Leven we nu in een massa-extinctie? Klik hier. klimaatverandering: natuurlijke en menselijke oorzaken. Klik hier en Klik hier.
Pleistoceen (van 2.580.000 tot 11.700 jaar geleden.)
De wereld van het Vroeg-Pleistoceen (2.580.000 - 781.000 jaar geleden)
Rond 2,6 miljoen jaar geleden, al voor het begin van het Pleistoceen, barstten de ijstijden los. Drie keer kort achter elkaar koelde het enorm af. IJsbergen dreven tot in de Noordzee. Tussendoor en erna was het vrij warm en in sommige tussenijstijden (interglacialen) was er zelfs een warm klimaat. In dergelijke perioden konden warmteminnende planten en dieren hier gedijen. Vanuit Afrika kwam een invasie op gang van diersoorten van de savanne, zoals olifanten, neushoorns, nijlpaarden, leeuwen en hyena's. Ook de oermens verspreidde zich in die tijd vanuit bakermat Afrika naar Europa.
De kortstondige warme periodes van het Vroeg-Pleistoceen waren echter de uitzondering in een steeds kouder wordend tijdperk. Tijdens de opeenvolgende ijstijden (glacialen) vormden zich op de Noordpool ijskappen. Door terugkaatsing van zonnestralen versterkten deze de afkoeling. De sneeuwval nam toe, waardoor de ijskappen verder aangroeiden en langzamerhand hun effect op het klimaatsysteem over het hele noordelijk halfrond kregen. De ijskappen onderbraken ook de normale waterkringloop: de sneeuw bleef natuurlijk liggen en onttrok zo water aan de oceanen, waardoor de zeespiegel wereldwijd tot wel honderd meter daalde. Grote stukken land vielen droog en zo ontstonden nieuwe leefgebieden.
Aan de kou aangepaste organismen maakten hier gebruik van. Wie niet tegen de kou kon, trok zich terug in zuidelijker gelegen delen of stierf uit. Toch bestond het Pleistoceen, niet uit een aaneengesloten koude periode. Tijdens de (warmere) interglacialen smolt het ijs van de poolkappen weer, rees de zeespiegel en kwamen warmteminnende dieren en planten terug.
Klimaat
Het klimaat in het Vroeg-Pleistoceen bestond uit een opeenvolging van ijstijden en tussenijstijden. Een complete cyclus van een ijstijd en een tussenijstijd duurde ongeveer veertigduizend jaar. Zo'n cyclus werd veroorzaakt door periodieke veranderingen in de omloopbaan van de aarde. Als de aarde een langere elliptische baan beschreef en verder van de zon af kwam te staan, ontving de aarde minder zonnestraling en begon een ijstijd. Een nog iets schuinere stand van de aardas versterkte dit effect. Gebeurde het omgekeerde dan werd het weer warmer en ving een tussenijstijd aan. Er waren grote klimaatverschillen tussen verschillende ijstijden en tussen ijstijden onderling, maar de gemiddelde temperatuur in de warmste maand was relatief constant (rond 19 °C).
Leven
Het zeeleven ontwikkelde zich in het Vroeg-Pleistoceen in twee episodes. Tijdens het Praetiglien (2,58-2,40 miljoen jaar geleden) waren de ijstijden koeler dan in het eropvolgende Tiglien (2,40 - 1,80 miljoen jaar geleden). Tijdens de ijstijden leefde in onze streken een vrij soortenrijke Arctische fauna, waarvan de schelpen nog terug te vinden zijn in onze ondergrond en soms aanspoelen op het strand. Tijdens de tussenijstijden leefde er een soortenrijke aan gematigde omstandigheden aangepaste fauna. Naast vondsten van verschillende soorten zeezoogdieren die nog steeds voorkomen o.a. vinvissen (Balaenopteridae), zijn er veel skeletresten gevonden van de walrus. (Alachtherium cretsii Du Bus, 1867; Uitgestorven walrus. Geologische ouderdom van Plioceen en mogelijk Vroeg-Pleistoceen. Veel resten zijn bekend uit de Provincie Zeeland. Ongeveer even groot geweest als de recente walrus (Odobenus rosmarus). De weekdierfauna werd steeds meer gedomineerd door immigranten uit de Pacifische oceaan, zoals nonnetjes en chevronneuten.
Op het land kwamen tijdens tussenijstijden nog warmteminnende bosbewonende diersoorten voor, zoals makaken (apen), verschillende soorten herten en de zuidelijke mammoet. Ook leefden hier nog tapirs en mastodonten. Bijna alle warmteminnende soorten stierven in het loop van het Vroeg-Pleistoceen uit. Naast moderne plantensoorten, zoals eik, iep (Ulmus) en linde (Tilia), kwamen ook nog vleugelnoot en de gomboom voor. Tijdens de Vroeg-Pleistocene ijstijden was belgië en Nederland waarschijnlijk begroeid met taiga- tot toendravegetatie, waarin onder meer berken, grassen, zeggen, mossen en dennen voorkwamen.
Aan het einde van de Vroeg-Pleistoceen veranderde het dierenleven op het land drastisch. Deels kwam dat doordat soorten zich moesten aanpassen aan de veranderende omstandigheden, zoals de zuidelijke mammoet, die evolueerde tot de steppemammoet. Daarnaast deden nieuwe soorten hun intrede, zoals de wisent. Solitaire roofdiersoorten verdwenen ten gunste van roofdieren die in groepen jaagden, zoals leeuwen en gevlekte hyena's. Dit zijn typische jagers van de vlakte. Tijdens de tussenijstijden waren de winters zacht (gemiddelde temperatuur van de koudste maand lag rond het vriespunt). De winters in de ijstijden waren zeer streng, met gemiddelde temperaturen van de koudste maand tussen de -8 en -21 °C. Tijdens de ijstijden was de zeespiegel lager en lag de zee dus 'verder weg'. Hierdoor heerste er in meer gebieden een continentaal klimaat. De verschillen in temperatuur en neerslag tussen de seizoenen waren groter en bovendien viel er gemiddeld minder neerslag. Aan het einde van het Vroeg-Pleistoceen werden de ijstijden kouder, waardoor er vaker permafrost optrad. De ijstijdcycli verschoven van 40.000 naar 100.000 jaar. De ijstijdintervallen werden langer en het klimaat werd daardoor in het algemeen kouder en droger.
De wereld van het Midden-Pleistoceen (781.000 - 126.000 jaar geleden)
Het Midden-Pleistoceen is een ijstijdwereld. Gemiddeld elke honderdduizend jaar trad er een nieuwe ijstijd (glaciaal) op, waarin de ijsbedekking rond de polen en in gebergtes spectaculair toenam. De ijstijden eindigden in een kortdurende warme tussenijstijd (interglaciaal), waarin het klimaat leek op dat van nu. Tijdens ijstijden werd veel zeewater opgeslagen in de ijskappen, waardoor de zeespiegel wereldwijd tientallen meters tot meer dan honderd meter daalden. Vooral de laatste ijstijd van het Midden-Pleistoceen, het Saalien, was zeer koud.
Ondanks de enorme klimaatschommelingen vonden er geen uitzonderlijk grote uitstervingsgolven plaats. Wel verdwenen er veel grote zoogdiersoorten op de grens van het Vroeg- en Midden-Pleistoceen, in een periode dat de ijstijden veel langer gingen duren en vooral ook kouder werden.
Mensachtigen
De eerste mensen en mensachtigen leefden al voor het begin van het Pleistoceen in Afrika. Gedurende halverwege het Pleistoceen kwamen de eerste mensen naar Europa. Bekende vindplaatsen van sporen van mensen zijn de Balkan, Frankrijk en Spanje. Ten tijde van het Pleistoceen heeft de mens van Heidelberg de Aarde bewoond. De neanderthalers leefden tot zo'n 40.000 jaar geleden in Noordwest Europa. De mens van Sternheim zwierf over de Aarde tijdens het Saalien. We weten iets over hem door de gevonden overblijfselen van de voorwerpen die ze maakten en de overblijfselen van hun eigen beenderen. De eerste sporen van de moderne mens in onze streken zijn gedateerd op het eind van het laatste glaciaal. O.a. België en Nederland werden toen bevolkt door de rondzwervende, jagende mensen van de Hamburgcultuur. In Siberië werden in 2003 ruim boven de poolcirkel door Russische archeologen resten gevonden van menselijke jagers (bewerkte stenen, botten van gejaagde dieren en gesneden mammoetivoor) die betrouwbaar op 30.000 jaar oud lijken te kunnen worden gedateerd en die stammen uit een periode in het laatste glaciaal waarin het tijdelijk wat warmer was; mogelijk hebben deze mensen Amerika al gekoloniseerd.
Een aantal mensensoorten waarvan betrekkelijk veel bekend is (van oud naar jong):
De mensen uit de Steentijd hebben mammoeten en mastodonten gekend. Zij maakten uitgebreid jacht op deze dieren en beeldden hen af op grotwanden. In o.a. Altamira en Lascaux zijn schilderingen gevonden die mammoeten en mammoetjagers uitbeelden. Deze voorstellingen zijn van de cro-magnonmens die tot onze eigen soort behoort.
Klimaat
Tijdens de ijstijden was het meestal vrij droog, tijdens de tussenijstijden vochtig. Verschillende tussenijstijden zijn iets warmer geweest dan het tegenwoordig is. Ruim 600 000 jaar geleden vond de eerste zeer koude ijstijd plaats (tijdens het Cromerien), maar het landijs reikte toen nog niet tot aan België en Nederland. Dat gebeurde wel in het Elsterien, zo'n 430.000 jaar geleden, toen de Scandinavische gletsjers tot aan de lijn Den Helder-Assen kwamen.
Tussen 430.000 en 150.000 jaar geleden hadden de Scandinavische gletsjers hun maximale uitbreiding en drongen ze door, tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Het was echter niet doorlopend koud. Tussentijds zijn er verschillende warmere periodes geweest. Zo was er rond 400 000 jaar geleden een warme fase die qua temperatuur en neerslag leek op het huidige klimaat. Het Belvédère interglaciaal (rond 330.000 jaar geleden) was zelfs nog warmer.
Leven
Tijdens de interglacialen van het Midden-Pleistoceen waren onze streken bedekt met gemengd loofbos en naaldbos. Op veel plekken groeide hoogveen. De vegetatie leek op wat we nu in ons land zien. Warmteminnende soorten als de gomboom (Eucommia) verdwenen aan het begin van het Midden-Pleistoceen. In het bos leefden bekende grote planteneters zoals edelhert en damhert naast exotische soorten zoals de bosolifant. In deze periode bewoonde de heidelbergmens (Homo heidelbergensis) ons land. Dit is de voorloper van de neanderthaler (Homo neanderthalensis) en misschien ook van de moderne mens (Homo sapiens). Er zijn werktuigen van de heidelbergmens gevonden en ook botten van dieren met slachtsporen.
Opvallende verschijningen in sommige van de interglacialen waren nijlpaard en waterbuffel, soorten die we niet direct met Europa associëren. De schelpdierfauna uit het zoete water bevatte verschillende soorten met een duidelijk Oost-Europees karakter, zoals de Donauneriet. Ook kwamen korfmossels veel voor.
Tijdens de ijstijden waren onzestreken vermoedelijk begroeid met dennenbossen en een steppeachtige vegetatie, waarin onder meer berken, grassen, zeggen en mossen voorkwamen. De zoogdierfauna verschilt enorm van die van het Vroeg-Pleistoceen: grazers waren gaan domineren. De vlakten werden onder meer bevolkt door de (steppeneushoorn - Narrow-nosed rhino - Stephanorhinus hemitoechus. Uitgestorven. Resten van de steppen bewonende neushoorn moeten geplaatst worden in het Midden-Pleistoceen. Deze soort was een echte grazer.), steppemammoet, voorlopers van de huidige muskusossen en wisenten. In de kuddes waren grazers veilig. Veel roofdieren gingen daarom in groepen jagen. Ze werkten samen om een prooi uit te putten of van de kudde te isoleren. Typische groepjagers als hyena's en leeuwen zwierven over de vlakte en de coyoteachtige honden van het Vroeg-Pleistoceen evolueerden tot wolven.
De wereld van het Laat-Pleistoceen (126.000 - 11.700 jaar geleden)
Het Laat-Pleistoceen omvat een tussenijstijd, het relatief warme Eemien en de laatste ijstijd, het Weichselien, waarin het bitter koud kon zijn. De moderne mens verspreidde zich vanuit Afrika over Eurazië en bereikte Australië, Oceanië en uiteindelijk via de Beringstraat ook Noord- en Zuid-Amerika. Tijdens het Eemien stonden de wereldzeeën enkele meters hoger dan nu. Tijdens de koudste fasen van de laatste ijstijd stond de zee wereldwijd ongeveer honderdtwintig meter lager: een ontzagwekkende hoeveelheid zeewater was vastgelegd in gletsjers. In het Laat-Pleistoceen strekte zich over vrijwel het hele noordelijk halfrond de mammoetsteppe uit.
in Noord- en Zuid-Amerika en de reuzenkangoeroe in Australië. Olifanten en neushoorns, die vanaf het begin van het Pleistoceen onderdeel uitmaakten van de inheemse Belgische en Nederlandse dierenwereld, zijn sinds het eind van het Laat-Pleistoceen alleen nog maar in de tropen te vinden.
Klimaat
Het Eemien volgt op het extreem koude Saalien. In een korte periode veranderde het klimaat in het vroege Eemien van koel naar gematigd warm. De gemiddelde julitemperatuur lag tijdens het optimum rond de 18,5 °C (nu ligt dat rond de 17 °C) en de neerslagpatronen waren vermoedelijk vergelijkbaar met die van tegenwoordig. In de loop van het Eemien en het daaropvolgende Weichselien vond een stapsgewijze afkoeling plaats, die culmineerde in het superkoude Laatste Glaciale Maximum, zo'n 18.000 jaar geleden, toen de gemiddelde julitemperatuur rond de 5 °C lag. Vanwege de kou raakte de bodem geleidelijk aan steeds dieper bevroren. Door bevriezend grondwater ontwikkelde zich een dikke permafrostlaag. Nederland werd in het Weichselien net niet bereikt door gletsjers.
Tijdens het Midden-Weichselien lag Nederland regelmatig aan de rand van of midden in een poolwoestijn. De sedimenten van de Noordzeebodem werden met straffe noordelijke poolwinden over België en Nederland geblazen en afgezet als dekzand en löss. Er waren ook tussenliggende perioden, waarin het iets warmer was en de hier typische ijstijdfauna gedijde met onder andere mammoeten. Tussen 18.000 en 10.000 jaar geleden voltrok zich met horten en stoten de overgang naar de moderne warme tijd, het Holoceen.
Leven
Tijdens het Eemien kwamen warmteminnende soorten in ons land voor. In de Noordzee leefden bijvoorbeeld schelpen en planten die we vandaag de dag in het Kanaal en zuidelijker aantreffen, zoals de dubbeltjesschelp en zeegrassen. In het Eemien heeft de vegetatie er vrijwel hetzelfde uitgezien als tijdens het Holoceen: kwelders en vrij uitgestrekte zeegrasvelden in de kustzone, uitgestrekte laagveengebieden in de aangrenzende laaglanden, hoogveen op de natte delen van de hogere zandgronden en gemengde eikenbossen en beukenbossen op de drogere delen daarvan. In de bossen kwamen ook hazelaars en wilde druiven voor. Ook trokken er (uitgestorven) bosolifanten en damherten rond en in het water dobberden nijlpaarden.
Zeeafzettingen uit het koelere Vroeg- en Midden-Weichselien kennen we onder meer van het Eurogeulgebied, nabij de haven van Rotterdam. Er leefden bijvoorbeeld beloega's en walrussen in de zuidelijke Noordzee. Tijdens het Weichselien veranderde het landschap van een parkachtige omgeving langzaam in een poolwoestijn. Het landschap van het Weichselien is met geen van de recente ecosystemen te vergelijken, al zal de overdaad iets weg hebben gehad van bloeiende alpenweiden. De uitgebreide grasvlakten met dwergberken en tal van kruiden boden voldoende voedsel voor kuddes steppewisenten, rendieren, wolharige mammoeten en andere grote planteneters. De vlakten waren het jachtgebied van wolven, grottenleeuwen en grottenhyena's. Dit ecosysteem wordt wel aangeduid met de naam mammoetsteppe.
Elk van deze periodes had eigen kenmerkende soorten. In de toendra die ontstond aan het eind van het Weichselien leefde bijvoorbeeld zilverkruid (Dryas), dat zijn wetenschappelijke naam geleend heeft aan twee kortstondige koude periodes aan het einde van het Weichselien. Ons deel van de aarde was in die tijd iets meer naar de zon toegedraaid; er waren dan ook gemiddeld meer zonuren op een dag. Tegelijkertijd kwam door erosie van rivieren uit onderliggende afzettingen een grote hoeveelheid voedingsstoffen beschikbaar, waardoor het enorm rijke gras- en kruidentapijt van de mammoetsteppe mogelijk werd gemaakt
Dieren uit het Pleistoceen (al dan niet uitgestorven):
Bestudeer eerst bovenstaande cursus. IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN. ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD. Combineer een element links met een element rechts. Je kan selecteren uit het uitrolmenu. ALLES VERWERKT? KLIK DAN PAS OP DE TOETS CONTROLEER.
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, ALS HET WOORD BESTAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
* In de geochronologie de grootste eenheden voor tijd, waarbij vaak de eenheid Ma gebruikt wordt.
* Het eon uit de geologische geschiedenis van de Aarde, dat onderverdeeld wordt in de era's: Paleozoïcum (541 - 252 Ma), Mesozoïcum (252 - 66 Ma), Cenozoïcum (66 Ma - heden).
* Laatste era uit de geologische geschiedenis tussen 66,0 miljoen jaar geleden en nu.
* Stephanorhinus hundsheimensis is een uitgestorven neushoornsoort die voornamelijk in Azië en Europa leefde. Nederlandse naam?
* Mammuthus trogontherii is een uitgestorven slurfdier uit het geslacht van de mammoeten. Nederlandse naam?
* Bison priscus is een uitgestorven rundersoort. Nederlandse naam.
* Panthera spelaea is een uitgestorven diersoort, verwant aan de leeuw. Nederlandse naam?
* Crocuta spelaea was een middelgroot roofdier dat is uitgestorven aan het eind van het Pleistoceen, tussen 20.000 en 10.000 jaar geleden. Nederlandse naam?
* Een uitgestorven mensensoort die 2,3 tot 1,5 miljoen jaar (Ma) geleden in Oost-Afrika leefde.
* Naam?
* Rechtopgaande mens, is een uitgestorven mensensoort die van 2 miljoen tot 140.000 jaar geleden leefde. Naam?
* Een prehistorische vroege moderne mens uit het Laatpaleolithicum, waarvan een groep fossielen is gevonden in de abri van Cro-Magnon bij Les Eyzies in de Dordogne (Frankrijk), en waarvan ook gebruiks- en siervoorwerpen van steen, bot en ivoor zijn gevonden. Behoorde tot de Homo sapiens.
* Een uitgestorven mensensoort die ongeveer leefde tussen de een miljoen en tweehonderdduizend jaar geleden. De soort werd in 1908 benoemd op basis van een in Duitsland gevonden kaak.
* De periodes tussen twee glacialen in noemt men
* Een mens die zich in leven houdt door middel van de jacht en/of het verzamelen van eetbare dingen zoals bessen en dieren.
* De gemiddelde weerstoestand (temperatuur, windkracht, bedekkingsgraad en neerslag) over een periode van minimaal 30 jaar.
* De aardas loopt door het
* De aardas staat in een hoek van 23,44 graden met de normaal op het baanvlak van de aarde rond de zon,
* Andere naam voor boreaal woud is een bioom dat wordt gekenmerkt door uitgestrekte, koude en vochtige naaldwouden.
* Een gebied zonder hoge plantengroei grenzend aan een poolgebied.
* Gebieden nabij de polen en in het hooggebergte ontdooit de ondergrond nooit.