Belangrijke uitgestorven planten uit het Carboon (deel 2)

Invuloefening over soorten en geslachten bekend uit het Devoon en het Carboon van Noordwest-Europa.
De in het blauw onderlijnde woorden zijn koppelingen (hyperlinks) naar gegevens in Wikipedia!

Zie wikipedia voor meer uitleg: Alethopteris, zaadvarens. Klik hier.
Zie wikipedia voor meer uitleg: Annularia. Klik hier.
Zie homepage van Hans Steur. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, ALS HET WOORD BESTAAT,TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
ALETHOPTERIS - ZAADVARENS

Zaadvaren (Pteridospermales, Pteridospermae, Pteridospermopsida of Pteridospermatophyta) is een vormtaxon van op het eerste gezicht veel op gelijkende, uitgestorven planten. De voortplanting geschiedde door middel van zaadknoppen. De zaadknop bestaat daarbij uit een door één of twee integumenten omgeven megasporangium. De ontwikkeling van de megaspore tot megagametofyt, de bevruchting en de eerste ontwikkeling van de sporofyt tot een zaad vinden plaats in de zaadknop

ANNULARIA

Is een botanische naam in de rang van geslacht, die gebruikt wordt voor gefossiliseerde delen van planten uit het geslacht .

ANNULARIA STELLATA, ARTISIA, ARTISIA GRANULOZA, CALAMITES, CALAMITES SUCKOWI, CALAMOSTACHYS

Calamites (soms wel calamieten genoemd) zijn een geslacht van uitgestorven planten, bekend uit het Carboon. Fossielen van Calamites zijn gevonden in Noord-Amerika, Europa, Siberië en Oost-Azië. In tegenstelling tot de huidige kruidachtige verwanten de paardenstaarten, waren de Calamites middelgrote met een hoogte van 20 tot 30 meter. Deze planten groeiden tijdens het Carboon, met een hoogtepunt in het Westfalien in mangrovegebieden op voornamelijk drooggevallen 'eilandjes'. Ze stierven uit tijdens het . Uit hun plantenresten zijn de tegenwoordige steenkoollagen gevormd

CORDAITES

Cordaïtes is een bomengeslacht uit de familie Cordaïtaceae, dat alleen bekend is. De fossielen komen vnl. in afzettingen uit het Stephanien (Carboon) van het Nederlands - Belgisch - Duits kolengebied voor. Het waren mangrovebomen en vaak worden tussen de wortels van deze bomen Carbonicola - een brakwater - en kreeftachtigen aangetroffen. In tegenstelling tot de situatie bij veel andere fossiele plantensoorten is het bij Cordaïtes niet zeldzaam om te vinden, dit mede omdat ze vrij groot zijn (tot 10mm) - deze zaden worden veelal aangeduid als Cardiocarpus

CIBOTIUM

Cibotium is een botanische naam van een geslacht van varens. De naam is afgeleid uit het Grieks 'kibootion' = "kist of doos". Het geslacht telt circa 11 soorten in de en subtropen van Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika. Het zijn nog levende fossielen. Zie begrip levende fossielen. Bekende soorten uit dit geslacht zijn:Er is geen volledige overeenstemming over de familie waarin dit geslacht ingedeeld moet worden.

CYCADEOIDALES

Cycadeoidales is in de paleobotanie een botanische naam voor een orde van uitgestorven planten. Voor deze groep wordt ook de naam Bennettitales wel gebruikt, of andere informele namen (bijvoorbeeld schijnpalmvarens of in het Engels: de "cycadeoids" of de "bennettitaleans"). Ook is er geen overeenstemming over de rang die aan deze groep moet worden toegekend. Aangezien zij alleen fossiel bekend zijn is er relatief weinig van deze planten bekend. Het waren , die niet hoorden tot de bedektzadigen: de onderlinge relatie tussen de diverse groepen is en blijft enigszins speculatief. Fossielen van de Cycadeoidales zijn gevonden in het Trias, Jura en Krijt. Het is van gevonden fossielen niet altijd duidelijk of zij tot deze groep of tot de palmvarens (Cycadales) horen

CYCLOPTERIS, (EUSPHENOPTERIS, EUSHPENOPTERIS BROGNIARTII, EUSHPENOPTRRIS, NEUROPTEROIDES, EUSPHENOPTERIS STRIATA)

Zaadvarens (Pteridospermales, Pteridospermae, Pteridospermopsida of Pteridospermatophyta) is een vormtaxon van op het eerste gezicht veel op varens gelijkende, uitgestorven planten. De voortplanting geschiedde door middel van zaadknoppen. De zaadknop bestaat daarbij uit een door één of twee integumenten omgeven megasporangium. De ontwikkeling van de mega tot megagametofyt, de bevruchting en de eerste ontwikkeling van de sporofyt tot een zaad vinden plaats in de zaadknop. De oudste fossielen van deze planten zijn bekend uit het Onder Devoon, en in het Carboon kwamen zij weelderig voor. Fossielen zijn bekend van Noordwest Europa (Westfalien en het Stefanien), de groep is uitgestorven in het Perm.

GINKGO

Ginkgoaceae is een botanische naam voor een familie van planten. Deze familie wordt universeel erkend door taxonomen. Het enige lid van deze familie dat tegenwoordig nog voorkomt is de Ginkgo biloba (de Japanse notenboom), die hierom soms wel als levend fossiel wordt gezien. In het verre verleden waren er meer planten die tot de familie te rekenen zijn: het gaat om een heel oude groep. De orde Ginkgoales verscheen voor het eerst in het Paleozoïcum en beleefde het hoogtepunt in het Jura

LEPIDODENDRON

Lepidodendron is een geslacht van uitgestorven wolfsklauw-achtige planten, bekend uit het Carboon. Het geslacht wordt ook wel schubboom genoemd, omdat de 'bladeren' van deze bomen op schubben leken - uit het Grieks: Lepidos = schub, dendros = boom.

MARIOPTERIS

Eén van de meest voorkomende fossielen met varenachtige bladeren is de Mariopteris muricata. Hoewel er nog nooit aangehechte zaden gevonden zijn, wordt algemeen aangenomen dat deze soort een zaadvaren is. Men vindt meestal een deel van het blad, de karakteristieke bladopbouw is : de bladsteel splitst zich tweemaal en aan de laatste vertakkingen zitten de (asymmetrische) deelbladeren. De plant heeft nog een interessante bijzonderheid: hij bezit zg. klimhaken. Bij de veren waaruit een deelblad is samengesteld (blaadjes van de voorlaatste orde) komt het zo nu en dan voor dat de as doorloopt aan het einde, waarbij het uitstekende stuk vaak enigszins naar beneden gebogen is. Men denkt op grond van dit kenmerk dat de Mariopteris muricata een zaadvaren geweest is, een plant met de habitus van een liaan. Andere zijn: Mariopteris muricata, Mariopteris nervosa, Mariopteris sauveurii, Neuropteris, Neuropteris attenuata, Neuropteris dussarti, Neuropteris heterophylla, Pecopteris arborenscens, Neuropteris münsteri, Neuropteris obliquata, Neuropteris pseudogigantea, Neuropteris scheuchzerie, Neuropteris tenuifolia, Palmatopteris, Palmatopteris furcata. Zie lijst plantensoorten uit het Carboon. Klik hier.

PECOPTERIS

Pecopteris is een vormgeslacht van fossiele plantenbladeren, dat verschillende niet-verwante groepen planten (voornamelijk zaadvarens) beslaat. De oudste vondsten van het geslacht Pecopteris komen uit het Devoon, maar de meeste zijn afkomstig uit het daarop volgende Carboon, met name het bovenste deel. Rond de basis van het Perm verdwijnen fossielen van Pecopteris, omdat planten die dit type blad hadden rond het begin van het Perm (het einde van het Paleofyticum) uitstierven. De naam Pecopteris komt van het Griekse pekin (kammen) en pteris (varen). Dit omdat de blaadjes van Pecopteris zoals de van een kam geordend zijn. In 1997 waren er tussen de 250 en 300 (vorm-) soorten in het geslacht onderverdeeld.

SIGILLARIA

Sigillaria is een geslacht van wolfsklauwachtige bomen uit de uitgestorven groep der Lycopodiophyta, die voorkwamen in het tijdperk Carboon, en samen met de geslachten Lepidodendron en Bothrodendron de familie Lepidodendraceae vormde.

Bothrodendron

Is een grote boom, die lijkt op Lepidodendron, maar waarvan de blaadjes veel kleiner zijn. Op de takjes is een zeer fijne rimpeling te zien die dwars op de lengterichting van de tak staat. De bladlittekens zijn zeer klein. Op de stam zitten grote littekens van afgevallen takken. Hoogte foto 7 cm.

Tijdens het Westfalien (Carboon) kwam de groep veelvuldig voor en is sinds het Perm uitgestorven. De 'bomen' bereikten een hoogte van meter met een stamdoorsnede van 1 meter. Ze waren verwant met de huidige Wolfsklauwen, ook al zijn deze vele malen kleiner. De stam liep door tot in de grond net als bij Palmvarens, deze ging over in het rizoom (wortelstok), de fossiele afdrukken van dit rizoom noemt men ook wel stigmaria. Wanneer de microfyllen (structureel 'klein' blad met een enkele nerf) afvallen blijft een bladlitteken achter op een bladkussen. Deze hebben een zeshoekige vorm en staan verticaal boven elkaar, dit in tegenstelling tot de bladlittekens van Lepidodendron, die een andere vorm hebben en spiraalsgewijs staan ingeplant.