Enkele uitgestorven dieren (dino's niet inbegrepen) geleefd in de periode Krijt

De in het blauw onderlijnde woorden zijn koppelingen (hyperlinks) naar andere websites!




EraPeriodeTijd geleden

Ma
CenozoïcumPaleogeenjonger
MesozoïcumKrijt66,0 – 145,0
Jura145,0 – 201,3
Trias201,3 – 252,2
PaleozoïcumPermouder





SysteemSerieEtageOuderdom

(Ma)
PaleogeenPaleoceenDanienjonger
KrijtBovenMaastrichtien66,0–72,1
Campanien72,1–83,6
Santonien83,6–86,3
Coniacien86,3–89,8
Turonien89,8–93,9
Cenomanien93,9–100,5
OnderAlbien100,5–113,0
Aptien113,0125,0
Barremien125,0129,4
Hauterivien129,4132,9
Valanginien132,9139,8
Berriasien139,8145,0
JuraMalmTithonienouder
Indeling van het Krijt volgens de ICS.

Cursieve ouderdommen hebben een grote

onzekerheid.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, ALS HET WOORD BESTAAT,TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
   8      buikpotige      Gastropoda      Noord-Amerika      plankton      vinnen      vleesetend      vleeseter      wieren      zooïde   
Bostrychoceras is een uitgestorven geslacht van mollusken (weekdieren), dat leefde tijdens het Laat-Krijt. De schaal van dit ammoniet (Ammonoidea) was vergelijkbaar met die van een spiraal, de spoelen hadden een schroeflijnvormige omwikkeling aangenomen, in tegenstelling tot die van de meeste andere ammonieten. Het uiterlijk van de schaal leek op die van een gastropode maar de hechtingslijn is kenmerkend voor ammonieten en dus is het mogelijk om de fossielen van bostricocerato te onderscheiden van die van de hedendaagse buikpotigen (Slakken ()). De schikking van de kamer was U-vormig, met de opening naar voren gericht, zodat de tentakels niet uitstaken in de richting van de zeebodem. De gemiddelde hoogte van een volwassen schelp was 15 centimeter. Paleontologen geloven dat de bostricocerato meedreef met het om zich daarmee te voeden. De verspreiding van deze bijzondere dieren was over alle oceanen. Deze ammoniet had een ruimtelijk gespiraliseerde schelp, die dicht bezet was met fijne, dicht opeenstaande ribben. Ter hoogte van de voorwaarts gekromde, U-vormige woonkamer kwamen er nog knobbels bij. De eenvoudige mondopening was voorwaarts gericht, zodat het dier de tentakels kon uitstrekken zonder de zeebodem te hoeven raken. De opeenvolgende ruimtelijke windingen maakten geen contact met elkaar, omdat ze in een losse spiraal lagen. Dit geslacht bewoonde de open oceanen van het Laat-Krijt. Het leefde vrij zwevend, jagend op kleine prooien, die werden gegrepen met de vangarmen.
Rijk: Animalia (Dierenrijk), Onderrijk: Metazoa, Stam: Mollusca (Weekdieren), Klasse: Cephalopoda (Koppotigen), Onderklasse: Ammonoidea (Ammonietachtigen), Orde: Ammonitida (Ammonieten), Onderorde: Ancyloceratina, Familie: Nostoceratidae

Brachauchenius is een geslacht van uitgestorven zeereptielen van de orde Plesiosauria. Het was een pliosauriër, wat inhoudt dat het een was die misschien zelfs langnekkinge verwanten heeft aangevallen. Brachauchenius leefde in de zeeën rondom het Amerikaanse continent van het midden van het Vroeg-Krijt tot het begin van het Laat-Krijt (~ 130 - 93,5 miljoen jaar geleden). Het was daarmee de laatste echte pliosauriër in Noord-Amerika. Brachauchenius en verwanten werden in het Laat-Krijt vervangen door de op hen lijkende polycotyliden zoals de Polycotylus die nauwer verwant waren aan de langnekkige plesiosauriërs. Rond de tijd dat de laatste Brachauchenius de Aarde bevolkten, begonnen zich in Afrika al vroege Polycotyliden zoals de Thililua en de Manemergus te ontwikkelen. Fossielen van dit zeereptiel zijn gevonden in de Verenigde Staten (Kansas) en Colombia. Brachauchenius was nauw verwant aan Kronosaurus, een andere pliosauriër uit het Krijt. Deze leefde echter rond dezelfde tijd als de vroege Brachauchenius-soorten, maar stierf al uit toen Brachauchenius nog op aarde rondzwom. Brachauchenius was met een gemiddelde lengte van meter iets kleiner dan zijn vroegere verwant. Er zijn echter exemplaren gevonden die tot 10 meter lang werden. De schedel van Brachauchenius was net als die van Kronosaurus enorm groot en robuust gebouwd. Met zijn gestroomlijnde lichaam en zijn vier grote, peddelvormige was Brachauchenius een snelle zeebewoner. Met het voorste paar zwempoten werden op- en neergaande bewegingen gemaakt, waardoor het water naar achter werd geduwd en het dier naar voren ging. De korte staart diende vooral als roer. Van tijd tot tijd moest Brachauchenius naar het wateroppervlak om te ademen. In tegenstelling tot de meeste mariene reptielen, die hun neusgaten moeten sluiten onderwater, had Brachauchenius een neus die zo ontwikkeld was dat dit dier in staat was onderwater te ruiken en tegelijkertijd zijn adem in te houden. Naast dit reukvermogen had deze pliosauriër ook een goed zicht gezien de grote ogen. Brachauchenius had een korte hals en een grote, afgeplatte kop, waarin zich lange tanden en krachtige kaken bevonden. De schedel was tot 1.7 meter lang. De voortanden waren vlijmscherp en bedoeld voor het scheuren van vlees, terwijl de achterste tanden ronder waren en gebruikt werden voor het kraken van de schelpen van ongewervelde zeedieren zoals ammonieten. Brachauchenius voedde zich onder meer met pijlinktvissen, haaien, grote beenvissen, zeeschildpadden, ichthyosauriërs en zelfs zijn verwanten, de plesiosauriërs. Gefossileerde plesiosauriërs en schildpadden zijn bekend als maaginhoud bij gevonden exemplaren van Kronosaurus. Het is onduidelijk of de pliosauriërs levendbarend waren of dat ze, net als de moderne zeeschildpadden, aan land moesten gaan om hun eieren te leggen. Deze laatste mogelijkheid lijkt echter niet heel waarschijnlijk gezien de lengte en het gewicht van Brachauchenius.

Bubodens is een uitgestorven zoogdier uit de familie Taeniolabididae van de Multituberculata. Dit dier leefde tijdens het Laat-Krijt in . Er is één soort bekend, B. magnus. Fossiel materiaal van Bubodens is gevonden in de Fox Hills-formatie in de Amerikaanse staat South Dakota en dateert uit het Midden-Maastrichtien, waarmee de Bubodens de oudst bekende soort uit de Taeniolabididae is. Met het formaat van een marmot was Bubodens de grootste Mesozoïsche multituberculaat en een van de grotere Mesozoïsche zoogdieren in het algemeen.
Rijk: Animalia (Dieren), Stam: Chordata (Chordadieren), Klasse: Mammalia (Zoogdieren), Onderklasse: Allotheria, Orde: Multituberculata, Familie: Taeniolabididae

Campanile is een geslacht van mollusken (weekdieren) dat fossiel bekend is vanaf het Laat-Krijt. De soort Campanile giganteum bewoonde de ondiepe warme kustwateren van Australië. Deze (slakken) heeft een reusachtige, spits toelopende, torenvormige horen met een vlakgesleten spits. De windingen aan de bovenzijde bevatten langs de bovenrand een uit spitse knobbels bestaande spiraalrichel, met daaronder fijnere richels. Op de laatste windingen vermindert de sculptuur tot een enkele rij opvallende, stompe knobbels. De kenmerkende grote, blazige mondopening is alleen aanwezig bij volwassen exemplaren. De columella (de centrale zuilstructuur in de gespiraliseerde schelp) vertoont twee, aan de mondrand minder scherpe plooien, die vooral duidelijk zichtbaar zijn bij een in de lengterichting gehalveerde schelp. De verkalkte buitenzijde vertoont rijen van kleine putjes. De lengte van de schelp bedraagt ongeveer 30 cm, soms wel tot 60 cm. Dit mariene geslacht bewoont uit de kust liggende, ondiepe wateren. Het leeft op zandbodems, waar het graast op (algen).
Rijk: Animalia (Dierenrijk), Onderrijk: Metazoa, Stam: Mollusca (Weekdieren), Klasse: Gastropoda (Slakken), Orde: Sorbeoconcha, Familie: Campanilidae

Ceriocava is een uitgestorven geslacht van mosdiertjes (Bryozoa of Ectoprocta), dat leefde van het Jura tot het Krijt. Deze struikvormige kolonie bevatte cilindrische vertakkingen met een middellijn tot 5,5 cm. De takken waren overdekt met een honingraat van veelhoekige (meestal zeshoekige) zooëcia (huisje van een = Individu van een mosdierkolonie.), die dikwijls waren uitgerust met opercula (sluitklepjes). Soms werden er ook enkele lange en onregelmatig zakvormige zooïden (individuen binnen een mosdierkolonie) gevonden, die bestemd waren voor het uitbroeden van embryo’s.
Rijk: Animalia (Dierenrijk), Stam: Bryozoa (Mosdiertjes), Orde: Cyclostomata, Familie: Cavidae




Het geslacht Cimolestes is een primitief placentadier dat wel wat weghad van hedendaagse opossums. Het is de naamgever van de Cimolesta. De soorten van dit geslacht leefden tijdens het Laat-Krijt en Vroeg-Paleoceen in Noord-Amerika.
Het geslacht Cimolestes omvat verschillende ratachtige zoogdieren, waarvan C. magnus de grootste soort was. C. magnus was een dier van 60 cm lang. Deze soort wordt wel beschouwd als voorouder van de Creodonta en Carnivora (roofdieren). De Cimolestes overleefden als een van de weinige dieren de overgang van het Krijt naar het Paleoceen.
Rijk: Animalia (Dieren), Stam: Chordata (Chordadieren), Klasse: Mammalia (Zoogdieren), Orde: Cimolesta †, Onderorde: Didelphodonta †, Familie: Cimolestidae †