Uitgestorven dieren en planten uit het Jura (deel 1)

De in het blauw onderlijnde woorden zijn koppelingen (hyperlinks) naar andere websites!




EraPeriodeTijd geleden

Ma
CenozoïcumPaleogeenjonger
MesozoïcumKrijt66,0 – 145,0
Jura145,0 – 201,3
Trias201,3 – 252,2
PaleozoïcumPermouder





SysteemSerieEtageOuderdom (Ma)
KrijtVroegBerriasienJonger
JuraBoven

(Malm)
Tithonien145,0–152,1
Kimmeridgien152,1–157,3
Oxfordien157,3–163,5
Midden

(Dogger)
Callovien163,5–166,1
Bathonien166,1–168,3
Bajocien168,3–170,3
Aalenien170,3–174,1
Onder

(Lias)
Toarcien174,1–182,7
Pliensbachien182,7–190,8
Sinemurien190,8–199,3
Hettangien199,3–201,3
TriasBovenRhaetienOuder
Verouderde Europese namen staan tussen haakjes.


De Tethyszee dreef vanuit het oosten een steeds grotere wig in het voormalige supercontinent Pangea. De noordelijke helft ervan, Laurazië, raakte bovendien gekliefd door de zich openende Atlantische Oceaan. Hierdoor ontstonden er tijdens het Laat-Jura kleine gebergtes en laaggelegen bekkens in Noordwest-Europa. Het was een warme periode, waarin ijskappen op de polen ontbraken. De zeespiegel stond wereldwijd vrij hoog, vooral aan het begin van het tijdvak.

Zie ook Geologie van Nederland. Klik hier.

Pangea viel tijdens het Jura grotendeels uiteen. De Tethyszee doorsneed de resten van het supercontinent van oost naar west. De ondiepe randzeeën ervan strekten zich uit tot onze omgeving. De continenten ten noorden van de Tethyszee (Noord-Amerika, Europa en Azië) vormden samen nog een geheel, Laurazië. Ten westen van België en Nederland begon de Atlantische Oceaan zich te vormen.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, ALS HET WOORD BESTAAT,TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
De Jura is een periode[1] in de (en een systeem in de stratigrafie) die duurde van ongeveer 201,3 tot 145,0 miljoen jaar geleden (Ma). De Jura is de tweede en middelste periode van de era Mesozoïcum. Het volgt op het en wordt opgevolgd door het .

[1] Een periode in de geologische geschiedenis is een onderverdeling van een era. De lengte van de periodes kan variëren van 250 Ma tot 23,03 Ma. Een periode is onderverdeeld in subperiodes[2]

[2] Een subperiode in de geologische geschiedenis is een onderverdeling van een periode. De lengte van de subperiodes kan variëren van 45,9 Ma voor het Vroeg-Krijt tot 2,577 Ma voor het Pleistoceen. Een subperiode is onderverdeeld in epochs[3].

[3] Een tijdvak (Engels: 'epoch') in de geologische geschiedenis is een onderverdeling van een subperiode. De lengte van de tijdvakken kan variëren van 13,0 Ma voor het Aptien tot 20.000 jaar 20 (ka) voor bijvoorbeeld het Holsteinien. Een tijdvak is onderverdeeld in tijdsnedes.

Paleogeografie
De geschiedenis van de Jura wordt beheerst door twee met elkaar in verband staande gebeurtenissen:
  1. het beginnende uiteenvallen van de twee supercontinenten Laurasia en in de tegenwoordige continentale blokken;
  2. een belangrijke transgressie die haar hoogtepunt bereikte tegen het einde van de Midden-Jura.

Het uiteenvallen begon tussen Noord-Amerika en Afrika. In West-Europa bleven de oude massieven gedeeltelijk boven de transgressieve zee uitsteken: Scandinavië, Schotland, Londen-Brabantmassief met de Rijngebergten, Boheems massief, Armorikaans en Centraal massief in Frankrijk. Tussen deze fragmenten ontstonden nieuwe sedimentaire (Bekken van Parijs), in andere (Germaanse bekken) maakte de continentale faciës plaats voor een . Tussen de oude massieven door stonden deze bekkens onderling in verbinding, terwijl er ook een verbinding met een ‘arctische’ oceaan in het noorden en met de Tethysoceaan in het zuiden bestond. De faciës van de afzettingen in deze platzeebekkens wordt gekenmerkt door open mariene omstandigheden, met een rijke waarin mediterrane en boreale invloeden (Borale zone = Overgang tussen de gematigde zone en de polaire zone. Enkele maanden per jaar boven 10 graden. Strenge winters. Niet veel neerslag. Podzolbodems) gemengd zijn. Ondanks verschillen op kleine schaal vertoont het sedimentatiebeeld een zekere uniformiteit. In de Onder-Jura wordt het beheerst door donkere kleistenen, afwisselend met donkere kalken, in de Midden-Jura door meer zandige afzettingen, soms met grote concreties ( ‘doggers’) en uitgestrekte delta-afzettingen (bijv. Yorkshire), in de Boven-Jura door lichtgekleurde kalken. Een regressie in de Boven-Jura leidde op sommige plaatsen tot continentale afzettingen, die overgaan in de continentale Wealden-faciës (Onder-Krijt). Deze regressie veroorzaakte een scheiding tussen de mediterrane en de boreale faunaprovincies. Verder naar het zuiden in Europa kunnen het tegenwoordige Juragebergte, voortgezet in de Schwäbische Alb en de Fränkische Alb, en de Helvetische zone van de Alpen worden beschouwd als een noordelijke platzee langs de Tethysoceaan. In de Jura breidde de Tethysoceaan zich westwaarts uit, zodat in de West-Alpen de Germaanse van de Trias bedekt wordt door mariene Jura van alpien karakter. Meer naar binnen in de Alpenboog vertegenwoordigt de eentonige, 2000–3000 m dikke ‘Bündnerschiefer’ een afzetting in een diepere zee. Ingeschakelde radiolarieten en basische tot ultrabasische gesteenten (ofiolieten) wijzen op een zee van oceanisch karakter. In de loop van de Jura breidde de zee zich ook over een groot deel van de Russische tafel uit. In het westen van Noord-Amerika drong een zee uit het arctische gebied naar het zuiden tot in Californië door. In Azië bleven belangrijke continentale sedimentatiebekkens bestaan, in China met uitgestrekte koollagen (Sjansi en Sjensi). Ook in Gondwana komen dergelijke bekkens voor.

Atmosfeer en Klimaat
Het in de atmosfeer was iets hoger dan tegenwoordig: ongeveer 21%/. Ongeveer 10% van de atmosfeer bestond uit (tegenwoordig is dit 4%). De koolstofdioxide hield de zonnewarmte vast, waardoor er sprake was van een broeikaseffect. Het klimaat was nog steeds warm, zelfs in de buurt van de polen. De tropische zone was erg breed. In vergelijking met het Trias was het vrij vochtig.