zijn intrede doen.
Net als het Perm is het Trias in Noordwest-Europa vergeleken met de hogere (Jura en
Krijt) en lagere (
Carboon en
Devoon) systemen relatief dun. Triassische gesteenten
dagzomen weinig in Nederland en België, het is echter wel in de ondergrond te vinden als een in het noorden gemiddeld steeds dikkere laag. Gesteenten uit het Trias komen bijvoorbeeld aan de oppervlakte langs de noordelijke rand van het
Bekken van Parijs ten zuiden van de
Ardennen.
LanddierenEen bekende vindplaats van Triassische fossielen is de
Monte San Giorgio bij het Meer van
Lugano in Zwitserland. De gesteenten hier zijn afgezet in een diepe
anoxische lagune achter
riffen. Deze situatie zorgde ervoor dat er weinig
aaseters waren en de kadavers goed
gefossiliseerd konden worden. Op deze vindplaats worden bijvoorbeeld vissen en zee-reptielen gevonden (waaronder de
pachypleurosauria,
Neusticosaurus en de
archosauromorpha,
Tanystropheus). Landdieren komen er ook voor, zoals
Ticinosuchus of
Macrocnemus. Alle fossielen van de Monte San Giorgio zijn van rond de overgang tussen het
Anisien en het
Ladinien (ongeveer 237
Ma oud).
Reptielen uit het Trias.De veranderingen in de omgeving vormden de aanzet voor belangrijke ontwikkelingen onder de
vertebraten (gewervelden). Terwijl het leven zich langzaam herstelde van de
Permische extinctie werden de
reptielen,
(Zie lijst van uitgestorven reptielen en hedendaagse reptielen) waaronder de eerste
dinosauriërs, de dominante dieren. Andere vroege dinosauriërs waren
Herrerasaurus,
Coelophysis,
Pisanosaurus,
Plateosaurus,
Staurikosaurus en
Procompsognathus. Hoewel sommige soorten tijdens het Trias rond de zes meter lang konden worden, verschenen de echt grotere dinosauriërs pas in het Jura.
De
archosauromorf Euparkeria was het een van de eerste reptielen die op twee achterpoten kon lopen. In het Vroeg-Trias (Olenekien en Anisien) van Gondwana waren de belangrijkste predators de
Cynognathus en de
Erythrosuchus.
Dicynodontia zoals
Kannemeyeriidae (waaronder
Placerias) of
Lystrosaurus en
Cynodontia, waaronder de
Gomphodontia, bleven gedurende het hele Trias belangrijke groepen planteneters. Aan het einde van het Trias waren de
Synapsida echter een onbelangrijke groep geworden ten opzichte van de
Archosauria. Onder de overgebleven Synapsida bevonden zich echter ook de eerste zoogdieren (een voorbeeld is
Megazostrodon). Tijdens het
Carnien (vroegste deel van het Laat-Trias) ontwikkelden deze eerste zoogdieren zich binnen de Cynodontia.
De grote amfibieën en de verwanten van de zoogdieren die het land in het Perm domineerden, namen af alhoewel één groep, de
cynodonten,
(Zie ook de engelse versie Cynodont van Wikipedia) zich verder uitbreidde en evolueerde in kleine spitsmuisachtige dieren.
Cynodonten uit het Trias.Later aan het eind van het Trias, traden de dinosauriërs beroemde afstammelingen van de
archosauriërs, op de voorgrond. De terrestrische
ecosystemen werden complexer en gevarieerder met de opkomst van de eerste
zwevende en vliegende reptielen, de eerste
schildpadden zoals de
Proganochelys en de
Odontochelys en de eerste kikkers, zoals de
Triadobatrachus. Zie ook het artikel over het ontstaan van kikkers, slangen, krokodillen.
Klik hier.
Uitgestorven amfibieën.
Klik hierVoorbeelden van vliegende reptielen uit het Trias.Eudimorphodon,
Raeticodactylus,
Preondactylus',
Anurognathidae,
SharovipteryxOmdat Pangea gedurende het Trias, voor de eerste dinosauriërs verschenen, nog min of meer één geheel was, konden dieren, als de
thecodonten, zich, ongehinderd door zeeën, over de hele wereld verspreiden.
Protoavis, waar slechts twee vondsten van bekend zijn, zou de oudst bekende vogel kunnen zijn, maar de meeste paleontologen plaatsen de eerste vogels veel later, in het Laat-Jura. Een andere belangrijke clade van de
Archosauria waren de
Crurotarsi, die tijdens het Laat-Trias hun grootste diversiteit bereikten. Voorbeelden zijn de
Phytosauria,
Aetosauria,
Rauisuchia (bv.
Postosuchus of
Saurosuchus) en de eerste krokodilachtigen (de
Sphenosuchia; een voorbeeld is
Saltoposuchus). Andere basale Archosauromorpha die gedurende het Trias belangrijk waren, zijn de plantenetende
Rhynchosauria en de insecten- of visetende
Prolacertiformes.
Mariene fauna De ecosystemen in zee werden ook getransformeerd. Er verschenen groepen
beenvissen.
Ammonieten waren de verwoestingen van de Laat-Permische extinctie te boven gekomen en maakten een bloeitijd door. Uit slechts enkele overlevende ontwikkelden zich binnen korte tijd nieuwe geslachten. Zij en hun verre verwanten, de
belemnieten, speelden als vrij zwemmende roofdieren een steeds grotere rol in de zeeën. In het Trias verschenen ook moderne koralen, een zeer veelvormige en succesvolle groep kolonievormende organismen die de grootste bekende levende structuren vormen: de
koraalriffen. Alle levende koralen, verschilden structureel van de Paleozoïsche koralen die leefden voor de Permische massa-extinctie. De moderne koralen lijken te zijn geëvolueerd uit overlevende van deze gebeurtenis. De riffen die in het Trias werden gebouwd waren klein vergeleken met de hedendaagse koraalriffen. Ze werden gebouwd door hooguit 20 verschillenden typen en werden ongeveer 1 meter hoog. Echt grote riffen verschenen pas aan het einde van het Trias.
Bivalvia (Tweekleppigen) en
gastropoden (Slakken of buikpotigen) exploiteerden in het Trias een enorme reeks ecologische
nichen. Sommige leefden vastgehecht aan de zeebodem, andere waren gravers of zwommen vrij rond. Ze koloniseerden ook het zoete water en de slakken in later stadium ook het land. De
brachiopoden (Armpotigen) die een oppervlakkige gelijkenis vertonen, waren toen al op hun retour en verdwenen uiteindelijk volledig. In het water waren zoveel algen-etende soorten uitgestorven, dat in het Vroeg-Trias kortstonding
stromatolieten, kolonies van algen, voorkwamen. In de
benthische zone werden
gastropoden (Slakken of buikpotigen) en
bivalven (Tweekleppigen) aan het begin van het Trias belangrijker. Onder de
ammonieten waren veel soorten uitgestorven tijdens de Perm-Trias-extinctie, maar uit een enkel overlevend geslacht ontstonden vele nieuwe soorten. Een andere groep die profiteerde van de vrijgekomen niches was die van de
zee-egels, die in het Paleozoïcum relatief onbelangrijk was maar zich vanaf het Trias verbreidde.
Hoewel koralen in het Vroeg-Trias moesten herstellen van de massa-extinctie, verscheen ook hier een nieuwe, modernere groep, de
Hexacorrallia. In de loop van het Trias werden de riffen steeds groter en ook soortenrijker, hoewel ze relatief klein waren vergeleken met de riffen uit het Devoon of van tegenwoordig.
Slechts weinig families onder de vissen hadden de massa-extinctie overleefd waardoor er weinig diversiteit onder vissen was in het Trias. In het water levende reptielen van het Trias waren bijvoorbeeld
Nothosauria (zoals de
Pachypleurosauridae en
Nothosauroidea uit het Midden-Trias van de
Tethysoceaan),
Placodontia, de eerste
Plesiosauria,
Thalattosauria (zoals
Askeptosaurus) en de succesvolle
Ichthyosauria, die in het Vroeg-Trias verschenen en waarvan sommige soorten in het Laat-Trias zeer groot werden. Veel van deze reptielen kunnen met recht zeemonsters genoemd worden.
FloraDe plantenwereld onderging grote veranderingen. Bossen van primitieve naaldbomen bedekten de droge heuvels. Savanneachtige open ruimten waren begroeid met
gingko's,
boomvarens en grond
varens in de noordelijke helft van de landmassa en meer naar het zuiden, rond de evenaar en in drogere gebieden, groeiden open bossen van kleine naaldbomen en varenpalmen. Langs de stromen en rivieren groeiden groepen coniferen en
cycadeoïdales. Cycadeoïdales waren planten met onvertakte gezwollen stammen met een kroon van palmachtige bladeren.
Cycadeeën - nu nog in warme gebieden voorkomend - lijken erop. De oude boomvormige
glossopteriden stierven langzaam uit, maar de
paardenstaarten floreerden.Onder de planten had de Perm-Trias-extinctie minder hard toegeslagen, maar tijdens het Perm hadden klimaatsveranderingen ervoor gezorgd dat andere soorten dominant werden. In het Paleozoïcum dominante soorten die hier het slachtoffer van werden waren bijvoorbeeld lycophyta, equitopsida en cordaites, terwijl varens ook in het Trias dominant aanwezig waren. De
zaadvarens (zoals
glossopteridales) kwamen ook nog voor, maar zouden aan het einde van het Trias uitsterven. Behalve varens was de Triassische flora rijk in
naaktzadigen als coniferen, ginkgo's, bennettitales en palmvarens. In
Laurazië (het noordelijk deel van Pangea) groeiden vooral coniferen. De zuidelijke flora van
Gondwana werd in het Vroeg-Trias gedomineerd door
Glossopteris (een zaadvaren).
Trias-Jura-extinctieHet Trias eindigde, net als het begonnen was, met een grote massa-extinctie, hoewel deze een stuk minder desastreus was dan de Perm-Trias-extinctie. De Trias-Jura-extinctie sloeg vooral toe in de zeeën: de
conodonta en veel zeereptielen verdwenen, hoewel de
ichthyosauriërs en
plesiosauriërs de gebeurtenis overleefden. Veel soorten ongewervelden als brachiopoden, gastropoden en mollusken stierven uit. Ongeveer 22% van alle mariene families en de helft van alle geslachten verdween.
Hoewel de Trias-Jura-extinctie op het land minder hard toesloeg, verdwenen onder de grotere reptielen een aantal belangrijke klasses
Crurotarsi, een aantal grotere l
abyrinthodontia amfibieën, groepen kleinere reptielen en een groot aantal
synapsiden (hoewel de zoogdieren overleefden). Sommige van de eerste vroege dinosauriërs stierven ook uit, maar andere soorten overleefden om zich in het Jura verder te ontwikkelen. Onder de planten overleefden onder andere veel soorten coniferen en
cycadeioden.
Het is niet zeker wat de oorzaak is geweest van de Trias-Jura-extinctie. Duidelijk is dat rond 208-213 miljoen jaar geleden grootschalig vulkanisme voorkwam, geassocieerd met het opbreken van Pangea. Anders mogelijke oorzaken zijn wereldwijde klimaatsverandering (naar een kouder klimaat) of zelfs een meteorietinslag. De inslag wordt in verband gebracht met een krater bij het
Manicouagan Reservoir in Quebec (Canada). Datering van in de krater gevormde
zirkonen (door middel van de
uranium-loodmethode) wijst echter uit dat deze inslag rond 214
Ma plaatsvond, meer dan 10 miljoen jaar voor de Trias-Jura-overgang. Daarom lijkt de inslag niet de directe aanleiding voor de massa-extinctie te zijn.
De dinosaurussen die in het Trias leefden waren onder andereDinosaurussen uit Afrika en EuropaDinosaurussen uit Noord-AmerikaDinosaurussen uit Zuid-Amerika
Zie ook dinosaurussen.weebly.com.
Klik hier.