LithosfeerDe lithosfeer of steenschaal[is het buitenste gedeelte van de vaste Aarde en is ongeveer 80 km dik (Afhankelijk van of het
oceanische of
continentale lithosfeer betreft). De lithosfeer verschilt van de onderliggende
asthenosfeer doordat het gesteente kouder,
sterker en
rigider is. De lithosfeer omvat behalve de
aardkorst het harde bovengedeelte van de mantel.
SamenstellingDe lithosfeer bestaat uit de aardkorst en het bovenste gedeelte van de
aardmantel. De korst bestaat uit gesteente met de gemiddelde samenstelling van
basalt (oceanische korst) of
andesiet (continentale korst). De mantel bestaat uit
mantelgesteente, dat de samenstelling van
peridotiet heeft. Tussen de korst en de mantel bevindt zich een plotselinge overgang in chemische samenstelling, die de
Mohorovičić-discontinuïteit (afgekort Moho) wordt genoemd.
De grens met de asthenosfeer wordt meestal gedefinieerd door de temperatuur, waarbij de overgang tussen de twee lagen te beschouwen is als een
isotherm. Door de hoge temperatuur en druk deformeert de asthenosfeer in tegenstelling tot de lithosfeer alleen op
plastische wijze. In de asthenosfeer vindt warmtestroom daarom ook door
convectie plaats, de lithosfeer kan zijn warmte alleen door
conductie kwijtraken.
PlatentektoniekDe lithosfeer staat niet stil. Door het verschijnsel
platentektoniek verandert de Aarde voortdurend van uiterlijk. Miljoenen jaren geleden waren alle
continenten bijvoorbeeld één; het
supercontinent Pangaea.
Nieuwe lithosfeer wordt gevormd bij een
mid-oceanische rug of een
slenk. Daar bewegen twee
aardplaten uit elkaar en komt
magma uit de aardmantel in aanraking met de koele oppervlakte. Dit magma stolt vervolgens tot de lithosfeer. Naarmate een aardplaat van de mid-oceanische rug af beweegt zal deze in de loop der tijd steeds verder aangroeien. Boven op de plaat zal zich langzaam maar zeker een
sedimentlaag vormen. Een plaat zinkt af in een
subductiezone, waar de plaat aan kan groeien tot 100 km dikte. In zo'n subductiezone verdwijnt de lithosfeer in de mantel.
Subductie vindt meestal niet plaats bij continentale lithosfeer. Continentale lithosfeer beweegt wel met de platen mee, maar zinkt niet af als deze met een andere plaat in botsing komt. Bij een botsing met oceanische lithosfeer zal de oceanische plaat afzinken (dit is het geval in bijvoorbeeld de
Andes). Bij botsing met andere continentale lithosfeer zullen de platen uiteindelijk met een dusdanig grote kracht tegen elkaar aangedrukt worden dat gebergtevorming plaatsvindt.
Stromingsgedrag en deformatieWanneer in een gesteente
mechanische spanning optreedt, kan dat leiden tot
vervorming. Er kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen
ductiele deformatie, waarbij het materiaal zonder te breken plastisch vervormt, en
brosse deformatie, waarbij na elastische vervorming een breuk in het materiaal ontstaat. De beschrijving van het stromingsgedrag van de gesteenten waaruit de lithosfeer is opgebouwd, wordt ook wel aangeduid als
reologie van de lithosfeer.
Sterktemodel voor continentale lithosfeerDe sterkte op diepte z komt overeen met de differentiaalspanning σ waarbij deformatie optreedt.
Eind jaren zeventig werd door o.a. Brace en Goetze een simpel reologisch model voor de
continentale lithosfeer opgesteld. In dit simpele model wordt uitgegaan van een aardkorst met de eigenschappen van
kwarts, terwijl het daaronder liggende mantelgesteente verondersteld wordt uit
olivijn te bestaan. Verder wordt een "normale"
geothermische gradiënt verondersteld, waarbij de
temperatuur vrijwel
lineair toeneemt met de diepte.
In dit reologisch model kan een theoretisch sterkteprofiel van de lithosfeer worden berekend, zoals in nevenstaand diagram is uitgebeeld. In het linker diagram staan de theoretische sterktecurves als functie van de diepte aangegeven.
De brosse sterkte van een gesteente is voornamelijk afhankelijk van de totale druk veroorzaakt door het bovenliggende gesteente. Bij toenemende omgevingsdruk, en dus op toenemende diepte, neemt de brosse sterkte lineair toe, zoals weergegeven door de zwarte lijn in het diagram.
De ductiele sterkte is daarentegen afhankelijk van een aantal andere fysische parameters, zoals materiaaleigenschappen, temperatuur en vervormingssnelheid. Bij toenemende temperatuur, in dit model dus op toenemende diepte, neemt de
viscositeit van het gesteente toe en zal de ductiele sterkte juist
exponentieel afnemen, zoals de blauwe en groene sterktecurves voor respectievelijk kwarts en olivijn in het diagram weergeven. De meest linkse curve voor elk materiaal geeft de sterkte weer bij een lage deformatiesnelheid, de rechter curve voor een snellere deformatie.
Aan de hand van de sterktecurves in het linker diagram kunnen sterkteprofielen worden opgesteld zoals in de twee diagrammen rechts is weergegeven. De sterkte op een bepaalde diepte wordt dan gegeven door de minimale spanning waarbij hetzij brosse, hetzij ductiele deformatie optreedt. Het middelste diagram toont hier het theoretisch sterkteprofiel bij langzame deformatie, het rechter diagram bij een hogere deformatiesnelheid.
Dit uiterst simpele model van de continentale lithosfeer voorspelt twee maxima in het sterkteprofiel. Het eerste maximum wordt gevormd door de overgangslaag tussen bros en ductiel deformatiegedrag, ergens halverwege de aardkorst. Boven deze zone, die de brittle ductile transition zone wordt genoemd, vindt in het model alleen brosse deformatie plaats; onder deze zone ductiele deformatie.
Sterktemodel voor oceanische lithosfeerDe
oceanische lithosfeer bevat in tegenstelling tot de continentale lithosfeer vrijwel geen kwarts en heeft daarmee een duidelijk andere samenstelling. De oceanische korst wordt in het model voorgesteld als alleen bestaande uit olivijn. Hierdoor bevat het sterkteprofiel van de oceanische lithosfeer niet twee, maar slechts één sterktemaximum.
Naast de samenstelling is ook het temperatuurverloop in de oceanische lithosfeer duidelijk anders dan in de continentale lithosfeer. Nabij de mid-oceanische rug is de gemiddelde temperatuur het hoogst en de gradiënt steil. Het sterktemaximum zal hier dan ook op geringe diepte liggen. Door
oceanische spreiding verplaatst de mid-oceanische lithosfeer zich in de loop van miljoenen jaren richting continenten en koelt daarbij langzaam af. Op het sterkteprofiel uit zich dit door een meer geprononceerd en dieper gelegen sterktemaximum.