Meteorologie of weerkunde: BELANGRIJKE MEETINSTRUMENTEN

Meetinstrumenten op een weerstation. Klik hier.
Oog voor het klimaat (KMI). Klik hier.

MEER UITLEG OVER DE IN TE VULLEN WOORDEN

Alcohol.Atmosfeer.Buis.Dauw.
Dauwmeter.Dichtheid.Echo.Heliograaf.
Helium.Huidkanker.Indicator.Knoop (snelheid).
Kwik.Luchtdruk.Luchtledige.Maaiveld.
Milieu.Neerslag.Radiogolven.Satellieten.
Uitzetting.Vloeistof.Vochtigheid.Warmte.
Weerhuisje.Weersverwachtingen.Windrichting.Zon.


Uitleg over een weerkaart en de symbolen op een weerkaart. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, ALS HET WOORD VERNIEUWEN IN HET GEOPENDE VENSTER STAAT, DAAROP TE KLIKKEN.
   10      alcohol      atmosfeer      buis      dauw      dauwmeter      dichtheid      echo      heliograaf      helium      huidkanker      indicator      knopen      kwik      luchtdruk      luchtledig      maaiveld      milieu      neerslag      radiogolven      Satellieten      stijgt      uitzetting      vloeistof      vochtigheid      warmte      weerhuisje      weersverwachtingen      windrichting      zon   
ANEMOMETER
Een anemometer is een ronddraaiend molentje met drie of vier halve bollen die met stangetjes aan een draaibare as zijn bevestigd. De halve bollen zijn van binnen hol. De wind oefent op de holle zijde meer kracht uit dan aan de bolle kant. Het molentje komt zo door de wind in beweging. De snelheid van de draaiende bollen, die in een elektrisch signaal wordt omgezet, is een maat voor de windsnelheid. De Wereld Meteorologische Organisatie scrhijft voor dat windmeters op weerstations geplaatst worden in een open terrein op een mast van meter hoogte. In een volgebouwd België is het steeds moeilijker om geschikte meetlocaties te vinden. Om storende invloeden van gebouwen te beperken worden de meters soms hoger geplaatst. Met formules wordt de meting omgerekend naar tien meter hoogte, zodat de gegevens vergelijkbaar zijn. De gemiddelde windsnelheid wordt bepaald over periodes van tien minuten en opgegeven in meters per seconde, kilometers per uur of Beaufort. Spreekt het weerbericht over windkracht 8 (een stormachtige wind), dan is de verwachting dat de windsnelheid gemiddeld over tien minuten tussen 17,2 en 20,7 meter per seconde (62-74 kilometer per uur) ligt. Bij elk van de dertien klassenummers volgens de schaal Beaufort hoort een gemiddelde, berekend over tien minuten. De scheepvaart werkt met . Eén knoop komt overeen met 0,5144 meter per seconde, dus ongeveer een halve meter per seconde.

BAROMETER
Een barometer meet . De luchtdruk is de kracht die het gewicht van de lucht in de atmosfeer op een oppervlak uitoefent. In de meeste barometers zit een doosje. Afhankelijk van de drukverandering drukt deze meer of minder in. Die beweging wordt overgebracht op een wijzerplaat waarna de luchtdruk kan worden afgelezen. In de weerberichten wordt de luchtdruk opgegeven in hectopascal (hPa). Oude eenheden zijn millibar en millimeter. Snelle veranderingen van druk gaan meestal vergezeld van veel wind of zijn voorbode van storm. Als de stand van de barometer snel oploopt of daalt betekent dat vaak dat het weer gaat veranderen. Uit onderzoek naar het verband tussen de barometerstand en het weer blijkt dat in 80 procent van de gevallen een stijgende luchtdruk tot een weersverbetering leidt en een dalende luchtdruk tot slechter weer.

HYGROMETER
De hygrometer meet de relatieve (uitgedrukt in procenten). Meestal is dat een haarhygrometer, maar de vochtigheid wordt ook elektronisch bepaald of met een psychrometer. De vochtigheidsmeter is ouder dan de thermometer. De eerste ideeën voor het meten van de vochtigheid werden al in 1452 in Italië uitgewerkt. Het instrument bestond toen uit een spons die aan een balans was opgehangen. Vochtigheidsmeters werden eind zeventiende eeuw populair. Ze waren toen verkrijgbaar in de vorm van een . Bij mooi (=droog weer) draaide een vrouwtje naar buiten en bij slecht (=vochtig weer) het mannetje. De weerhuisjes vonden waarschijnlijk in Zwarte Woud hun oorsprong. Ze zijn tegenwoordig een geliefd souvenir.
Zie ook. Klik hier.

KWIKBAROMETER
Een barometer gevuld met kwik meet de luchtdruk. De kwikbarometer is in 1644 uitgevonden door Evangelista Torricelli (1608-1647). Hij slaagde erin de luchtdruk zichtbaar te maken in een van tien meter lengte die hij met water vulde. Kort daarna verving hij het water door het veel zwaardere kwik. In een veel kortere buis duwde de luchtdruk het kwik omhoog. Kwikbarometers zijn altijd populair gebleven en tegenwoordig is vooral de contrabarometer van Huygens geliefd. Dit instrument bevat zowel kwik als vloeistof. Het kwik drukt afhankelijk van de luchtdruk de omhoog zodat de hoogte van de vloeistof de luchtdruk aangeeft. Het is zo gemaakt dat de veranderingen in de luchtdruk worden uitvergroot en de stand ook op afstand goed af te lezen is.

Zie ook Wikipedia. Klik hier.

De contra-barometer (een uitvinding van Christiaan Huygens) behoort samen met de Torricelli-barometer tot de gevoeligste precisie weerinstrumenten, waarmee men de heersende luchtdruk kan meten. Het grote voordeel van en contra-barometer is de zéér duidelijke afleesbare maataanduiding. Een wijziging van 1 mm in de kwikbuis wordt 10-voudig vergroot weergegeven in de rechterbuis, gevuld met gekleurde vloeistof en veroorzaakt daar dus een wijziging van 1 cm. De schaalindeling op een contra-barometer geeft de heersende luchtdruk weer in millimeter en/of hectopascal (millibar). De aanduiding is ′contra′, dat wil zeggen als de luchtdruk daalt, de indicatievloeistof en omgekeerd. Omschrijvingen op de schaal zoals ′regen, veranderlijk, enz...′ zijn meestal om traditionele reden vermeld en hebben slechts een beperkte geldigheid. Belangrijk bij de interpretatie van de aflezing is de tendens, (stijgend of dalend). Om deze te kunnen vaststellen, is er op een contra-barometer een verschuifbare aangebracht naast of op de rechter glazen buis welke gevuld is met de indicatievloeistof.

KWIKTHERMOMETER
De thermometer is aan het eind van de zestiende eeuw in Italië uitgevonden door Galilleo Galilei (1564-1632). De thermometers waren eerst gevuld met water en later met . Gabriël Fahrenheit (1686-1736) was de eerste die kwik gebruikte als vloeistof en daarmee de kwikthermometer introduceerde.

THERMOMETER VAN SIX-BELLANI
De Thermometer van Six-Bellani, ook wel bekend als maximum-minimumthermometer, wordt gebruikt om de maximum- en minimumtemperatuur tijdens een bepaalde periode (bijvoorbeeld een etmaal) te kunnen bepalen. De werking ervan berust voornamelijk op de uitzetting van alcohol, maar waarbij men ook rekening houdt met de uitzettingscoëfficiënt van de kwikkolom die in het toestel aanwezig is. Dit toestel werd in 1782 uitgevonden door de Engelsman James Six (1731-1793) en verder ontwikkeld door Angelo Bellani (1776-1852].
De thermometer bestaat uit een u-vormige buis met een volledig gevuld reservoir met alcohol aan de ene kant en een deels gevuld reservoir aan de andere. De inhoud van deze twee reservoirs wordt gescheiden door een -kolom die zich, dankzij de zwaartekracht, in het onderste gedeelte van de u-vormige buis bevindt. Boven de vloeistofspiegel van het kwik bevinden zich aan weerszijden twee kleine ijzeren staafjes (indexen), die, bijvoorbeeld door een magneet, op hun plek worden gehouden. Als de temperatuur stijgt, zet de alcohol in het geheel gevulde reservoir uit en duwt het kwik naar beneden. Daar het andere reservoir maar deels is gevuld, kan de uitzetting aan die kant worden opgevangen omdat gassen zich wel laten comprimeren en vloeistoffen nauwelijks, en de kwikspiegel aan die kant zal stijgen, terwijl die aan de andere kant daalt. Het ijzeren staafje aan de deels gevulde kant wordt, ondanks de magneet, omhoog gedrukt. Daalt de temperatuur, dan gebeurt precies het omgekeerde. De alcohol in het volle reservoir krimpt en zuigt het kwik aan die kant omhoog, waarbij het deels gevulde reservoir zich aanpast. De kwik-kolom duwt nu het staafje aan de andere kant omhoog. Omdat bij verwarming of afkoeling niet alleen de alcohol uitzet en krimpt, maar ook het kwik, zijn de schalen aan weerskanten niet alleen gespiegeld, maar hebben ook een verschillende schaalverdeling. Omdat alcohol een hogere uitzettingscoëfficiënt heeft dan kwik (en dus meer uitzet, dan wel krimpt), heeft de eerste een veel grotere invloed dan de tweede en gedraagt de thermometer zich als gewenst. Om de thermometer terug te stellen, volstaat het de magneet voldoende af te schermen of weg te bewegen, zodat de ijzeren staafjes niet meer op hun plek worden gehouden. Deze zullen dan weer tot het niveau van de kwikspiegel aan beide zijden zinken, want ijzer is zwaarder dan alcohol, maar lichter dan kwik. Bij een andere versies kunnen de indexen slechts bewegen wanneer er een kleine kracht wordt op uitgeoefend. Om tot een nieuwe meting, over een nieuw tijdsinterval, over te gaan, wordt bij het toestel een magneetje geleverd, dat toelaat de indexen weer in aanraking met het kwikoppervlak te brengen.

MEETBOEI
Argo floats verzamelen gegevens tot een diepte van 2 kilometer in zee, dus de bovenste laag water. Die informatie is vooral van belang voor het maken van berekeningen en voorspellingen van de zeespiegelstijging. Onder invloed van het broeikaseffect warmt het zeewater op. Dit leidt tot van het water en is één van de belangrijkste oorzaken van de stijgende zeespiegel. Ook voor de visserij en bij het opsporen van olievlekken op zee komt de informatie van Argo floats goed van pas. Men kan er uit afleiden in welke richting en met welke snelheid het water in de oceaan stroomt en hoe dat de temperatuur van het water beïnvloedt. Ook kunnen kaarten worden gemaakt van de verschillen in zoutgehalte van het water.
Zie ook Wikipedia voor meer uitleg. Klik hier.

MEETMAST
In Cabauw, vlak bij Lopik, staat een meetmast van het KNMI. Deze meetmast heeft een hoogte van 213 meter. De mast wordt gebruikt voor meteorologische metingen in de onderste paar honderd meter van de , de grenslaag. Juist in die onderste meters spelen zich processen af die van groot belang zijn voor het weer en het klimaat. Soms ligt er een koude luchtlaag op het aardoppervlak, waardoor het daar kan vriezen. Terwijl het op het topje van de mast 10 graden boven nul kan zijn. Ook mist beperkt zich vaak tot de onderste meters. De rest van de mast bevindt zich boven de wolken. Wind, temperatuur en vocht in de onderste lagen van de atmosfeer kunnen van grote invloed zijn op het weer aan de grond. Ook zijn ze van belang voor de verspreiding van luchtverontreiniging. Voor onderzoek naar veranderingen in het klimaat en het ontwikkelen van weermodellen zijn deze gegevens zeer waardevol. De meetmast Cabauw was begin jaren zeventig één van de eerste weerstations waarvan de gegevens automatisch in De Bilt worden ingezameld. Op verschillende hoogtes van de mast zijn instrumenten opgesteld voor metingen van temperatuur, wind, vochtigheid en straling. Op elke niveau zijn drie uithouders geïnstalleerd waarop de meetinstrumenten staan. Zo verkrijgt elke windrichting betrouwbare metingen. Ook op het terrein rond de meetmast is apparatuur, zoals stralingsmeters, opgesteld. Eén van de meest geavanceerde apparaten is een profiler. Dat is een radar die wind en temperatuur in de onderste kilometers van de atmosfeer meet. Al deze metingen hebben inmiddels veel vruchten afgeworpen. Niet alleen voor de weersverwachtingen en de meteorologische begeleiding van de luchtvaart, maar ook voor onderzoek van klimaat en . Het vulkaanstof van de IJslandse Eyjafjallajökull-vulkaan, die in het voorjaar van 2010 actief werd, is in de atmosfeer boven ons land het eerst gemeten met apparatuur opgesteld bij de meetmast Cabauw.
Zie ook Wikipedia. Klik hier.

NEERSLAGRADAR
De neerslagradar neemt neerslag en wind waar. De antenne zendt een pulsvormig uit. Neerslag weerkaatst dit signaal voor een deel. Uit de richting van de antenne en uit de tijd die verloopt tussen het uitzenden van de puls en de ontvangst van de volgt de positie van de neerslag. De neerslaggebieden worden vervolgens getoond met een landkaart als achtergrond. Verschillende kleuren maken het onderscheid tussen de lichte en zwaardere neerslag. Een serie radarbeelden met korte tussenpozen laat zien of de intensiteit van de neerslag verandert en hoe buien en neerslaggebieden zich verplaatsen. Radarbeelden zijn een belangrijk hulpmiddel bij het maken van neerslagverwachtingen voor de korte termijn. Met behulp van de Dopplertechniek bieden de radarbeelden ook de mogelijkheid om windsnelheden in buien te bepalen. Die informatie is van groot belang bij waarschuwingen voor windstoten.

OZON MEET INSTRUMENT (OMI)
OMI was gebouwd om vijf jaar metingen te verrichten vanuit de ruimte. Inmiddels levert het satellietinstrument al tien jaar metinggegevens. Het KNMI heeft de wetenschappelijke leiding over OMI en is verantwoordelijk voor het aansturen van het meetinstrument en de verwerking van de gegevens. OMI is gebouwd onder leiding van de Nederlandse Ruimte organisatie NSO (voorheen NIVR) door Dutch Space, TNO en de Finse industrie. OMI is een voorbeeld van remote sensing (waarnemen op afstand). observeren de aarde vanuit de ruimte met behulp van verschillende technieken. Het instrument bevindt zich aan boord van de satelliet EOS-AURA van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. Deze satelliet doet 98 minuten over een omloop rond de aarde. Elke omloop rond de aarde brengt een strook met een breedte van 2600 kilometer in beeld. Na veertien banen, afgelegd binnen een dag, is de hele aarde in beeld gebracht. Het ozonmeetinstrument OMI volgt de volledige atmosfeer zeer gedetailleerd. Het brengt de gegevens binnen een dag in kaart. Het instrument meet nauwkeurig hoe groot de luchtvervuiling (onder andere door stikstofoxide, zwaveloxiden, roet, fijnstof en vulkaanas) is in de verschillende steden in de wereld en hoe deze zich verplaatst. Dit brengt grootschalig transport van luchtvervuiling, zoals van de Verenigde Staten naar Europa en van China naar de Verenigde Staten in kaart. De gegevens worden gebruikt voor het maken van verwachtingen van luchtkwaliteit en het uitgeven van waarschuwingen voor vulkaanas. Bovendien wordt de dikte van de ozonlaag tot in de kleinste details gemeten. Dat is van belang voor het onderzoek naar klimaatveranderingen en het broeikaseffect, maar ook voor onze gezondheid. De ozonlaag filtert de voor de huid schadelijke ultraviolette straling (UV) uit het zonlicht. Teveel blootstelling aan UV kan leiden tot . Mede door het veranderlijke weer, varieert de dikte van de ozonlaag. De natuurlijke filter werkt de ene dag beter dan de andere. Met behulp van OMI kunnen UV-verwachtingen worden gemaakt voor de hele wereld voor een week vooruit. OMI stelt beleidsmakers en wetenschappers in staat te meten in hoeverre de genomen maatregelen om de afbraak van de ozonlaag te beperken daadwerkelijk effect hebben.

WEERBALLON OF RADIOSONDE
De met gevulde weerballonen vullen de metingen bij het aardoppervlak aan met gegevens van de bovenlucht. De resultaten worden radiografisch naar het KMI gestuurd. Vandaar dat weerballonnen ook wel radiosondes worden genoemd. De sonde bereikt doorgaans een hoogte van tussen de 17 en 25 kilometer. Tijdens de vlucht, die één tot twee uur duurt, worden metingen verricht op het gebied van temperatuur, luchtvochtigheid en luchtdruk. Uit de positie van de sonde worden windrichting en -snelheid berekend. Radiosondes worden op vrijwel alle nationale meteorologische stations opgelaten. Het gaat om een wereldwijd netwerk van ruim vijfhonderd meetpunten. De gegevens zijn van groot belang voor de , niet altijd voor de korte termijn maar ook voor meerdere dagen. Metingen aan de grond zeggen niet veel over de luchtstromingen op grotere hoogte. Wind op grote hoogte bepaalt echter het weer voor de komende dagen. Met name de luchtvaart profiteert van de gegevens. Met behulp van de metingen van de bovenlucht wordt bekeken of er sprake kan zijn van ijsafzetting. Voorbeelden van metingen met radiosondes zijn te vinden in de verklaring van vliegtuigstrepen.

REGENMETER OF PLUVIOMETER
Een regenmeter meet de hoeveelheid . Het is een trechtervormig instrument die de neerslag in een verzamelbak opvangt. De hoeveelheid regenwater wordt uitgedrukt in millimeters. Eén millimeter regen komt overeen met één liter water op een oppervlakte van één vierkante meter. Valt de neerslag in vaste vorm, bijvoorbeeld als sneeuw of ijzel, dan wordt de neerslag door een verwarmingselement in de regenmeter gesmolten. Eén millimeter smeltwater is te vergelijken met een sneeuwhoogte van één centimeter.

DROSOMETER
Een drosometer (afgeleid van Oudgrieks δρόσος, drosos, dauw + μέτρον, metron, maat) ook wel een of drososcoop genoemd, is een meteorologisch meetinstrument dat de hoeveelheid meet die in een bepaalde tijdseenheid (meestal één uur) in de vroege ochtend (voor zonsopgang) op een bepaalde oppervlakte werd gevormd. Het bedauwde oppervlak kan zowel bestaan uit een horizontaal metalen plaatje, een afhangend bladje als uit een fijne weefselstructuur zoals een stukje wol of katoen. Bij de klassieke drosometer wordt de toename van de hoeveelheid dauw d.m.v. een spiraalvormig veertje geregistreerd op een bewegend blad papier. Over het algemeen wordt de drosometer niet als 100% accuraat beschouwd. Onregelmatigheden in de gebruikte materialen zoals krassen, vervormingen en vuil leiden immers tot verschillende resultaten.

LOODSBALLON
Een loodsballon is een ballon die in de meteorologie wordt gebruikt voor het bepalen van de hoogte van de basis van een wolk boven het . Het principe achter de loodsballon is dat de stijgsnelheid van de ballon bekend is en dat wordt gemeten hoelang het duurt voordat de ballon in de wolk verdwijnt. Het draaggas voor de ballon is helium of waterstof. Vanwege de kosten worden loodsballonnen meestal gevuld met waterstofgas. De baan van de ballon werd voorheen met een theodoliet gevolgd, tegenwoordig met radar of gps. Een loodsballon is een kleine, meestal rode, geribbelde, rubberen ballon met een diameter van 7,6 cm die wordt opgeblazen tot een diameter van 40 cm. Op basis van de verstreken tijd tussen het loslaten van de ballon en het bereiken van de wolk kan de hoogte van de onderkant van de wolk worden berekend. Doordat de parameters van de ballon bekend zijn, zal hij opstijgen met een snelheid van 140 meter per minuut. De onderkant van een wolk is zeer zelden plat en stevig, en daarom wordt de plafondhoogte niet gemeten aan de hand van het moment waarop de ballon de wolk raakt, maar wanneer de kleur van de ballon begint te vervagen. De ballon kan ook worden gebruikt om het verticale zicht in een laag van mist of een sneeuwstorm te meten.

PYRANOMETER
Een pyranometer is een instrument dat wordt gebruikt om de van zonnestraling te meten (in joule of watt per vierkante meter). De naam pyranometer is afgeleid van het Griekse pyr, dat "vuur", en ano, dat "hemel" betekent. Men spreekt ook wel van een zonneschijnmeter om een instrument aan te duiden dat de intensiteit van zonlicht vastlegt. Een pyranometer heeft normaal gesproken geen externe voedingsbron nodig om te kunnen werken. Het instrument wordt horizontaal geplaatst, waarna het alle inkomende straling meet over een halve bol, dus effectief alle invallende straling die van boven de horizon het instrument bereikt.
Om de juiste richtings- en spectrale eigenschappen te verkrijgen, bestaat een pyranometer uit onder meer de volgende onderdelen:
  • Een thermozuilsensor afgedekt met een zwart laagje die alle zonnestralen absorbeert met een golflengte van 300 tot 50.000 nanometer.
  • Een glazen koepel die het frequentiespectrum begrenst tot 300-2800 nanometer en die de thermozuil tegen convectie beschermt.
  • Het zwarte laagje op de thermozuil absorbeert de zonnestraling. Deze straling wordt omgezet in warmte. De warmte wordt van de sensor naar de behuizing van de pyranometer geleid. De thermozuil genereert een uitgangsspanning die evenredig is aan de zonnestraling.

SOLARIMETER
Een solarimeter is een meteorologisch instrument, een soort pyranometer, waarmee de som van direct en diffuus zonlicht gemeten kan worden. Solarimetrie is gebaseerd op het principe van het thermo-elektrisch effect. Een solarimeter meet de die ontstaat wanneer zonnestraling door een zwarte straler (zwart voorwerp) geabsorbeerd wordt.

WINDHAAN
Een windhaan of weerhaan is een windwijzer in de vorm van een haan. Sommige torenhanen zitten op een windkruis en/of op een metalen bol. Ze worden vooral geplaatst op de spits van kerktorens. De 'windhaan' draait soms niet met de wind mee. Deze haan op torenspitsen laat dus niet altijd zien vanuit welke richting de wind komt. Ook zijn er andere afbeeldingen op kerktorens te vinden.

WINDWIJZER
Een windwijzer is een instrument om de richting van de wind mee te bepalen. Meestal bestaat het uit een metalen plaatje dat vrij beweegbaar is om een verticale as. Aan de ene zijde van de as heeft het plaatje een groter oppervlak, aan de andere zijde doorgaans een spits: het wijzende deel. Het wordt op een hoge plek geplaatst en zal door de winddruk in de wind draaien en zodoende de aanwijzen. Onder het wijzer is vaak een liggend kruis aangebracht, waaraan kan worden afgelezen wat die richting is: noord, oost, enzovoort. Er zijn ook windwijzers die elektronisch uitgelezen worden. Ter verfraaiing krijgt het plaatje vaak een vorm, meestal die van een haan; een dergelijke windwijzer wordt wel windhaan genoemd. Maar ook andere afbeeldingen komen als windwijzer voor. Een goede plek voor een windwijzer is de punt van een kerktoren – het haantje van de toren.

ZONNESCHIJNMETER
Een zonneschijnmeter is een meteorologisch instrument voor het vastleggen van het aantal uren dat de volle op een bepaald stukje van het aardoppervlak schijnt en er dus geen wolkendek aanwezig is. Hiervoor zijn sinds de negentiende eeuw verschillende instrumenten uitgevonden. Sommige instrumenten moeten voortdurend op de zon gericht blijven met behulp van een mechanisch of elektromechanisch uurwerk (een zogenaamde zonvolger). Andere instrumenten hebben geen bewegende delen.

Campbell-Stokes recorder
De meest gebruikte meter was tot ca. 2000 de Campbell-Stokes recorder, soms ook genoemd, die in 1853 door John Francis Campbell werd uitgevonden en in 1879 werd verbeterd door Sir George Gabriel Stokes. Campbell maakte een instrument met een houten bak, waarop een glazen bol schroeiplekken achterliet. Stokes verbeterde het instrument door het van metaal te maken met een kaart achter de bol. Door de glazen bol brandt de volle zon gaatjes in de achter de bol zittende kaart. Bij zonsopgang en -ondergang is het echter moeilijk de kaart goed af te lezen, omdat de zon dan laag staat en meer een schroeiplek achterlaat. Vooral bij het begin en het eind geeft dit problemen.