Hogedrukgebied
Een hogedrukgebied, anticycloon of maximum is een gebied waarin de luchtdruk op zeeniveau hoog is ten opzichte van de omgeving. Dit in tegenstelling tot een lagedrukgebied, waarin juist relatief lage
barometerstanden worden gemeten. Het symbool voor een hogedrukgebied is de letter H. Ze worden op weerkaarten gebruikt om aan te geven waar een hogedrukgebied zich bevindt en worden altijd in de kern van een hogedrukgebied weergegeven waar de luchtdruk het hoogst is. Een vuistregel voor meteorologen is dat stijgende luchtdruk een weersverbetering aankondigt, terwijl dalende druk tot een weersverslechtering leidt. In de praktijk zal dat echter niet altijd het geval zijn. Dit heeft te maken met de dalende lucht in het hogedrukgebied. De wind om een hogedrukgebied draait op het noordelijk halfrond over het aardoppervlak met de wijzers van de klok mee, op het zuidelijk halfrond tegen de wijzers van de klok in, de
anticyclonale circulatie. Dit wordt veroorzaakt door de draaiing van de aarde. Hogedrukgebieden bewegen veel langzamer over het aardoppervlak dan lagedrukgebieden. Soms staan ze langdurig stil. Als een hogedrukgebied stilstaat boven
Scandinavië, ten noorden van België, zal er in ons land een oostelijke wind waaien. Deze voert in de winter koude lucht aan uit het oosten. In de zomer leidt zo'n noordelijk gelegen hogedrukgebied tot een periode van warme, droge oostenwind. Een uitloper van het hogedrukgebied wordt een
rug van hoge druk genoemd, een snel passerend hogedrukgebied een trekrug of tussenhoog. Het bekendst is het
Azorenhoog bij de Azoren dat ontstaat door de uitwisseling van warmte tussen de tropen en de poolgebieden.
Dynamisch hogedrukgebiedEen dynamisch hogedrukgebied ontstaat door het samenstromen van lucht in de hogere luchtlagen. Het wordt dynamisch genoemd, omdat de luchtstroming een oorzaak is van het ontstaan van het hogedrukgebied, dit in tegenstelling tot de thermische — die ontstaan door afkoeling van de onderste luchtlaag — en de orografische — die ontstaan door stuw bij luchtstroming dwars op een bergrug. In de
algemene circulatie kan het voorkomen dat lucht samenstroomt of
convergeert in de hogere luchtlagen. Bij sterke convergentie boven in de
troposfeer zal aan het oppervlak de luchtdruk stijgen. Als dit lang genoeg aanhoudt, dan ontstaat een hogedrukgebied. Door de resulterende anticyclonale circulatie met de daarmee gepaard gaande wrijving, zal er onderin
divergentie optreden, wat de stijging van de luchtdruk zal temperen of omkeren. Dit geheel zorgt voor een dalende luchtbeweging,
subsidentie. Daarbij treedt
adiabatische verwarming op en daalt de
relatieve luchtvochtigheid. Hierdoor is dit hogedrukgebied vaak wolkeloos. De zon kan dan overdag de grond opwarmen, waarbij er veel vocht vrij kan komen, bijvoorbeeld boven water of vegetatie. 's Avonds koelt de grond juist sterk af naar het heelal toe (uitstraling), waardoor de relatieve luchtvochtigheid van de lucht sterk stijgt en er 's nachts
mist kan ontstaan. Door de adiabatische verwarming zijn er over het algemeen relatief hoge temperaturen in de middentroposfeer. Een warm, dynamisch hogedrukgebied is daardoor in tegenstelling tot een koud, thermisch hogedrukgebied wel aanwezig in de hogere luchtlagen en heeft daarmee wel invloed op de algemene circulatie. Afhankelijk van die invloed zijn dynamische hogedrukgebieden in te delen als subtropische hogedrukgebieden, trekkende hogedrukgebieden (trekhogen) en blokkerende hogedrukgebieden.
Subtropische hogedrukgebiedenSubtropische hogedrukgebieden bevinden zich op de
paardenbreedten, gemiddeld tussen 25° en 45°
breedte, grenzend op hogere breedte met de
westenwindzone. Deze warme hogedrukgebieden vormen zowel op het noordelijk als het zuidelijk halfrond een gordel rond de aarde met onderbrekingen onder meer door
thermische depressies boven Azië, Noord-Afrika en Noord-Amerika. Een bekend voorbeeld is het semi-permanente
Azorenhoog. Deze hogedrukgebieden zijn een belangrijk onderdeel zijn van de algemene circulatie, terwijl de ligging van de subtropische
straalstroom een grote invloed op het ontstaan heeft. De ligging en intensiteit verschuift met de seizoenen en volgt de zon met een vertraging van zes tot acht weken. Het weer heeft het gebruikelijke beeld voor dynamische hogedrukgebieden van mooi weer met een zwakke wind en weinig wolken en neerslag. Daardoor zijn er op de paardenbreedten uitgestrekte
woestijngebieden te vinden, zoals de
Sahara, het
Arabisch Schiereiland, de
Kalahari en grote delen van Australië. Vaak is er sprake van een
subsidentie-inversie. In het westen van een hogedrukcel ligt de
inversie vaak hoger met stijgende luchtbewegingen en meer neerslag tot gevolg, terwijl het oosten droog en warm is. Veelvoorkomend zijn land- en zeewind. Lokale invloeden zorgen voor variaties in dit weerbeeld, net als storingen als de passage van een
tropische cycloon van lagere of
fronten van hogere breedten. Onder invloed van een blokkerend hogedrukgebied tussen 50° en 70° breedte kunnen ook
lagedrukgebieden langstrekken.
Azorenhoog. Zie ook KMI.
Klik hier.
Inversie. Zie ook frankdeboosere.be.
Klik hier.
Trekkende hogedrukgebiedenEen trekkend hogedrukgebied is een
rug van hoge druk dat meetrekt met de algemene circulatie tussen twee
depressies in. Soms is er sprake van een echte kern met gesloten
isobaren op zeeniveau. Het trekhoog brengt sterke opklaringen tussen de depressies waar het mee optrekt. De temperatuur van een trekhoog halverwege de troposfeer is maar weinig hoger dan in de omgeving, zodat het trekhoog tot de koude hogedrukgebieden wordt gerekend.
Blokkerende hogedrukgebiedenBlokkerende hogedrukgebieden zijn vrijwel stationaire hogedrukgebieden die zich op vrij hoge breedte ontwikkelen en daarmee een
blokkade vormen voor de depressies van de westelijke circulatie. Een blokkade kan van een week tot een maand duren en heeft een ingrijpende invloed op de algemene circulatie en het weer in een groot gebied. Ze komen vooral voor in het voorjaar en aan de oostzijde van de oceanen, vooral op het noordelijk halfrond. Het weer in deze periode is droog en warm in de zomer en koud in de winter. Het hogedrukgebied ontstaat uit golven in de westelijke hoogtestroming bij het
polaire front. De bovenstroming bestaat uit lange golven met daarop kortere die zich kunnen ontwikkelen tot depressies. Als echter vooral de rug sterk toeneemt, kan zich ook een afgesloten hoog vormen. Dit gaat gepaard met een sterke convergentie in de bovenlucht waarna het hoog vrijwel stationair kan worden. In de bovenlucht is dit hogedrukgebied relatief zeer warm.
Thermisch hogedrukgebiedEen thermisch hogedrukgebied is een koud hogedrukgebied dat ontstaat door grote verschillen in verwarming van lucht door verschillen van het onderliggende oppervlak. Het is de tegenhanger van de
thermische depressie. Op hogere breedte koelt in de winter 's nachts de onderste luchtlaag boven land sterk af door uitstraling. Door de afkoeling krimpt de lucht, waardoor bijvoorbeeld het 850 hPa-vlak ter plaatse lager komt te liggen. Hier zal de lucht zijdelings instromen, waardoor boven het koudere oppervlak een hogere druk ontstaat. In de hogere luchtlagen kan echter zelfs sprake zijn van een lagedrukgebied, waardoor het weinig tot geen invloed heeft op de
algemene circulatie. In Siberië komt in de winter een dergelijk stationair hogedrukgebied voor, het Siberisch Hoog.
Orografische hogedrukgebiedBekijk de video over stuwingsregen.
Klik hierEen orografisch hogedrukgebied is een hogedrukgebied dat ontstaat onder invloed van
orografie. Bij luchtstromingen dwars op een bergrug ontstaat er aan de loefzijde door stuw een rug. Soms groeit deze stuwrug uit tot een afzonderlijke hogedrukkern. Als de luchtstroming vochtig is, treedt orografische neerslag op. Deze stuwregens kunnen lang duren. Aan de lijzijde vormt zich een lijvore die kan uitgroeien tot een orografische depressie.