Zaadvaren (Pteridospermales, Pteridospermae, Pteridospermopsida of Pteridospermatophyta) is een
vormtaxon van op het eerste gezicht veel op
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] gelijkende, uitgestorven planten. De voortplanting geschiedde door middel van
zaadknoppen . De zaadknop bestaat daarbij uit een door één of twee integumenten omgeven
megasporangium . De ontwikkeling van de mega
spore tot mega
gametofyt , de bevruchting en de eerste ontwikkeling van de
sporofyt tot een zaad vinden plaats in de zaadknop
ANNULARIA Is een botanische naam in de rang van geslacht, die gebruikt wordt voor
gefossiliseerde delen van planten uit het geslacht
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] .
ANNULARIA STELLATA, ARTISIA, ARTISIA GRANULOZA, CALAMITES, CALAMITES SUCKOWI, CALAMOSTACHYS Calamites (soms wel calamieten genoemd) zijn een geslacht van uitgestorven planten, bekend uit het
Carboon . Fossielen van Calamites zijn gevonden in Noord-Amerika, Europa, Siberië en Oost-Azië. In tegenstelling tot de huidige kruidachtige verwanten de
paardenstaarten , waren de Calamites middelgrote
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden met een hoogte van 20 tot 30 meter. Deze planten groeiden tijdens het Carboon, met een hoogtepunt in het
Westfalien in mangrovegebieden op voornamelijk drooggevallen 'eilandjes'. Ze stierven uit tijdens het
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] . Uit hun plantenresten zijn de tegenwoordige steenkoollagen gevormd
CORDAITES Cordaïtes is een
bomengeslacht uit de familie Cordaïtaceae, dat alleen
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] bekend is. De fossielen komen vnl. in afzettingen uit het
Stephanien (Carboon) van het Nederlands - Belgisch - Duits kolengebied voor. Het waren
mangrovebomen en vaak worden tussen de wortels van deze bomen
Carbonicola - een
brakwater 30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] - en
kreeftachtigen aangetroffen. In tegenstelling tot de situatie bij veel andere fossiele
plantensoorten is het bij Cordaïtes niet zeldzaam om
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] te vinden, dit mede omdat ze vrij groot zijn (tot 10mm) - deze zaden worden veelal aangeduid als Cardiocarpus
CIBOTIUM Cibotium is een
botanische naam van een geslacht van varens. De naam is afgeleid uit het Grieks 'kibootion' = "kist of doos". Het geslacht telt circa 11 soorten in de
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] en subtropen van Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika. Het zijn nog levende fossielen. Zie begrip
levende fossielen . Bekende soorten uit dit geslacht zijn:
Er is geen volledige overeenstemming over de familie waarin dit geslacht ingedeeld moet worden.
CYCADEOIDALES Cycadeoidales is in de
paleobotanie een botanische naam voor een orde van uitgestorven planten. Voor deze groep wordt ook de naam Bennettitales wel gebruikt, of andere informele namen (bijvoorbeeld schijnpalmvarens of in het Engels: de "cycadeoids" of de "bennettitaleans"). Ook is er geen overeenstemming over de rang die aan deze groep moet worden toegekend. Aangezien zij alleen fossiel bekend zijn is er relatief weinig van deze planten bekend. Het waren
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] , die niet hoorden tot de
bedektzadigen : de onderlinge relatie tussen de diverse groepen is en blijft enigszins speculatief. Fossielen van de Cycadeoidales zijn gevonden in het
Trias, Jura en Krijt . Het is van gevonden fossielen niet altijd duidelijk of zij tot deze groep of tot de
palmvarens (Cycadales) horen
CYCLOPTERIS, (EUSPHENOPTERIS, EUSHPENOPTERIS BROGNIARTII, EUSHPENOPTRRIS, NEUROPTEROIDES, EUSPHENOPTERIS STRIATA) Zaadvarens (Pteridospermales, Pteridospermae, Pteridospermopsida of Pteridospermatophyta) is een
vormtaxon van op het eerste gezicht veel op varens gelijkende, uitgestorven planten. De voortplanting geschiedde door middel van
zaadknoppen . De zaadknop bestaat daarbij uit een door één of twee
integumenten omgeven mega
sporangium . De ontwikkeling van de mega
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] tot mega
gametofyt , de bevruchting en de eerste ontwikkeling van de
sporofyt tot een zaad vinden plaats in de zaadknop. De oudste fossielen van deze planten zijn bekend uit het Onder Devoon, en in het Carboon kwamen zij weelderig voor. Fossielen zijn bekend van Noordwest Europa (
Westfalien en het
Stefanien ), de groep is uitgestorven in het
Perm .
GINKGO Ginkgoaceae is een botanische naam voor een familie van
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] planten. Deze familie wordt universeel erkend door taxonomen. Het enige lid van deze familie dat tegenwoordig nog voorkomt is de
Ginkgo biloba (de Japanse notenboom) , die hierom soms wel als levend fossiel wordt gezien. In het verre verleden waren er meer planten die tot de familie te rekenen zijn: het gaat om een heel oude groep. De orde Ginkgoales verscheen voor het eerst in het
Paleozoïcum en beleefde het hoogtepunt in het
Jura LEPIDODENDRON Lepidodendron is een geslacht van uitgestorven
wolfsklauw -achtige planten, bekend uit het Carboon. Het geslacht wordt ook wel schubboom genoemd, omdat de 'bladeren' van deze bomen op schubben leken - uit het Grieks: Lepidos = schub, dendros = boom.
MARIOPTERIS Eén van de meest voorkomende fossielen met varenachtige bladeren is de Mariopteris muricata. Hoewel er nog nooit aangehechte zaden gevonden zijn, wordt algemeen aangenomen dat deze soort een zaadvaren is. Men vindt meestal een deel van het blad, de karakteristieke bladopbouw is
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] : de bladsteel splitst zich tweemaal en aan de laatste vertakkingen zitten de (asymmetrische) deelbladeren. De plant heeft nog een interessante bijzonderheid: hij bezit zg. klimhaken. Bij de veren waaruit een deelblad is samengesteld (blaadjes van de voorlaatste orde) komt het zo nu en dan voor dat de as doorloopt aan het einde, waarbij het uitstekende stuk vaak enigszins naar beneden gebogen is. Men denkt op grond van dit kenmerk dat de Mariopteris muricata een
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] zaadvaren geweest is, een plant met de
habitus van een
liaan . Andere zijn: Mariopteris muricata, Mariopteris nervosa, Mariopteris sauveurii, Neuropteris, Neuropteris attenuata, Neuropteris dussarti, Neuropteris heterophylla, Pecopteris arborenscens, Neuropteris münsteri, Neuropteris obliquata, Neuropteris pseudogigantea, Neuropteris scheuchzerie, Neuropteris tenuifolia, Palmatopteris, Palmatopteris furcata. Zie lijst plantensoorten uit het Carboon.
Klik hier .
PECOPTERIS Pecopteris is een vormgeslacht van fossiele
plantenbladeren , dat verschillende niet-verwante groepen planten (voornamelijk zaadvarens) beslaat. De oudste vondsten van het geslacht Pecopteris komen uit het Devoon, maar de meeste zijn afkomstig uit het daarop volgende Carboon, met name het bovenste deel. Rond de basis van het
Perm verdwijnen fossielen van Pecopteris, omdat planten die dit type blad hadden rond het begin van het Perm (het einde van het
Paleofyticum ) uitstierven. De naam Pecopteris komt van het Griekse pekin (
kammen ) en pteris (varen). Dit omdat de blaadjes van Pecopteris zoals de
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] van een kam geordend zijn. In 1997 waren er tussen de 250 en 300 (vorm-) soorten in het geslacht onderverdeeld.
SIGILLARIA Sigillaria is een geslacht van wolfsklauwachtige bomen uit de uitgestorven groep der Lycopodiophyta, die voorkwamen in het tijdperk Carboon, en samen met de geslachten
Lepidodendron en Bothrodendron de familie
Lepidodendraceae vormde.
Bothrodendron Is een grote boom, die lijkt op Lepidodendron, maar waarvan de blaadjes veel kleiner zijn. Op de takjes is een zeer fijne rimpeling te zien die dwars op de lengterichting van de tak staat. De bladlittekens zijn zeer klein. Op de stam zitten grote littekens van afgevallen takken. Hoogte foto 7 cm.
Tijdens het
Westfalien (Carboon) kwam de groep veelvuldig voor en is sinds het Perm uitgestorven. De 'bomen' bereikten een hoogte van
30 bomen Calamites fossiel klimmende mossel naaktzadige Perm spore tanden tropen varens vierdelig zaadplanten zaden [?] meter met een stamdoorsnede van 1 meter. Ze waren verwant met de huidige
Wolfsklauwen , ook al zijn deze vele malen kleiner. De stam liep door tot in de grond net als bij
Palmvarens , deze ging over in het
rizoom (wortelstok) , de fossiele afdrukken van dit rizoom noemt men ook wel
stigmaria . Wanneer de
microfyllen (structureel 'klein' blad met een enkele nerf) afvallen blijft een bladlitteken achter op een bladkussen. Deze hebben een zeshoekige vorm en staan verticaal boven elkaar, dit in tegenstelling tot de bladlittekens van Lepidodendron, die een andere vorm hebben en spiraalsgewijs staan ingeplant.