KOSMOGRAFIE (OPLOSSEN VAN EEN KRUISWOORDRAADSEL)

HET ELEKTROMAGNETISCH SPECTRUM EN ELEKTROMAGNETISCHE STRALING

Alle hemellichamen zenden elektromagnetische golven uit. Eén van de belangrijkste eigenschappen van golven is de golflengte. De golflengte is de afstand tussen twee opeenvolgende golftoppen/golfdalen of is de afstand van 1 golfdal en 1 golftop samen (= 1cyclus). Men kan de verschillende e.m.-golven indelen naar hun golflengte:
  1. Grote golflengten (> 10- 1 m) zoals de radiogolven (lange, midden en korte).
  2. Kleine golflengten (10- 6 m tot 10- 1 m) zoals de warmtegolven (microgolf en infrarood).
  3. Zeer kleine golflengten (< 10- 6 m) zoals zichtbaar licht, radioactieve straling (röntgen, gamma), kosmische straling.

Het zichtbare spectrum van licht heeft een golflengte tussen 380 nm en 780 nm (in een vacuüm). De verschillende golflengten worden door het oog gezien als verschillende kleuren: rood voor de langste golflengte en violet voor de kortste. De grootste gevoeligheid van het menselijk oog ligt bij ongveer 550 nm (geelgroen) bij daglicht en bij 500 nm (blauwgroen) bij nacht. In het vacuüm ligt

rood tussen 650 nm en 780nm, oranje tussen 585 nm en 650nm, geel tussen 575 nm en 585nm, groen tussen 490 nm en 575nm, blauw tussen 420 nm en 490nm, violet tussen 380 nm en 420nm

Absolute nulpunt Klik hier.
Het absolute nulpunt is de theoretisch laagst mogelijke temperatuur. Theoretisch, daar het onmogelijk is deze temperatuur te bereiken. Deze temperatuur bedraagt -273,15 graden Celsius of 0 Kelvin. Er kan niets kouder zijn dan het absolute nulpunt. Als de temperatuur lager wordt, gaan atomen langzamer trillen. Volgens de klassieke mechanica staan de atomen bij het absolute nulpunt stil, maar volgens de kwantummechanica blijft er nog altijd iets van een nulpuntsbeweging over.

Afstand Klik hier.
De hoeveelheid ruimte tussen twee punten, lijnen, oppervlakken of objecten in een geometrische ruimte. Zie ook Metrische ruimte.

AM (amplitudemodulatie) Klik hier
Is de modulatie van de amplitude van een draaggolf. Dit is de oudste vorm van modulatie en wordt toegepast om informatie over te brengen via bijvoorbeeld een radioverbinding. Deze informatie kan bijvoorbeeld een spraaksignaal zijn (audio). Bij AM zorgt een bronsignaal (bijvoorbeeld audio) ervoor dat de opgewekte werkfrequentie een klein beetje in amplitude wordt gevarieerd. Als het audiosignaal boven de nul-as ligt, dan wordt de amplitude iets vergroot en bij een signaal onder de nul-as wordt de amplitude van de draaggolf iets verlaagd. Bij morse werd in de oervorm AM gebruikt: bij seinsleutel neer werd de draaggolf uitgezonden, bij sleutel onbediend werd geen draaggolf uitgezonden. AM is erg gevoelig voor stoorsignalen met een pulsvorm, zoals bijvoorbeeld bliksem. Als gevolg hoort men bijvoorbeeld geknetter in het ontvangen signaal. AM wordt onder andere toegepast bij televisie (voor het beeldsignaal; het geluid is in FM) en in het radioverkeer in de luchtvaart. AM heeft het voordeel van een relatief kleine bandbreedte, een vereiste voor communicatie op frequentiebanden onder ongeveer 26 MHz. Daarnaast is voor het luchtvaart radioverkeer het van belang dat twee stations die door elkaar uitzenden in principe beide te horen zijn. Bij FM is dit niet zo: men hoort òf de sterkste òf in geval beide signalen bijna even sterk zijn alleen een fluittoon.

Amplitude Klik hier.
  1. Grootte van een schommeling; grootte van de hoek die een slinger bij elke slingering beschrijft.
  2. Boogafstand langs de horizon van het punt van opkomst dan wel ondergang van een hemellichaam tot het oostpunt dan wel westpunt.
  3. Het verschil tussen de maximale of systolische en de minimale of diastolische bloeddruk.
  4. Maximale uitwijking van de waarde van een wisselstroom of golf van gemiddelde waarde.
  5. Maximale uitwijking uit de evenwichtstoestand van een trilling. De amplitude bepaalt de sterkte van een geluid of van een trilling.
  6. Afgeleid van dagelijkse gang: verloop van temperatuur, wind of neerslag op een bepaalde plaats onder invloed van de zon of bewolking. In de regel is het `s middags warmer dan `s nachts, waait het dan ook meestal harder en is ook de kans op neerslag groter. De amplitude is het verschil tussen de hoogste en laagste waarde.
  7. De maximale absolute waarde van een periodieke curve, gemeten langs haar verticale as.
  8. De amplitude geeft bij een veranderlijke ster het verschil aan tussen de grootste helderheid en de kleinste helderheid. Een hele bekende veranderlijke ster is de ster Algol in het sterrenbeeld Perseus. Deze ster verandert van helderheid doordat de ster van de aarde uit gezien regelmatig bedekt wordt door een zwakkere begeleider.


Antenne Klik hier.
Het is de taak van de antenne de zendenergie zo doeltreffend mogelijk op te vangen en aan de ontvanger door te geven. Wordt de antenne als zendantenne benut, dan moet deze door de zender opgewekte hoge frequenties in de ether uitstralen. De antenne-eigenschappen zijn bij zend- en ontvangstbedrijf natuurlijk dezelfde, daarom zullen we ons alleen richten op de ontvangst. Wanneer een antenne uit het omgevende elektromagnetische veld een bepaalde frequentie optimaal wil ontvangen, dan moet de antenne zich in resonantie bevinden. Wat betekent nu resonantie?

Voorbeelden:
  1. een schommelstoel zal men vergeefs proberen aan het schommelen te krijgen wanneer men duwt met een ritme dat niet overeenkomt met de resonantiefrequentie van de stoel.
  2. een antenne bevindt zich in resonantie wanneer de "staande golf" die bij de gewenste frequentie behoort op de antenne kan gevormd worden.


Antimaterie Klik hier.
Elk elementair deeltje bezit een uit antimaterie bestaande deeltje. Wanneer materie en antimaterie met elkaar in aanraking komen treedt er een annihilatieproces op. Het is mogelijk dat er in ons heelal sterrenstelsels voorkomen die volledig zijn opgebouwd uit antimaterie. Het was de beroemde Engelse fysicus Dirac die het eerst de voorspelling deed dat er deeltjes bestaan met dezelfde massa als het elektron maar met tegenovergestelde positieve lading. Deze deeltjes - nu positronen genaamd - zijn de antideeltjes van de negatieve elektronen. Het bestaan van het positron werd in 1932 experimenteel vastgesteld door de Amerikaanse fysicus Anderson, en in datzelfde jaar werd door de Engelse fysicus Chadwick het bestaan van het neutron ontdekt. Het heeft tot 1955 geduurd, en de bouw van een speciale deeltjesversneller gevergd, alvorens het antiproton ontdekt werd, een deeltje met precies dezelfde massa als het proton maar met een negatieve lading. Op de ontdekking van het antiproton volgde een systematisch onderzoek naar de antipartners van alle deeltjes die tot dan toe bekend waren. Uit experimenten blijkt dat een deeltje en een antideeltje precies dezelfde massa maar een tegengestelde lading bezitten. Er bestaat een symmetrie tussen deeltjes en antideeltjes. Men geeft de benaming proton aan het geladen deeltje met een massa van 938 MeV omdat dat nu eenmaal het deeltje is dat men overwegend in de atoomkernen van het ons onmiddellijk omringende gedeelte van het heelal aantreft. Dezelfde overweging geldt voor de negatief geladen elektronen. Het bestaan van antideeltjes opent de mogelijkheid voor het bestaan van anti-atomen, atomen met kernen opgebouwd uit negatieve protonen en neutrale neutronen, waarrond dan positief geladen elektronen draaien. Het was dan ook voor de fysici geen verrassing om in de loop van 1965 te vernemen dat een groep experimentoren erin geslaagd was een antiproton en antineutron tot een anti-deuterium kern te binden. Ook zwaardere elementen kunnen uit anti-nucleonen worden opgebouwd. Met dergelijke elementen zou in principe een volledige antiwereld of anti-melkwegstelsel kunnen opgebouwd worden, volledig samen gesteld uit antimaterie.
Een antideeltje dat in contact gebracht wordt met zijn deeltje, gaat onmiddellijk over tot een proces dat annihilatie wordt genoemd. Annihilatie is een samen verdwijnen van deeltjes en antideeltjes onder emissie van nieuwe meestal lichtere deeltjes. Na het annihilatieproces vindt men de totale energie van het systeem, deeltje plus antideeltje, terug onder de vorm van de massa van de gecreëerde deeltjes en de kinetische energie voor hun beweging. Zowel de hoeveelheid energie die vrijkomt wegens het verdwijnen van de massa van het antideeltje en de tegenpartner, als de energie die in de eindtoestand nodig is voor de massa van de gecreëerde lichte deeltjes, wordt afgeleid volgens de beroemde Einstein vergelijking E = mc2 waarin Energie = Massa maal Lichtsnelheid in het kwadraat. Wanneer een proton een antiproton ontmoet ontstaat de annihilatie echter via een sterker wisselwerkingsproces en er komen twee of meerdere mesonen vrij. In het geval van een elektron en een positron loopt de annihilatie via een elektromagnetische wisselwerking, omdat dit voor deze deeltjes de sterkste wisselwerking is die ze kunnen voelen. De vrijkomende deeltjes zijn typisch de elektromagnetische quanta. Uit de realiteit van deze annihilatieprocessen volgt de verklaring waarom op aarde, of iets algemener in alle stelsels die uit ons materietype zijn opgebouwd, geen stabiele antimaterie wordt aangetroffen. Antimaterie die weliswaar voortdurend door de kosmische stralingsprocessen wordt gecreëerd verdwijnt ook weer onmiddellijk na contact met de gewone materie door middel van annihilatieprocessen. Wil de fysicus hier op aarde op controleerbare wijze antimaterie bestuderen, dan is hij aangewezen op experimenten met deeltjesversnellers, experimenten waarin de rol van de kosmische straling wordt nagebootst en deze antimaterie kortstondig te voorschijn wordt geroepen en bestudeerd. Er zijn vooral in de afgelopen jaren kosmologische theorieën ontstaan die de mogelijkheid onderlijnen dat er in ons universum, misschien zelfs in ons melkwegstelsel, sterren en/of sterrenstelsels van antimaterie zouden kunnen aanwezig zijn. Deze theorieën hebben een verklaring voor de wijze waarop tijdens de evolutie van het universum macroscopische hoeveelheden antimaterie uit elkaar werden gedreven en uit elkaar blijven. Zij laten de mogelijkheid open dat er op bepaalde plaatsen in ons universum kleinere hoeveelheden ambi-plasma zijn achtergebleven, een plasmamengsel van antimaterie en materie. In dit mengsel zouden via annihilatieprocessen voortdurend enorme hoeveelheden energie worden vrijgemaakt. Men heeft nagegaan dat deze energie, na een reeks complexe tussenstappen, de biplasmazone hoofdzakelijk zou verlaten via neutrinostraling, energetische gammastraling en radiogolven.
De neutrinostraling is wegens de geringe interactiewaarschijnlijkheid van neutrino's moeilijk detecteerbaar. De gammastraling komt vrijwel niet door de aardse atmosfeer. Radiogolven penetreren echter relatief gemakkelijk door de atmosfeer en kunnen op het aardoppervlak met grote antennen worden opgevangen. De aantrekkelijkheid van de bovenstaande hypothese schuilt in het feit dat er inderdaad sedert enkele jaren sterren zijn ontdekt die enorme componenten aan radiostraling uitzenden - de zogenaamde Quasars - en dat men binnen het kader van de klassieke fysica geen aanvaardbare verklaring ziet of weet voor de energiebron die deze straling zou voeden. Het is mogelijk dat deze Quasars in feite niets anders zijn dan overgebleven biplasma-Oerstof, en hun energie ontleden aan materie-antimaterie annihilatieprocessen.
Wanneer materie wordt versneld tot lichtsnelheid verliest het massa die volledig wordt omgezet in energie. Het tegenover gestelde kan ook als een energie deeltje (foton) wordt vertraagd door een botsing dan wordt deze energie omgezet tot materie met een massa die deze energie vertegenwoordigd. Deze hypothese is niet in strijd met de relativiteitstheorie en verklaart waarom een zwart gat in evenwicht is met zijn materie- en energieballans. Een deeltje materie dat in een zwart gat valt wordt versneld tot de lichtsnelheid en wordt volledig omgezet in energie, die het zwarte gat verlaat via de jetstream.

Astronomie of sterrenkunde Klik hier.
Is de wetenschap die zich bezighoudt met de observatie en verklaring van alle voorwerpen en gebeurtenissen buiten de atmosfeer van de aarde. Astronomie betekent letterlijk het namen geven aan sterren. De astronomie bestudeert niet alleen sterren en sterrenstelsels in het heelal, maar ook de planeten van ons eigen zonnestelsel. Een onderdeel van de astronomie is de astrofysica, een tak van de natuurkunde die de processen die zich afspelen in de kosmos probeert te verklaren met natuurkundige wetten. Bijna alle astronomen hebben dan ook een stevige achtergrond in de fysica. De optische astronomie maakt gebruik van zichtbaar licht. Het meest gebruikte instrument daarvoor is de telescoop zoals de refractor of de spiegeltelescoop of de ruimtetelescoop, aangevuld met elektronische beeldverwerkingstechnieken en spectrogrammen. De infrarood-astronomie voert waarnemingen uit bij langere golflengten dan die van het licht. Ook dit wordt gedaan met behulp van telescopen, die dan speciaal worden ontworpen voor het waarnemen van infrarood. Omdat infraroodlicht sterk wordt geabsorbeerd door waterdamp, worden infraroodwaarnemingen meestal uitgevoerd op hoge locaties, bijvoorbeeld op een berg. Radioastronomie gebruikt geheel andere instrumenten, namelijk radiotelescopen om radiostraling met een golflengte van millimeters of centimeters waar te nemen. De ontvangers lijken op de ontvangers voor normale radio-ontvangst.
Voor röntgenstraling, gammastraling en ultraviolette straling is de atmosfeer vrijwel ondoorzichtig, met uitzondering van een paar golflengten, waarbij de atmosfeer wel transparant is. Deze waarnemingen worden dus veelal ook vanuit de ruimte gedaan, of vanuit luchtballonnen.



Atoomnummer Klik hier.
Aantal protonen in een atoomkern. Deze grootheid wordt meestal met het symbool Z weergegeven. Ieder chemisch element is door zijn atoomnummer bepaald. De volgorde van de elementen volgens oplopend atoomnummer is de basis van het periodiek systeem van de elementen. Tegenwoordig spreekt men liever van aantal protonen dan van atoomnummer.

Beeldvorming bij telescoop (optica) Klik hier.
Een telescoop of verrekijker is een optisch instrument waarmee verre voorwerpen dichterbij kunnen worden waargenomen. Het bestaat uit minstens 2 lenzen of groepen van lenzen, het objectief en het oculair. Een andere naam voor een telescoop met twee lenzen is refractor. Grotere astronomische telescopen hebben als objectief meestal een telescoopspiegel. Dit soort telescopen wordt ook wel reflector genoemd. Een kleine uitvoering van een telescoop is de verrekijker.
Een telescoop die bestaat uit twee positieve lenzen keert het beeld om; voor het verkrijgen van een rechtopstaand beeld zijn extra optische hulpmiddelen noodzakelijk, zoals omkeerprisma's, deze zijn voor astronomische toepassingen echter niet noodzakelijk. De naam "prismakijker" die ook wel voor een verrekijker gebruikt wordt is van deze omkeerprisma's afgeleid. De zogenaamde "Hollandse kijker" heeft een negatieve lens als oculair en geeft een rechtopstaand beeld, de beeldkwaliteit en maximale vergroting zijn echter minder dan met een positief oculair. De ouderwetse "telescopische" uitschuifkijkers zijn vaak van dit type.

Blauw (kleur) Klik hier.
Het is een koele, rustige en neutrale kleur. Werkt kalmerend en verzachtend. Opent de geest voor intuïtie, het is de kleur van sprookjes en fabels. In alle tijden en alle culturen is de blauwe hemel de verblijfplaats van de goden en de godinnen. In de klassieke oudheid was blauw de kleur van de oppergod en dus een bovenaardse kleur. Later werd dit dan de kleur van de adel, omdat iedereen vond dat deze verheven waren boven het gewone volk. Vroeger dacht men dat blauw ook de kracht had om kwade machten te verdrijven, daarom werden de deuren en de luiken van de huizen vaak helblauw geverfd. In Zuid-Europa zijn nog veel onderdelen aan de huizen blauw, dit is om de vliegen buiten te houden. Donkerblauw is een goede kleur voor uniformen van gezagsdragers en voor maatpakken van de zakenman, omdat deze kleur een serieuze en afstandelijke sfeer oproept. Blauw wordt over de hele wereld gebruikt als kleur voor openbare mededelingen, pictogrammen en verkeersborden. Wit op blauw is de allerbeste combinatie voor teksten en mededelingen die op afstand gelezen moeten kunnen worden.

Blauwe lucht Klik hier.
Het feit dat de lucht blauw is, wordt veroorzaakt door verstrooiing van zonlicht. Het witte zonlicht is samengesteld uit verschillende kleuren met uiteenlopende golflengten. In volgorde van toenemende golflengte zijn dat: rood-oranje-geel-groen-blauw-indigo-violet. Licht van de zon bereikt niet alleen waarnemers die direct naar de zon kijken, maar ook diegenen die naar een ander stuk van de hemel kijken. Daar wordt het licht verstrooid door de stoffen in de lucht. Het blauwe gedeelte van het veelkleurige (witte) licht van de zon wordt door het, verder onzichtbare, water in de dampkring verstrooid. Dit heeft tot gevolg dat de meeste fotonen die de ogen van een waarnemer bereiken een vrij korte golflengte hebben en er dus blauw uitzien. Op een vochtige zonnige dag kleuren ook de groene bomen aan de horizon blauw. Grotere deeltjes verstrooien alle kleuren in het witte zonlicht en leveren dus ook wit licht op. Als er dus veel stof of vocht in de atmosfeer zit, dan wordt de blauwe kleur fletser of zelfs witachtig. In een industriegebied ziet men daarom zelden een diepblauwe lucht. Tijdens opklaringen na een regenbui, die de lucht heeft schoon gewassen, en in schone lucht aangevoerd uit de poolstreken is de lucht donkerblauw. Hoe droger en schoner de lucht, hoe blauwer de kleur. Vandaar dat men ook hoog in de bergen vaak een blauwe hemel ziet. Een diepblauwe lucht wijst meestal op een lage relatieve vochtigheid. Hoe droger, hoe donkerder. Zou de lucht vrij van vocht zijn, dan zou er geen blauwe verstrooing zijn en zou men het gitzwarte heelal zien. Ook buiten onze dampkring, waar geen water is, is de hemel inktzwart en zijn de sterren altijd zichtbaar, als ze niet toevallig achter een hemellichaam zitten. Het hemelblauw is alleen zichtbaar tegen een donkere achtergrond. Hoog aan de hemel recht boven ons hoofd is dat de zwarte sterrenhemel, maar om de stralen nabij de horizon te zien moet men over een grotere afstand door een dikke luchtlaag bij het aardoppervlak heenkijken. Laag in de atmosfeer zitten meer grotere deeltjes en waterdruppeltjes waardoor men de zwarte achtergrond niet meer kan zien. Daarom is de blauwe kleur bij de horizon vaak bleker of bijna wit. Als er in de verte bergen te zien zijn fungeren die als donkere achtergrond. Daar ligt dan soms een blauwig waas overheen.

Brekingsindex Klik hier.

Is een verhoudingsgetal tussen de snelheden van licht in verschillende media. De brekingsindex kan worden gebruikt om de hoek van breking te berekenen. Omdat de brekingsindex een verhoudingsgetal is, komt er geen eenheid achter. De brekingsindex in vacuüm is precies 1, alle andere stoffen zijn optisch dichter en hebben dus een grotere brekingsindex.
Wanneer een lichtbundel een doorzichtig medium binnentreedt, is er volgens de Wet van Snellius een constante verhouding tussen de sinus van de hoek van inval en de sinus van de brekingshoek. Deze constante verhouding wordt de brekingsindex n van die stof genoemd. De brekingsindex is gelijk aan de verhouding van de lichtsnelheid in vacuüm en de lichtsnelheid in die stof.

Totale reflectie
Merk op dat als licht uittreedt naar een optisch minder dichte stof bovengenoemde vergelijking geen oplossing heeft voor grotere invalshoeken (> 90°). Het licht wordt niet meer afgebogen maar totaal gereflecteerd. Van deze totale reflectie wordt gebruikgemaakt in ondere andere de prisma's van prismakijkers.

Afhankelijk van golflengte
De brekingsindex van een materiaal is verschillend voor licht van verschillende golflengtes, dus met verschillende kleuren. Als gevolg daarvan treedt kleurschifting op: het licht valt na breking uiteen in een spectrum van de samenstellende kleuren. Als het licht door een vlakke plaat valt, bijvoorbeeld een glazen ruit, treedt het tweemaal gebroken licht weliswaar weer uit onder dezelfde hoek als waarmee het inviel, maar is toch iedere lichtstraal uiteengevallen. De kleurschifting is daarom maar gering, en voornamelijk te zien aan de randen van voorwerpen. Als het licht door een voorwerp straalt dat niet twee parallelle zijden heeft, zoals door een prisma, treden de verschillende kleuren door het verschil in brekingsindex onder verschillende hoeken uit en wordt het kleurenspectrum duidelijk zichtbaar. Het verschil in brekingsindex is de oorzaak van chromatische aberratie, een bekende fout van lenzen, en ook de oorzaak van de regenboog, door de retrofractie van het zonlicht in kleine regendruppels en ijskristallen.

Compton effect Klik hier.
Wisselwerkingseffect van röntgen- en gammastraling met materie. Het compton-effect is de elastische verstrooiing van een kwantum met een vrij of quasi-vrij elektron. Een deel van de energie en een deel van de impuls van het kwantum wordt aan het elektron overgedragen. Het verstrooide kwantum heeft dus minder energie en een kleinere impuls.

Constante van Planck Klik hier.
De in 1858 geboren Planck had drie jaar onderzoek gedaan alvorens hij de resultaten op 19 oktober 1900 presenteerde. De formule hield het volgende in: E (stralingsenergie) staat gelijk aan h (constante van Planck) en v (frequentie). Het was de oplossing voor het probleem waar de natuurkunde niet uit kwam: hoe luidt de formule die het continue energieverloop beschrijft van een energie uitstralend product. Men wist al dat de golflengte van elektromagnetische straling korter werd naarmate de temperatuur van het product zou stijgen. Plancks theorie kwam erop neer dat alle energie wordt uitgestraald in eenheden, die kwanta genoemd werden. Hij bedacht dat de hoeveelheid kwantumenergie en de hoeveelheid zogenaamde fotonen afhankelijk was van de golflengte van die straling: hoe korter de straling, hoe groter de energie per kwantum. De relatie tussen de stralingsfrequentie (aantal golven per seconde), de golflengte en de energie per kwantum legde hij vast in zjin vergelijking.

Cyaan Klik hier.
Cyaan, turkoois, turquoise, appelblauwzeegroen of blauwgroen is een kleur. De benaming cyaan is gebruikelijk bij kleurmenging. In de mode-industrie wordt vaak de Franse benaming turquoise gebruikt, naar het mineraal turkoois dat die kleur heeft. In het subtractieve kleursysteem één van de primaire kleuren. In het additieve kleursysteem is het een secundaire kleur die wordt verkregen door het mengen van blauw en groen. Spectraal gezien zit de kleur cyaan tussen groen en blauw in. Binnen het spectrum vindt men cyaankleurig licht bij golflengtes rond 495 nanometer. Het is de complementaire kleur van rood.

Dichtheid Klik hier.
De dichtheid is de massa stof per volume-eenheid. Die dichtheid verschilt per stof. In formulevorm: dichtheid = massa / volume

eenheid massa: kg
eenheid volume: m3
eenheid van dichtheid: kg / m3

Elasticiteit Klik hier.
Het vermogen van een gespannen voorwerp om zijn grootte en vorm weer terug te krijgen na iedere soort van vervorming. Een botsing is de gebeurtenis in de mechanica en de natuurkunde, waarbij twee voorwerpen (in de ruimste zin) elkaar als gevolg van hun onderlinge beweging raken. Tussen de botsende voorwerpen wordt impuls en energie uitgewisseld. Botsingen treden op bijvoorbeeld tussen een bal en een muur, auto's of planeten, biljartballen, maar ook tussen elektronen en fotonen (Comptoneffect). Men onderscheidt elastische (veerkrachtige) en onelastische (inelastische, onveerkrachtige of plastische) botsingen. Tijdens de botsing treedt eerst een vervormingsstoot op, waarbij de botsende voorwerpen elkaar indeuken. Daarna kan door de veerkracht van de voorwerpen een restitutiestoot optreden, die ze uit elkaar drijft.

EINSTEIN.

RELATIVITEITSTHEORIE VAN EINSTEIN.

ALGEMENE RELATIVITEITSTHEORIE.


Elektriciteit Klik hier.
Elektrische weerstand is de elektrische eigenschap van materialen om de doorgang van elektrische stroom te bemoeilijken en te verstoren. Vloeit door een materiaal een elektrische stroom, dan gebeurt dit niet ongehinderd, er is energie voor nodig: de stroom ondervindt een zekere weerstand. Een elektronische component die wordt ingezet voor zijn elektrische weerstand heet een weerstand. Zie elektrische weerstand.
De elektrische spanning is het potentiaalverschil tussen twee punten in een elektrisch circuit. Zie elektrische spanning.
Een kilowattuur (symbool kWh) is een eenheid van arbeid of energie.
Een kWh is geen SI-eenheid, de eenheid voor energie is namelijk joule. Een joule is hetzelfde als een wattseconde (Ws), want 1 watt is 1 joule per seconde. Aangezien kilo duizend betekent en er 3600 seconden in een uur gaan, is een kWh gelijk aan 3 600 000 J, ofwel 3,6 MJ (megajoule).
Een kWh is gedefinieerd als de arbeid die wordt verricht of de energie die wordt gebruikt als een vermogensbron een kilowatt (1000 watt) gedurende 1 uur moet leveren.
Omdat een joule een vrij kleine eenheid is, wordt kWh vaak gebruikt, bijvoorbeeld in elektriciteitsrekeningen, terwijl dit geen standaardeenheid is. Daarnaast wordt de gigajoule steeds meer gebruikt.

ELEKTRISCHE STROOM.

GELIJKSTROOM.

WISSELSTROOM.

WET VAN OHM.

WET VAN JOULE.


Elektrisch veld Klik hier.
Als een nachtlampje brandt, d.w.z. via een stopcontact aangesloten is op het elektriciteitsnet, is er alleen een elektrisch veld. Men kan een elektrisch veld vergelijken met de druk in een tuinslang als die op de waterleiding is aangesloten en de kraan dicht is. Het elektrisch veld is gebonden aan de spanning waarvan de eenheid Volt is. Het wordt opgewekt door de aanwezigheid van elektrische ladingen en wordt gemeten in Volt per meter (V/m). Hoe groter de voedingsspanning van een apparaat, hoe intenser het resulterend elektrisch veld.

Energie Klik hier.
In de klassieke mechanica: bij een translatie wordt de kinetische energie gegeven door: Ek = 1/2 m.v
met Ek de kinetische energie in joule, m de massa in kilogram en v de snelheid in meter per seconde.

bij een rotatie wordt de kinetische energie gegeven door: Ek = 1/2 I.ω2
waarin I het traagheidsmoment van het roterende object is, in kg m² en ω de hoeksnelheid, in radialen per seconde.

bij een algemene beweging kan de kinetische energie bepaald worden als, de som van deze tengevolge van een translatie en deze tengevolge van een rotatie (Stelling van König). Zie kinetische energie.

Potentiële energie is de energie die in een voorwerp aanwezig dan wel opgeslagen is ten gevolge van de plaats van dit voorwerp in een krachtenveld of ten gevolge van een bijzondere toestand waarin het voorwerp zich bevindt. Ze wordt veelal aangeduid met (Epot)
Voor een voorwerp met massa m geldt op hoogte h met bekende valversnelling g de volgende relatie met betrekking tot de zwaartekrachtenergie van het voorwerp: Epot = m.g.h
Zie potentiële energie.

Fase Klik hier.
Een fase is een grootheid die uitdrukt hoeveel een golf of trilling vertraagd is (uit de pas loopt) ten opzichte van een andere golf of trilling die dezelfde frequentie heeft. De fase wordt uitgedrukt in graden, radialen of in golflengten (opmerking: 1 golflengte komt overeen met 360 graden). Verder is de fase het imaginaire deel van de complexe fase in een fasorendiagram.
De fase wordt ook wel het aantal uitgevoerde trillingen, gerekend vanaf het tijdstip t=0, op een tijdstip t genoemd. Als twee golven dezelfde fase hebben, is het faseverschil gelijk aan 0. Dan wordt gezegd dat de golven in fase lopen. Als twee golven een faseverschil van de helft van de golflengte hebben (dit komt overeen met rad = 180°), is er sprake van tegenfase.

Foton Klik hier.
Licht heeft een dualistisch karakter. Het heeft eigenschappen van golven, maar ook van deeltjes. Afhankelijk van het experiment openbaart zich de golf- of deeltjesaard. Wanneer men licht als deeltje beschrijft, heeft men het over fotonen. Dit zijn een soort golfpakketjes met een vaste energie die de kleur, golflengte en frequentie van de straling ook vastlegt . Het foton is ook het deeltje verantwoordelijk voor de elektromagnetische wisselwerking.

Frequentiemodulatie FM Klik hier.
Bij radio en televisie en in het algemeen in de telecommunicatie wordt de over te zenden informatie, het bronsignaal, verpakt in een draaggolf, een radiogolf van voldoende hoge frequentie om goede voortplanting door de atmosfeer te garanderen. De techniek om de informatie bij de draaggolf onder te brengen, wordt aangeduid als modulatie. De draaggolf wordt 'gemoduleerd', veranderd in relatie met het bronsignaal. Hierdoor wordt de essentie van het signaal overgebracht naar een smalle band rond de draaggolffrequentie, waaruit later door demodulatie het oorspronkelijke signaal weer kan worden teruggewonnen. Door draaggolven van verschillende frequentie te gebruiken kunnen verschillende zenders uitzenden zonder elkaar te hinderen en door de selectiviteit van de ontvanger uit elkaar gehouden worden.

Galileo Galileï Klik hier.
Hij was een Italiaans natuur- en sterrenkundige die leefde van 1564 tot 1642. Hij studeerde aan de universiteit van Pisa wis- en natuurkunde en was van 1589 tot 1592 professor in de wiskunde te Pisa en tot 1610 in wiskundige vestingbouw en astronomie te Padua. In 1610 werd hij hofwiskundige van de groothertog van Toscane in Florence. Met behulp van de pas uitgevonden kijker ontdekte hij de vier grote manen van de planeet Jupiter die daarom wel de Galileïsche manen worden genoemd. Ook ontdekte hij met zijn kijker de schijngestalten van Venus en de zonnevlekken.

Hoewel Galileï reeds vroeg overtuigd was van het heliocentrische wereldbeeld van Nicolaus Copernicus, waarin deze de zon in het middelpunt van het zonnestelsel plaatste, sprak Galileï zich eerst in 1610 daarvoor uit in zijn boek « Sidereus Nuncius», waarin hij bovengenoemde ontdekkingen beschreef. Dit gaf aanleiding tot de veroordeling van dit stelsel voor de Romeinse Inquisitie (kerkelijke rechtbank) in 1616 en het op de Index (verboden lijst van boeken) plaatsen van het boek « De revolutionibus orbium coelestium» van Copernicus. Ondanks het verbod publiceerde Galileï in 1632 zijn « Dialogo», waarin de nieuwe leer in gespreksvorm verdedigd werd. Na een proces moest Galileï in 1633 de leer afzweren. Na 1633 verbleef hij in een landhuis in Florence. Ondanks het feit dat zijn ge zichtsvermogen snel achteruit ging, schreef hij hier zijn belangrijkste werk, « Discorsi e dimontrazioni matematiche intorno a due nuove scienze», waarin op een nieuwe wijze de grondslagen der mechanica worden uiteengezet. Dit boek werd in 1638 in Leiden uitgegeven. Een belangrijke ontdekking van Galileï is verder, dat de slingertijd van een slinger af hankelijk is van de amplitude (de mate waarin de slinger uitslaat). Galileï heeft veel invloed gehad op de ontwikkeling van de natuurwetenschappen, voornamelijk in de 19de eeuw.

Gamma emissie (γ) Klik hier.
Gamma-uitbarstingen behoren tot de helderste explosies die in het universum voorkomen. Astronomen geloven dat de meesten het gevolg zijn van het instorten van een opgebrande ster. Terwijl een ster ineenklapt tot een zwart gat, worden grote hoeveelheden 'brandstof' met bijna de snelheid van het licht de ruimte in gestuwd. Deze stralen reageren met het in de ruimte aanwezige gas, dat eerder uit de instortende ster voortkwam. Hierdoor ontstaan zeer heldere gaswolken, die in de loop van de tijd langzaam verzwakken.
Vrijwel alle radioactieve isotopen en met name alfa-emitters en beta-emitters zenden ook gammastraling uit. Dit zijn hoog energetische fotonen. In een enkel geval komt het voor dat de uitzending van een deeltje tot gevolg heeft dat de kern meteen terecht komt in de grondtoestand. Meestal verkeert hij echter in een aangeslagen toestand en dat betekent dat hij zijn overtollige energie zal lozen, meestal in de vorm van gammastraling. Een isotoop die in een aangeslagen toestand verkeert wordt metastabiel genoemd. Te verwachten valt dat de halfwaardetijd van zo'n metastabiele isotoop erg kort is, maar er bestaat een handvol metastabiele isotopen met een halfwaardetijd van jaren.

Geel (kleur) Klik hier.
Als men niet van geel houdt is er sprake van teleurstellingen, een gevoel van machteloosheid. Is het symbool van de zon. De kleur geel vertegenwoordigt het sanguinisch temperament. Het is de meest heldere kleur. In de kleurenpsychologie staat geel voor onthechte sereniteit. Geel reflecteert licht in alle richtingen, waardoor het een impressie van onthechting en bevrijding creërt. Zware en neerdrukkende gevoelens verdwijnen erdoor.
Positief: zon, goud, energie, dynamisch, naar buiten wendend. levendig, veelzijdig, geestig.
Negatief: haat, nijd, wispelturig, beproeving, smart.

Golflengte Klik hier.
De lengte in meters van een golf die zich voortplant in een medium. De golflengte is de voortplantingssnelheid gedeeld door de frequentie.
Voor geluid in lucht, met een voortplantingssnelheid van ongeveer 330 meter per seconde, heeft een toon van 300 Hertz een golflengte van 1 meter. 20 KHz, de hoogste frequentie die mensen nog kunnen horen heeft een golflengte van ca. 1.5 cm.
Bij elektrische verschijnselen is de voortplantingssnelheid flink wat hoger, n.l gelijk aan de lichtsnelheid. In lucht is dat ongeveer 300.000 km per seconde (7 x de aarde rond in 1 seconde) en in kabels altijd heel wat langzamer, tot 150.000 km/s.
In de natuurkunde, en dus ook in de elektronica moet men altijd rekening houden met de vraag of een golflengte klein of groot is ten opzichte van het apparaat of de kabel waarover men spreekt. Als de golflengte klein is moet men er altijd nadrukkelijk rekening mee houden. Zo moet men bij een signaal van ongeveer 6 Mhz en dus een golflengte van 48 meter een kabel gebruiken met de juiste karakteristieke impedantie als men dat signaal over meer dan een meter of tien wil transporteren. Bij een kabeltje van een meter komt het er niet op aan, want dat is kort en dan heeft men geen last van reflecties die in een langere kabel zouden optreden. Een ander voorbeeld: bij een geluidsfrequentie van 100 Hz (golflengte 3 meter) is de luidspreker kast bijna altijd klein t.o.v. de golflengte. Dat resulteert er in dat geluiden van zulke lage frequenties altijd rondom gestraald worden. Het maakt niet uit of men voor of achter de kast staat, men hoort evenveel bas, voor zover de kamer flink groot is ten opzichte van de golflengte. Bij nog wat lagere frequenties is dat meestal niet meer zo waardoor er allerlei reflecties en staande golven optreden. Bij hoge frequenties, zeg 3 Khz is de golflengte een decimeter, en dus niet meer klein ten opzichte van de kast. Zulke frequenties worden dan ook voornamelijk naar 1 richting gestraald.

Groen (kleur) Klik hier.
Positieve betekenis: instinctmatig reagerend, gevoelig, bescheiden, behoefte aan zekerheid, zich terugtrekkend bij moeilijkheden, behoudend, hang naar het verleden, langzaam levenstempo, moederlijk verzorgend, sterke gezinsband
Negatieve betekenis: zich laten leiden door instincten, beïnvloedbaar, overgevoelig, bij geringe kwetsing al dichtklappen, afhankelijkheidsgevoelens, traag, zorgelijk.

Helium Klik hier.
Gasvormig element met het symbool He, atoomnummer 2 en molair gewicht van 4,0026 g/mol. Helium is een van de edelgassen uit groep VIII van het periodiek systeem der elementen. Helium is het op een na lichtste element dat we kennen. De meest belangrijke bronnen voor helium winning op de wereld zijn een aantal aardgasvelden in de VS.

Helium is een kleurloos, geurloos en smaakloos gas. Het is van alle gassen het slechtst oplosbaar in water. Helium is het minst reactieve element en het vormt geen belangrijke chemische verbindingen. De dichtheid en viscositeit van helium zijn erg laag, maar de thermische geleidbaarheid en de calorische waarde zijn uitzonderlijk hoog. Helium kan omgesmolten worden, maar de condensatie temperatuur is de laagste van alle bekende elementen.

Toepassingen: Helium was het eerste gas dat werd gebruikt om luchtballonnen en luchtschepen mee te vullen. Het wordt tegenwoordig ook gebruikt voor hoogteonderzoek en meteorologische ballonnen. Helium vindt zijn voornaamste toepassing als inert beschermingsgas tijdens laswerkzaamheden. Helium is het meest bruikbaar bij lage temperaturen. Het is de enige koelvloeistof die temperaturen van beneden 15 Kelvin (-434 oF) kan bereiken. Deze extreem lage temperaturen vinden hun toepassing in de ontwikkeling van een supergeleidbare toestand, dat wil zeggen dat de weerstand tegen elektrische geleidbaarheid in een systeem bijna nul is. Andere toepassingen zijn het gebruik van helium als drukhouder in luchtschroeven van raketten, in helium/ zuurstof mengsels voor duikers, als werkzame stof in nucleaire reactoren die worden gekoeld door gas en als gasdrager tijdens chemische analyses als gaschromatografie.
Helium ontstaat in de aardkorst door natuurlijke radioactieve afbraak van zwaardere elementen. Het grootste gedeelte van het helium dat ontstaat migreert naar het aardoppervlak en verdampt naar de atmosfeer. Men denkt daarom wel dat de helium concentratie in de atmosfeer zeer hoog is, maar deze is slechts 5,25 mg/L op zeeniveau. Het lage molaire gewicht van helium zorgt er namelijk voor dat alle gevormde heliumatomen naar de ruimte kunnen ontsnappen. Aardgassen bevatten hogere concentraties helium dan de atmosfeer.
Effecten door blootstelling: De stof kan in het lichaam worden opgenomen via inademing. Symptomen: hoge stem, duizeligheid, verveeldheid, hoofdpijn, verstikking. Bij huidcontact en contact van de ogen met de vloeibare vorm: bevriezing.

Hertz Klik hier.
De eenheid van frequentie. Het aantal Hertz geeft het aantal trillingen per seconde aan. Vaak worden voorvoegsels gebruikt: KiloHertz (KHz) voor 1000, MegaHertz (MHz) voor miljoen, en GigaHertz (GHz) voor miljard. Het voor mensen hoorbare gebied van geluidstrillingen loopt van 20 Hz tot 20 Khz
Om een idee te geven: 50 Hz (de frequentie van het lichtnet) is een zeer lage bromtoon. 440 Hz is de a' (1-gestreept) ongeveer bij het sleutelgat van het pianoklavier, en de hoogste toon op de piano (en het hele orkest) is ongeveer 4500 Hz. Hogere frequenties zijn altijd boventonen die de specifieke klank aan een toon geven.

Huidkanker Klik hier.
De huid bestaat uit twee lagen: een onderlaag, de lederhuid, en een bovenlaag, de opperhuid.
De lederhuid bestaat uit bindweefsel, waarin onder meer bloedvaten, uiteinden van zenuwen, zweetklieren en talgklieren zitten. In die lederhuid zijn er ook diepe uitstulpingen van de opperhuid, van waaruit onze haren en nagels groeien.
De bovenste huidlaag, de opperhuid, is verantwoordelijk voor de aanmaak van nieuwe cellen en de afstoting van oude en beschadigde cellen. Deze huidlaag is samengesteld uit twee soorten cellen: huidcellen en pigmentcellen. De huidcellen of keratinocyten zorgen voor de opbouw van de huid. De pigmentcellen of melanocyten produceren onder invloed van ultraviolette straling (van de zon, van de zonnebank) het bruine huidpigment "melanine", waardoor we bruin worden.

De meeste gevallen van huidkanker ontstaan in de opperhuid. Naargelang van het type cellen van de opperhuid waaruit de tumor zich ontwikkelt, zijn er verschillende soorten huidkanker. In 90% van de gevallen gaat het om een kankergezwel in de huidcellen. Zij kunnen ontaarden tot een huidkanker die epithelioom wordt genoemd. Deze vorm van huidkanker wordt als goedaardig aanzien omdat hij goed geneest en weinig uitzaait. Een kankergezwel in de pigmentcellen, ook melanoom genoemd, komt in 8% van de gevallen voor. Het kwaadaardig melanoom is vrij zeldzaam, komt veel minder vaak voor dan het epithelioom, maar is veel gevaarlijker omdat deze tumor al in een vroeg stadium kan uitzaaien naar andere organen. Het kwaadaardig melanoom is verantwoordelijk voor tweederden van de sterfgevallen door huidkanker.

Er is een duidelijk verband tussen huidkanker en blootstelling aan ultraviolette straling. In het algemeen geldt: hoe meer blootstelling aan UV-straling, hoe groter het risico op het krijgen van huidkanker. Er bestaan drie soorten UVstralen. Vooral de UVB-stralen worden verantwoordelijk gesteld voor de schadelijke uitwerking op onze huid. Toch zijn er nu aanwijzingen dat ook bij een overdreven blootstelling aan UVA-stralen de kans op huidkanker toeneemt. De UVC-stralen komen niet tot bij ons. Ze worden door de ozonlaag tegengehouden.

Overdreven veel zonnen en te veel bruiningskuren onder de zonnebank zijn dus de boosdoeners. Dat komt doordat de UV-stralen, die onze huid bombarderen, de huidcellen beschadigen... en op langere termijn geeft dit meer kans op huidkanker. Het is het totale pakket UV-stralen die we jaar in jaar uit op onze huid krijgen, het totaalresultaat van alle kleine beschadigingen van de huid door de UV-stralen, dat verantwoordelijk is voor het eventueel ontstaan van huidkanker. De gevolgen manifesteren zich pas na jaren.

Waarop letten:
elke vek die van kleur verandert, elke vlek met een onscherpe begrenzing, elke vlek die groter of dikker wordt, elke vlek die jeukt, elke vlek die knobbelig wordt, elke vlek die makkelijk bloedt, moedervlekken, oude litteken, een zweer die moeilijk geneest, bestralingsgebieden. Het ontstaan van rasperige, schilferige vlekken.

Huidkanker kan op verschillende manieren behandeld worden. De behandelingsmethode waarvoor gekozen wordt hangt af van soort, plaats en grootte van het gezwel. Behandelingsmogelijkheden zijn: bestralen, bevriezen, wegbranden, opereren en fytodynamische therapie. Een melanoom wordt meestal operatief verwijderd. In een beginstadium kan dat onder lokale verdoving; in een meer gevorderd stadium is een volledige verdoving en een ziekenhuisopname noodzakelijk. Na behandeling van huidkanker zal men nog gedurende een aantal jaren (afhankelijkvon de ernst) de huid moeten laten controleren.

Informatiekunde Klik hier.
Is een jonge tak van de wetenschap die zich bezighoudt met grote hoeveelheden data, voornamelijk die door de computer verwerkt kunnen worden, om daaruit nuttige data en informatie te organiseren, optimaliseren, te presenteren, op te slaan, te manipuleren, te visualiseren en te vinden. Bij informatiekunde kan men denken aan het ontwerpen van databases, het ontwerpen van gebruiksvriendelijke websites, verwerken van natuurlijke taal (gesproken of tekst), visualiseren van informatiel. Ook houdt informatiekunde zich bezig met mens-computerinteractie, waarbij de interactie tussen de gebruiker en de computer wordt getest, en ook de gebruiksvriendelijkheid van computer programma’s (interfaces).
Verder wordt er veel onderzoek gedaan op het gebied van het World Wide Web, XML en de totstandkoming van het Semantisch Web. Voor een informatiekundige is informatie interessant, waarbij hij/zij tools gebruikt uit multidisciplinaire invalshoeken, zoals informatica, taalkunde, logica, kunstmatige intelligentie, wiskunde, geografie, etc. Informatiekunde is een multidisciplinaire wetenschap.
Informatiekunde heeft data nodig, wat vaak in het jargon wordt aangeduid als 'datasets'. Een zeer belangrijke bron van data is het Internet.

Infrarood Klik hier.
Infrarode (IR-) stralen zijn warmtestralen. Zij zijn dat gedeelte uit het spectrum van de electromagnetische straling, waarvan de golflengte gelegen is tussen 780 nm en 1 mm. Dit gebied wordt verder ingedeeld in:

IR-A of het nabije infrarode gebied: van 780 tot 1400 nm
IR-B of het midden infrarode gebied: van 1400 tot 3000 nm
IR-C of het verre infrarode gebied: van 3000 nm tot 1 mm.

Infrarode straling is onvermijdelijk gebonden aan alle processen waar hoge temperaturen voorkomen, zoals ovens en dergelijke. Deze stralingsvorm is ook het einde van de degradatie van andere energievormen, zoals het warmlopen van aslagers, waar de bewegingsenergie door wrijving degradeert tot warmte. Specifieke bronnen van infrarode straling zijn bijvoorbeeld de IR-lampen die in laboratoria gebruikt worden om vloeistoffen in te dampen of in ziekenhuizen spierpijnen te behandelen. Ook de mens zendt, doordat zijn lichaamstemperatuur (normaal 37 °C) in onze streken hoger is dan de omgevingstemperatuur, IR-stralen uit.
De doelorganen voor infrarode straling zijn de huid en de ogen. Infrarode stralen met een golflengte hoger dan 3000 nm verliezen al hun energie in de opperhuid. Onder deze golflengte is er een maximum in het absorptiespectrum van de huid. Buiten de afhankelijkheid van de golflengte is de huidabsorptie nog afhankelijk van de hoeveelheid pigment in de huid en van het caroteen- en zuurstofgehalte in het bloed. Infrarode stralen verhogen plaatselijk de lichaamstemperatuur. Onder 45 °C treden geen irreversibele verschijnselen op. De verdraagbare flux bedraagt 1300 J/m2. (De flux is de hoeveelheid energie die per seconde door een oppervlakte-eenheid gaat. Astronomen gebruiken de flux om de schijnbare helderheid van een hemellichaam aan te geven. De schijnbare helderheid is gedefinieerd als de hoeveelheid licht, afkomstig van een ster, die boven de aardatmosfeer per secode door een eenheid van oppervlakte heengaat. Dus is de schijnbare helderheid heel eenvoudig de flux die we van die ster ontvangen. De flux is een maat voor de stromingssnelheid van de energie die elke seconde gaat door elke cm2, van de oppervlakte van een object. De gedetecteerde flux hangt af van de afstand van de bron die de energie uitstraalt. Dit komt doordat de energie zich over een hoeveelheid ruimte moet verspreiden, voordat die ons bereikt.)
Stijgt de temperatuur lokaal boven 50 °C, dan begint de eiwitcoagulatie en boven 70 °C worden de enzymen vernietigd. Het gevolg is het verschijnen van blaren, eventueel na rood worden. Bij intense en langdurige blootstelling kunnen de onderhuids gelegen weefsels afsterven: 2de en 3de graadsbrandwonden.
Infrarode stralen met een golflengte die hoger is dan 2500 nm dringen niet door in het oog. Alles wordt in het hoornvlies geabsorbeerd. Tussen 1500 en 2500 nm wordt er slechts weinig doorgelaten, doch er zijn pieken in het actiespectrum bij 2200 (4 % doorgelaten) en 1700 nm (40 % doorgelaten). Tussen 780 en 1500 nm dringt 50 % van de invallende straling, na concentratie in de lens, door tot het netvlies.
In de ogen kan staarvorming optreden, zelfs tot 10 à 15 jaar na de blootstelling. Deze staar noemt men ook wel eens "glasblazerscataract". IR-straling die tot het netvlies doordringt kan netvliesverbranding veroorzaken of letsels aan de lens of iris, zoals grauwe staar.
Door oververhitting kunnen IR-stralen het sperma in de teelballen ontaarden. De zaadleiders degeneren en het seksueel vermogen daalt.
Hyperthermie, of oververhitting, kan een choc-effect hebben, vooral in een te vochtige omgeving en als te dichte kleding het verdampen van zweet verhindert: de hitteslag.
Infrarode straling tot 20 à 30 kJ/m2 per minuut heeft een weldoend effect. Ze stimuleert het defensiemechanisme van het lichaam. Vanaf 50 à 100 kJ/m2 per minuut is er echter een omgekeerd effect.
Bij de bescherming tegen infrarode straling is vooral de bescherming van de ogen van belang. Hierbij moet opgemerkt worden dat gewoon glas IR-straling doorlaat. Het type bril wordt mede bepaald door de aard en de intensiteit van de bron. De beschermbrillen moeten voldoen aan de DIN-normen. De beschermende kledij is meestal vervaardigd van een weefsel waarop een dunne laag aluminium is aangebracht. Voor het maken van schermen zijn alle ondoorzichtbare materialen goed, op voorwaarde dat ze tegen de temperatuur van de bron bestand zijn, en ze zelf door opwarming geen secundaire bron worden.

Intensiteit (natuurkunde)
In de natuurkunde wordt met intensiteit de tijdsgemiddelde energieflux of irradiatie (Watt per vierkante meter) aangeduid. De intensiteit is te berekenen door de energiedichtheid te vermenigvuldigen met de snelheid waarmee de energie beweegt. Intensiteit is een vector met als dimensie vermogen per oppervlak. De grootheid wordt het meest gebruikt bij golfverschijnselen. Als een puntbron energie uitstraalt in drie dimensies zal de intensiteit afnemen met het kwadraat van de afstand, mits er geen energie verloren gaat.

Interferentie bij licht Klik hier.
Als twee golven elkaar tegenkomen vertonen deze golven interferentie. Dat betekent dat ze samen een nieuwe golf vormen waarbij de totale uitwijking de som is van de uitwijking van de twee golven afzonderlijk. Hierbij hebben we bijzondere gevallen van interferentie:
  1. Constructieve interferentie: beide golven hebben dezelfde fase waardoor er een grotere amplitude wordt gecreëerd.
  2. Destructieve interferentie: er is een faseverschil van een halve fase waardoor de golf gedeeltelijk of zelfs volledig wordt uitgedoofd.


Interferentie bij licht. Als men een monochromatische lichtbron neemt - dat is een lichtbron die slechts licht uitzendt van één kleur, dus van één golflengte - en hiervoor een dubbele spleet plaatsen, creërt men twee kleine lichtbronnen die beide licht uitzenden met dezelfde golflengte en met dezelfde fase. Vanuit deze lichtbronnen worden dus lichtgolven uitgezonden, die met elkaar kunnen interfereren. Als we naar een willekeurig punt kijken en we willen weten of er sprake is van destructieve of constructieve interferentie kijken we naar de fase:
Is er geen faseverschil (bijvoorbeeld: beide golven hebben een top) dan is er sprake van constructieve interferentie
Is er een faseverschil van een halve trilling, dan is er sprake van destructieve interferentie

De weglengte is de afstand vanaf een punt tot een lichtbron, het weglengteverschil is het verschil in afstand tussen de weglengte van de ene bron ten opzichte van de andere bron.
Dus als we weten dat de beide lichtbronnen in fase zijn en we noemen de golflengte λ dan kunnen we zeggen dat als het weglengteverschil een meervoud is van de golflengte ( = nλ waarin n = 0, 1, 2 enz.), dan is de fase van beide golven op dat punt gelijk en is er sprake van constructieve interferentie. Als het weglengte verschil voldoet aan nλ + ½ , dan is er sprake van een fase verschil van een halve trilling en kunnen we van destructieve interferentie spreken.

Als op een bepaalde plaats bijvoorbeeld licht met een golflengte van 300 nm wordt uitgedoofd (minima) kan licht met een golflengte van bijvoorbeeld 310 nm juist wel een maximum hebben. Hier heeft de interferentie van licht dus geen invloed op de intensiteit van het licht en zullen er geen minima en maxima van lichtintensiteit te zien zijn.

Joule Klik hier.
De eenheid van arbeid of energie.
1 Joule is de hoeveelheid arbeid die nodig is om een gewicht van 98.1 gram een meter op te tillen. (Die energie komt weer vrij als je dat gewicht op je tenen laat vallen)
1 Joule is ook gelijk aan 1 Watt seconde, een vermogen van 1 watt gedurende 1 seconde.
1 KWh (het kilowattuur op je elektriciteits rekening) bevat dus 3600000 (3 komma 6 miljoen) Joule.
1 calorie (een ouderwetse maat voor energie) is 4.19 Joule. Let op! De calorie zoals die in de voedingsleer gebruikt wordt is vrijwel altijd de kilocalorie of de "Grote Calorie".

Kaon Klik hier.
Het standaardmodel van de deeltjesfysica is een theorie uit de deeltjesfysica waarin de krachten en deeltjes die alle materie vormen, worden beschreven. Experimenten hebben aangetoond dat deze theorie met de kwantummechanica en de speciale relativiteitstheorie in overeenstemming is. Het is echter geen allesbeschrijvende theorie van fundamentele interacties, hoofdzakelijk omdat het de zwaartekracht buiten beschouwing laat. In de jaren '70 is het standaardmodel opgezet en men heeft hiermee veelvuldig de uitkomst van experimenten succesvol kunnen voorspellen. Vandaag is het standaardmodel een breed aanvaarde theorie die in veel gebieden toepasbaar is. Het standaardmodel voorspelde tot voor kort dat neutrino's massaloos zijn. De ontdekking van neutrino-oscillaties (het fenomeen waarbij neutrino's van de ene generatie in de ander omgezet worden) vereist echter dat deze een massa hebben.

Materiedeeltjes en krachtvoerende deeltjes
Alle delen van het atoom bestaan uit fundamentele materiedeeltjes en krachtvoerende deeltjes. Materiedeeltjes hebben een halftallige spin, voldoen dus aan de Fermi-Diracverdeling en heten daarom fermionen. Ze zijn te onderscheiden in leptonen en de uit quarks opgebouwde hadronen. De krachtvoerende deeltjes hebben een gehele spin, voldoen dus aan de Bose-Einsteinstatistiek en heten daarom (intermediaire vector) bosonen. Ze zijn de overbrengers van de vier fundamentele natuurkrachten. De zwaartekracht met het voorspelde en aangetoonde graviton valt nu ook in het standaardmodel.

Er zijn ongeveer 200 subatomaire deeltjes bekend. Die worden aangeduid met een letter uit het Latijnse of Griekse alfabet, aangevuld met een andere letter, '+', '-', '0', '/' of een streep. Een vereenvoudigd overzicht zou er als volgt uit kunnen zien:

Subatomair deeltje
Elementair deeltje
fermion
lepton (bv elektron en muon en tauon en neutrino's en hun antideeltjes dus 3 + 3 + 3 + 3 = 12
quark (namelijk up, down, strange, charm, bottom en top en hun antideeltjes, dus 6 + 6 = 12
boson (bv foton en gluon)
hadron
baryon (bv proton en neutron) bestaande uit 3 quarks, dus fermion
meson (bv pion en kaon) bestaande uit 2 quarks, dus boson
Leptonen en quarks kunnen in drie generaties voorkomen. Zichtbare materie in het heelal bestaat vrijwel uitsluitend uit deeltjes van de eerste generatie: up- en down-quarks en elektronen. Deeltjes van de tweede en derde generatie zijn instabiel: ze vervallen in een fractie van een seconde in deeltjes van de eerste generatie, maar kunnen wel gegenereerd worden door botsingen van (hoogenergetische) deeltjes van de eerste generatie. Zie ook lijst elementaire deeltjes.

Kernfusie Klik hier.
Kernfusie is de energiebron van de zon en de sterren. Het fusieonderzoek heeft tot doel aan te tonen dat deze energiebron ook op aarde kan worden ingezet. Kernfusie is een veilige en milieuvriendelijke manier om elektriciteit op te wekken en aan de energiebehoeften van de groeiende wereldbevolking te voldoen. De brandstofreserves van deze energiebron zijn ruim voorradig. Het fusieonderzoek heeft al talrijke technologische uitdagingen en spin-offtoepassingen opgeleverd. Bovendien vertoont de fusietechnologie enkele belangrijke kenmerken die het voor Europa erg interessant maken om erin te investeren.



Het betreft onder andere:
  1. onafhankelijkheid van energiegrondstoffen.
  2. Deuterium en tritium, de brandstof waarmee de gewenste fusiereacties worden gevoed en in stand gehouden, zijn vrij gemakkelijk te verkrijgen.
  3. Er zit ongeveer 35 g deuterium in elke m³ water en tritium wordt in de reactor gevormd uit lithium, een element dat overal in de aardkorst voorkomt. Het Lithium wordt verwerkt in een speciale "brandstofmantel" rond de reactor.
  4. Voor een steenkoolcentrale moet er jaarlijks zowat 2 700 000 ton steenkool via spoor- of waterwegen worden aangevoerd.
  5. Een klassieke kerncentrale komt toe met 32 ton uraniumoxide (3% verrijking).
  6. Voor een fusiecentrale is jaarlijks nauwelijks 0,10 ton deuterium en 0,15 ton tritium nodig.
  7. Op basis van de huidige kosten zouden de uitgaven voor de brandstof van een fusiereactor slechts voor 1% doorwegen in de prijs van fusie-elektriciteit. Ter vergelijking: voor gascentrales lopen de brandstofkosten vaak op tot 75% van de totale elektriciteitsproductiekosten.
  8. kleine hoeveelheid kortlevend nucleair afval. Het nucleaire afval beperkt zich voornamelijk tot geactiveerd materiaal bij de ontmanteling van de installatie. De gecumuleerde radiotoxiciteit ervan is na enkele tientallen jaren lager dan die van de asse, die een steenkoolcentrale met dezelfde capaciteit op 25 jaar produceert.


Korte golf Klik hier.
Het zendstation stuurt het radiosignaal onder een bepaalde hoek de lucht in. Op ongeveer 300 km boven het aardoppervlak bevindt zich een luchtlaag die onder invloed van zonnestraling wordt gevormd. Deze luchtlaag - de ionosfeer - heeft de eigenschap kortegolfsignalen terug te kaatsen naar de aarde. Hierdoor is de ontvangst van kortegolfuitzendingen, in tegenstelling tot de middengolf en FM, op zeer verre afstand mogelijk. Men begrijpt dat de rol van de zon ook gevolgen heeft voor de verschillen in ontvangst gedurende het etmaal. Dat geldt nog sterker voor zomer en winter. Vandaar de halfjaarlijkse frequentiewisselingen, die gelden voor alle internationale radio-omroepen.

Kinetische energie Klik hier.

Of bewegingsenergie is een vorm van energie die een lichaam heeft doordat het beweegt. De hoeveelheid hangt samen met de massa en de snelheid. De SI eenheid voor kinetische energie is de joule.
Kinetische energie heeft de volgende formule: Ekin = 1/2 m * v2

Ekin = kinetische energie
m = massa van een voorwerp
v = snelheid van een voorwerp

Kwantummechanica Klik hier.
De kwantummechanica is een theorie uit de natuurkunde die de wetten onderzoekt die het gedrag van de materie op zeer kleine afstandsschalen bepalen.
In de kwantumtheorie worden deeltjes niet gezien als kleine biljartballen, maar als eenheden (quanta) die een waarschijnlijkheidverdeling hebben. Deze verdeling wordt beschreven met een golffunctie. De beschrijving van systemen door middel van een golffunctie betekent dat deeltjes zich, afhankelijk van de manier waarop ze worden waargenomen, soms als een deeltje in klassieke zin, maar soms als een golfverschijnsel gedragen. Zo kunnen bijvoorbeeld elektronenbundels, net als lichtbundels, brekingsverschijnselen en interferentie vertonen. Andersom kan licht alleen voorkomen met een energie die een veelvoud is van hf, waarbij f de frequentie van het licht is en h de constante van Planck.
Bij het formuleren van de kwantummechanica in termen van golffuncties blijkt dat bepaalde fysische grootheden uitsluitend waarden kunnen aannemen uit een bepaalde verzameling, die van de situatie en de te meten grootheid afhangt. Een bekend voorbeeld is het feit dat elektronen in een atoom slechts bepaalde energieniveaus kan bezetten, wat aanleiding geeft tot spectraallijnen in het licht dat door het atoom wordt uitgezonden. Een ander opmerkelijk feit in de kwantummechanica is dat sommige eigenschappen van een systeem niet tegelijkertijd met willekeurige nauwkeurigheid bekend kunnen zijn. De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn plaats en impuls, en tijd en energie. Dit feit staat bekend als het onzekerheidsprincipe van Heisenberg.
In de kwantummechanica kan er onderscheid worden gemaakt tussen bosonen en fermionen. Het onderscheid zit in de spin van het deeltje, een fundamentele eigenschap die alleen van het type deeltje afhangt en de waarden kan aannemen. De deeltjes met heeltallige spin heten bosonen, de andere worden fermionen genoemd. Een belangrijk resultaat hierover is het uitsluitingsprincipe van Pauli, dat zegt dat er geen twee fermionen naast elkaar in dezelfde toestand kunnen bestaan. Voor de bosonen is dat wel mogelijk.

Lambda Klik hier.
Bij golflengte: De golflengte (symbool: λ) van een periodiek verschijnsel is de lengte van een golf. Dat wil zeggen de afstand tussen twee opeenvolgende punten met dezelfde fase, zoals de toppen van een sinusvormige golf. Er is een directe relatie tussen de golflengte λ (in m), de frequentie f (in Hz) en de voortplantingssnelheid v van de golf (in m/s) in het betrokken medium.

Lange golf Klik hier.
Een lange radiogolf kromt zich om het aardoppervlak en heeft daardoor een bereik van duizenden kilometers. Met LF of Low Frequency, soms ook lange golf genoemd, worden frequenties in het radiospectrum aangeduid tussen 30 en 300 KHz. De radiogolven hebben een golflengte van 1 tot 10 kilometer. In Europa en Afrika wordt een deel van de LF-band gebruikt voor radio-omroep. Op het westelijk halfrond worden radiosignalen op deze frequenties gebruikt door luchtvaartbakens, navigatie (LORAN) en in meteorologische toepassingen.

Laser en de toepassingen Klik hier.
De laser wordt tegenwoordig in vele toepassingsgebieden gebruikt. Hieronder zijn:
  1. het afspelen van optische media zoals in CD-, DVD- en Blu-ray-spelers;
  2. het versturen van data door optische kabels;
  3. amusement, in de vorm van lasershows;
  4. als meetinstrument, bijvoorbeeld in waterpasinstrumenten en theodolieten voor landmeten
  5. in 3d laserscanning;
  6. het meten van rotatie met behulp van ring laser gyrokompassen en fibre optic gyrokompassen;
  7. in de geneeskunde, bijvoorbeeld in de oogheelkunde;
  8. militaire toepassingen, zoals het neerschieten van projectielen;
  9. industriële toepassingen, zoals het lasersnijden;
  10. in een gas ultralage temperaturen bereiken door laserkoeling;
  11. toepassingen op telecommunicatiegebied door middel van optische draadloze communicatie.


Militaire toepassingen
In het leger zijn er diverse toepassingen van lasers. Ze worden onder meer gebruikt voor afstandsmeting. De laser wordt gericht op een bepaald doel en de weerkaatsing wordt opgevangen. Door te meten hoe lang het duurt voordat de straal terugkomt en dit te vermenigvuldigen met de lichtsnelheid weet men dan hoever iets weg is. Ze worden ook gebruikt als richtmiddel op geweren. Als de straal het doel raakt, wordt de trekker overgehaald; op die manier is het gemakkelijker om te mikken.
Bij het werpen van bommen wordt vanuit een helikopter of vliegtuig een laserstraal gericht op het doel. Een tweede vliegtuig werpt dan zelfrichtende bommen of raketten die op de reflectie van die straal afgaan. Zo kan heel precies gebombardeerd worden. Het enige nadeel is dat het eerste vliegtuig de hele tijd die laserstraal gericht moet houden, iets dat lastig wordt bij veel wind of regen.
Laserstralen worden ook gebruikt als communicatiemiddel. Het voordeel is dat je met een laserstraal heel veel informatie door kan geven. Het nadeel is dat laserstralen alleen rechtuit gaan, en de straal dus precies goed gericht moet zijn en er tussen de zender en de ontvanger een zichtlijn moet bestaan.
Als wapen (in ontwikkeling): zo kunnen krachtige laserstralen gebruikt worden om luchtdoelen zoals vliegtuigen en raketten neer te halen, als ook kleinere projectielen zoals mortiergranaten. Maar ook gronddoelen zoals tanks zouden met laserstralen bestookt kunnen worden. Het enige nadeel is dat de laserstraal enige tijd op het zelfde oppervlak van het doel moet kunnen blijven stralen.
Tenslotte worden laserradarsystemen gebruikt. Voordeel: Een dergelijk systeem is uiterst precies (je kunt driedimensionale plaatjes maken van iemand op circa 2 km afstand), en de radar is ook veel kleiner. Laserradars hebben echter maar een bereik van circa 10 km, daarom wordt eerst de gewone radar gebruikt, en de laserradar alleen als extra informatie gewenst is.
Er zijn ook lasers die het doelwit verdampen door enorme hitte, maar ze hebben het nadeel dat ze te makkelijk terug gekaatst kunnen worden. Röntgen of gamma lasers zijn een optie, ze kunnen heet genoeg worden maar ze hebben het nadeel dat er geen energiebron groot genoeg is om die lasers te laten werken. Amerika wilde ooit een satelliet met een röntgen-laser maken in de koude oorlog maar dit werd afgeblazen vanwege praktische bezwaren en de prijs.

Geneeskundige toepassingen
De werking van lasers hangt af van de substantie die het licht absorbeert. In het lichaam zijn de belangrijkste stoffen: hemoglobine (bloed), melanine (pigment, haar) en water (cellen). Deze hebben verschillend absorptiespectrum. Door de lichtbron zorgvuldig te kiezen kan de aandoening selectief behandeld worden. Ook de wijze waarop het licht op het weefsel wordt overgebracht is belangrijk: meerdere korte, intense pulsen hebben minder invloed op de omgeving dan een langere, minder-intense puls. Een bloedvat of pigmentcel die opwarmt zal deze warmte immers op de omgeving overbrengen. Door meerdere korte pulsen te geven, met een afkoelingsperiode ertussen, kunnen kleine structuren worden opgewarmd, met weinig opwarming van omliggende weefsels. Voor grote structuren (grotere vaten) zijn juist langere pulsen nodig. Dit is tezamen het principe van de selectieve fotothermolyse.

Oogheelkunde
Lasers worden zowel toegepast voor oppervlakkige (hoornvlies) als diepere (lens, netvlies, vaatvlies) behandelingen. Voor de behandeling van verziendheid kan lasek of lasik toegepast worden, hierbij wordt de bolling van het oog afgezwakt door cellen van het hoornvlies te verdampen. Bij bepaalde oogaandoeningen ontstaan er op het vaatvlies te veel bloedvaten, ook deze kunnen per laser dichtgebrand worden. Voor de medische behandelingen zijn lasers met verschillende golflengten beschikbaar.

Dermatologie
In de dermatologie worden verschillende typen lasers gebruikt
Ablatieve lasers, zoals CO2 en Er:YAG verhitten het weefsels zodat het oppervlak verschroeit. Daarmee kan de opperhuid laagje bij laagje verwijderd worden. Dit kan gebruikt worden voor behandeling van littekens.
Vaatlasers, zoals pulsed-dye en Nd:Yag kunnen oppervlakkige bloedvaatjes dichtschroeien. Toepassingen: wijnvlek, teleangiectasieen.
Pigment- en ontharingslasers (bijv. robijnlaser) gebruiken licht dat vooral door pigment wordt geabsorbeerd. Voor deze toepassingen moet de afwijking veel pigment en de gezonde huid weinig pigment bevatten. Toepassingen: melasma, hyperpigmentatie, overbeharing.

Tandheelkunde
Bij patiënten met grote angst voor de tandarts kan een laser gebruikt worden om pijnloos gaatjes te verwijderen. De voordelen hiervan zijn dat het weg gelaserde gaatje tevens wordt gesteriliseerd, met als gevolg minder kans op een ontstoken zenuw in de kies of tand.
Er is de laatste jaren veel vraag naar het in korte tijd witter maken van het gebit. Hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van een laser. Er wordt een waterstofperoxidegel op het gebit aangebracht waarna het gebit wordt belicht met een laser. De belichting zorgt ervoor dat de ketens van kleurstoffen in de tanden en kiezen in kleine stukjes worden verdeeld, waardoor de waterstofperoxide de kleurstoffen veel sneller en beter verwijdert.

Metaalbouw
Lasers kunnen gebruikt worden bij de metaalbouw. Door de hoge energiedichtheid en de kleine brandpuntsdoorsnede kan een laser gebruikt worden om voorwerpen te markeren, door de hoge nauwkeurigheid van een laser kan bijvoorbeeld de afkomst in een diamant gegraveerd worden. Men kan metaal snijden, dit kan met een veel betere afwerkingskwaliteit dan bijvoorbeeld het snijden met acetyleen. Lassen, bijvoorbeeld van blik voor auto's. Boren, bijvoorbeeld van schoepen van vliegtuigturbines of saffier aanbrengen van coatings (bijv. plateren). Een van de recentste ontwikkelingen is het gebruik van glasvezel om de laserstraling te verdelen. Zo kan, net als met perslucht, één laserapparaat meerdere lichte handapparaten bedienen. Ook opent dit de mogelijkheid om te lassen met een robot. Dit gebeurt vooral in de automobielnijverheid.

Lengte Klik hier.
De maat genomen van het ene naar het andere eind van iets.
Aantal bits, tekens of machinewoorden, nodig om een blok, woord, artikel of elk ander willekeurig gegeven te vormen of voor te stellen.
De hoofdafmeting van een schip in lengterichting gemeten.
Afstand van een plaats tot de 0-meridiaan. Deze 0-meridiaan loopt over Greenwich/Londen.

AFSTAND.

LENGTEGRAAD.


Lichtsnelheid Klik hier.
De lichtsnelheid in vacuüm is 299.792.458 meter per seconde. Deze waarde is zeer nauwkeurig bepaald. Het getal wordt vaak afgerond naar 300.000.000 meter per seconde, oftewel 300.000 kilometer per seconde. In natuurkundige formules wordt de lichtsnelheid meestal weergegeven met de letter c.
In de 17e eeuw deed Galileo Galilei al pogingen om de lichtsnelheid te berekenen maar slaagde daar niet in. In 1646 stelde Ole Rømer de lichtsnelheid vast op 225.000 km/s. In de 19e eeuw ontdekte men dat de snelheid van het licht in vacuüm altijd constant is. Dit bleek uit experimenten van Michelson en Morley. Ook als iemand zelf in beweging is met een lamp in zijn hand, gaan voor die persoon de lichtstralen in alle richtingen nog steeds met dezelfde snelheid. Dit geldt ook voor het licht dat vanuit een andere bron naar de persoon toe reist. De lichtsnelheid is in alle richtingen en onafhankelijk van de snelheid van de reiziger (vaak de waarnemer genoemd) gelijk. Dit strookt niet met de klassieke Newtoniaanse natuurkunde. Het is een van de uitgangspunten van de relativiteitstheorie van Albert Einstein.
De lichtsnelheid is de maximale snelheid voor deeltjes en informatie. Een deeltje dat in rust geen massa heeft, zoals het foton reist altijd met de lichtsnelheid, een deeltje met massa gaat altijd langzamer; er zou een oneindige hoeveelheid energie nodig zijn om het tot de lichtsnelheid te versnellen. De theorie van Einstein laat echter ook de mogelijkheid van tachyonen toe: deeltjes die altijd sneller gaan dan het licht, en oneindig veel energie nodig hebben om tot de lichtsnelheid af te remmen. Of ze daadwerkelijk bestaan is nog volledig onbekend, en kan ook in beginsel niet worden aangetoond.
De lichtsnelheid in stoffen, zoals glas is lager dan de lichtsnelheid in vacuum, zie bijvoorbeeld het effect in de Wet van Snellius. Het is deze vertraging die het effect van lichtbreking in een prisma veroorzaakt; het bijbehorende getal staat bekend als de brekingsindex.
De Deense Harvard natuurkundige Lene Hau slaagde er in 1998 in om de gemiddelde snelheid van het licht te verlagen. Zij deed dit door atomen af te koelen tot een miljoenste graad boven het absolute nulpunt. Atomen gaan zich dan gedragen als behorend tot een enkel superatoom. Deze toestand noemt men een Bose-Einstein condensaat. In 1999 slaagde de onderzoeksgroep erin om het licht zelfs volledig stil te laten staan. De tijdsduur dat het licht stil stond duurde slechts één milliseconde.
Recente proeven hebben ook aangetoond dat het mogelijk is om de groepsnelheid van licht boven c te brengen. Een experiment zorgde ervoor dat een laserstraal door een cesiumwolk vloog over een zeer korte afstand met een snelheid van 300 keer c. Maar spijtig genoeg is deze techniek niet mogelijk om informatie te verzenden sneller dan het licht.

METEN LICHTSNELHEID.


Longitudinale golf
Een longitudinale golf is een golf waarin de golfbeweging plaatsvindt langs de richting waarin de energie zich verplaatst. Geluid plant zich in lucht en in andere gassen en vloeistoffen voort als een longitudinale golf. In vaste stoffen plant geluid zich zowel longitudinaal als transversaal voort.
De uitwijking van een aan de golfbeweging deelnemend deeltje is dus evenwijdig aan de voortplantingsrichting.
Golven in water zijn een combinatie van een longitudinale en een transversale golf. De oppervlaktegolf die kan optreden in een vaste stof (of aan het oppervlak van de aarde), de Rayleighgolf eveneens.

Magnetisch veld Klik hier.
Het interplanetair magnetisch veld is een deel van het magnetisch veld van de zon dat in de interplanetaire ruimte wordt gesleurd door de zonnewind. De interplanetaire magnetische veldlijnen zijn zogezegd "bevroren" in het plasma van de zonnewind. Omdat de rotatie van de zon, het interplanetair magnetisch veld (IMF), zoals de zonnewind naar buiten komt in een spiraalpatroon wordt het soms vergeleken met het patroon van watersproeier in de tuin die ronddraait. De oorsprong van het IMF bevindt zich in de gebieden op de zon waar de magnetische veldlijnen open zijn, dit is dus waar de veldlijnen van de ene regio niet terugkeren naar een verwante regio maar zich eigenlijk virtueel uitstrekken tot in de ruimte. De richting (polariteit) van het veld in de noordelijke hemisfeer van de zon is omgekeerd aan dat van het veld in de zuidelijke hemisfeer. Bij elke nieuwe zonnecyclus keren deze polen om.

Het interplanetair magnetisch veld is een deel van het magnetisch veld van de zon dat in de interplanetaire ruimte wordt gesleurd door de zonnewind. De interplanetaire magnetische veldlijnen zijn zogezegd "bevroren" in het plasma van de zonnewind. Omdat de rotatie van de zon, het interplanetair magnetisch veld (IMF), zoals de zonnewind naar buiten komt in een spiraalpatroon wordt het soms vergeleken met het patroon van watersproeier in de tuin die ronddraait. De oorsprong van het IMF bevindt zich in de gebieden op de zon waar de magnetische veldlijnen open zijn, dit is dus waar de veldlijnen van de ene regio niet terugkeren naar een verwante regio maar zich eigenlijk virtueel uitstrekken tot in de ruimte. De richting (polariteit) van het veld in de noordelijke hemisfeer van de zon is omgekeerd aan dat van het veld in de zuidelijke hemisfeer. Bij elke nieuwe zonnecyclus keren deze polen om.

De heliosferische veldstroom
Langsheen de magnetische evenaar van de zon, lopen de tegengesteld gerichte open veldlijnen parallel aan elkaar en worden gescheiden door een dunne veldstroom beter gekend als het interplanetaire veldstroom zoals hierboven op de afbeelding is te zien. De veldstroom is licht hellend (door een offset tussen de rotationele en lagnetische assen van de zon) en scheefgetrokken (door een quadrupole moment in het magnetisch veld van de zon) en dus eerder lijkt op een ballerinajurkachtige structuur die zich uitstrekt in de interplanetaire ruimte. Aangezien de Aarde zich soms boven en soms onder de ronddraaiende stroom bevindt brengt dit periodieke veranderingen in de polariteit van het IMF met zich mee. Deze periodes van alternerende positieve (weg van de zon) en negatieve (naar de zon) polariteit zijn gekend als magnetische sectoren.

Maser Klik hier.
Een maser is een heldere bron van zuiver monochromatische straling op relatief lange, onzichtbare golflengten. De m van ‘maser’ komt van ‘microwave’. De eerste laboratoriummasers werden ruim een halve eeuw geleden gebouwd door de Amerikaanse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Charles Townes. Townes beschreef een paar jaar later ook als eerste het principe van de laser, en won in 1964 een gedeelde Nobelprijs natuurkunde.
Dat masers ook gewoon in de natuur konden voorkomen, daar hield vijfenveertig jaar geleden niemand rekening mee. Dus toen een groep Amerikaanse radioastronomen onder leiding van Harold Weaver in 1965 raadselachtige emissielijnen in het heelal ontdekte op een golflengte van 18 centimeter, opperden sommige sterrenkundigen dat die misschien geproduceerd werden door een nog onbekend element, dat ‘mysterium’ werd genoemd. Pas later bleek het te gaan om maserstraling van hydroxylmoleculen (OH). Niet lang daarna werd ook kosmische maserstraling ontdekt van waterdamp (H2O), methanol (CH3OH) en siliciumoxide (SiO).

Opzienbarende ontdekkingen, maar volgens Huib Jan van Langevelde, directeur van het Joint Institute for VLBI in Europe (JIVE) in Dwingeloo, was het grote belang van kosmische masers niet meteen duidelijk. Pas na de opkomst van very long baseline interferometry (waarbij verschillende radiotelescopen onderlinge gekoppeld worden om een extreem hoge beeldscherpte te behalen) kwamen de toepassingen op het gebied van bijvoorbeeld precisie-astrometrie aan het licht. Nog steeds vormt maserastronomie een enigszins onbekend en onderbelicht deelgebied van de sterrenkunde.

Massagetal Klik hier.
Het massagetal van een atoom is gelijk aan het aantal protonen + neutronen.
Voorbeeld het massagetal van koolstof kan 12, maar ook 13 zijn. Dit hangt af van het aantal neutronen, want koolstof heeft per definitie zes protonen. 12 C heeft zes neutronen en massagetal 12, maar 13 C heeft zeven neutronen.

Melanoom Klik hier.
Is een vorm van kwaadaardige tumor (huidkanker). Niet te verwarren met de goedaardige naevus of huidvlek. Hei is een dodelijke ziekte. Er bestaan verschillende vormen van huidkanker. 5% daarvan wordt door melanoom veroorzaakt; 66% van de overlijdens-gevallen bij huidkanker is evenwel te wijten aan melanoom.
Van melanoom kun je alleen genezen wanneer de diagnose tijdig wordt gesteld. Vier patiënten op tien bieden zich echter te laat bij de arts aan en overlijden binnen vijf jaar na de diagnose.

Er bestaan verschillende soorten melanoom. Uitzicht en evolutie kunnen soms zeer variabel zijn.
  1. Melanoom met oppervlakkige uitbreiding. Deze vorm wordt zo genoemd vanwege de ontwikkeling van de aandoening in de oppervlakkige huidlagen. In dit stadium (dat soms al jarenlang zichtbaar is!) is melanoom tamelijk ongevaarlijk en bestaat er weinig kans op uitbreiding (uitzaaiingen). Na deze langzame evolutie, kan melanoom zich in de diepte ontwikkelen, bloedvaten en lymfvaten raken en op die manier een dodelijk kwaad worden.
  2. Modulair melanoom. Dit melanoom werkt meteen in de diepte en is daarom veel gevaarlijker dan het vorige.
  3. Acraal melanoom. Dit is zichtbaar op de handpalmen, op de voetzolen of onder de nagels. Op die plek zou je kunnen denken dat het om een hematoom of bloeduitstorting gaat. Zo'n blauw plekje verdwijnt na enkele maanden maar een melanoom niet!
  4. Melanoomontwikkeling op lentigo. Doet zich voor op het gelaat van bejaarde personen. De uitbreiding gebeurt vanuit de donkere pigmentvlekken, ook kwaadaardige lentigo of melanose van Dubreuilh genoemd (pre-kanker vorm).
  5. Melanoom van de slijmvliezen. Een zeer zeldzame vorm van melanoom die zich ontwikkelt bij aars, vagina, mond, ...


Microgolf Klik hier.
Microgolven hebben een golflengte tussen de 30 cm en 1mm. Dit betekent dat microgolven een frequentie hebben van 1 GHz tot 300 GHz. Microgolven lijken een beetje op lichtstralen wat betreft afbuiging en weerkaatsing, maar microgolven kunnen in tegenstelling tot lichtstralen ook in niet-transparante materialen binnendringen. Het eten in een magnetron wordt d.m.v. microgolven warm gemaakt. Dit wordt bijvoorbeeld toegepast in de magnetron. Hierin worden de microgolven door middel van een ronddraaiende verspreider verspreid in de magnetron. Microgolven worden geabsorbeerd door water in ons eten. Dit heeft als gevolg dat de watermoleculen gaan trillen en vervolgens het eten warm wordt. Microgolven worden ook toegepast voor communicatie (bijvoorbeeld in de ruimte of bij een radarinstallatie) en in de sterrenkunde.

Middengolf Klik hier.
De middengolf frequentieband of Medium Frequency (MF) band loopt van 300 kHz tot 3 MHz. Deze middengolf band wordt gebruikt voor middengolf radio-omroep (526,5 tot 1606,5 kHz). In dit frequentiegebied planten de golven zich maar over korte afstanden langs de aarde voort (zie grondgolf). Overdag worden de golven geabsorbeerd door de D en E-laag van de ionosfeer. 's Nachts reflecteren de golven tegen de F-laag. Doordat de ionosfeer bestaat uit bewegende deeltjes, varieert het gereflecteerde signaal echter sterk. Dit effect is goed te merken op de middengolf radio. 's Avonds zijn er veel meer zenders te ontvangen. De kwaliteit van de ontvangst is echter veel slechter dan overdag.
De middengolf is vooral bekend van de middengolf omroep. Deze wordt meestal aangeduid met de term AM. Vroeger vond er in deze band naast omroep veel communicatie met schepen plaats. Dit wordt nu minder door de opkomst van de satelliet. Verder vinden we hier navigatiebakens, met name voor de luchtvaart. Daarnaast wordt de band gebruikt door radio zendamateurs en voor vaste verbindingen.

Muon Klik hier.
In de wereld van het kleine zwerven kerndeeltjes en electronen met grote snelheden in het rond. Deeltjes, die maar heel kort kunnen bestaan, voordat ze een reaktie met andere materie aangaan. Als voorbeeld noemen we hier muonen, een zwaar soort electronen, die in de buitenste lagen van de atmosfeer gemaakt worden. Ze leven maar 2 microseconden en vliegen bijna met lichtsnelheid naar het aardoppervlak. Ze kunnen dus maar 600 meter afleggen (s=v•t). Toch komen ze 20 km verder op het aardoppervlak terecht.

Nanometer Klik hier.
Wat is nanotechnologie?
Nanotechnologie is niet één technologie. Nanotechnologie is de verzamelnaam voor alle disciplines die zich bezighouden met structuren op nanoschaal. Deze nieuwe technologie wordt veel gebruikt binnen verschillende terreinen van de wetenschap, zoals de natuurkunde, scheikunde en biologie. Nanowetenschappers voorspellen vele nieuwe toepassingen in de geneeskunde, energieproductie, informatieopslag en chemie.

Wat betekent nm?
nm staat voor nanometer en is een eenheid om afmeting aan te geven. Net zoals een centimeter (cm).

Wat betekent nano?
Nano komt van het Griekse woord voor dwerg: nanos. ‘Nano’ betekent een miljardste deel. Een nanometer is één miljardste van een meter, oftewel: 0,000.000.001 meter. Een nanometer is zo klein, dat we het niet met het blote oog kunnen waarnemen.

Wat is de definitie van een nanodeeltje?
Een nanodeeltje is een deeltje met afmetingen tussen 1 nm en 100 nm in 1 of meer richtingen (lengte, breedte en hoogte).
Het nanodeeltje wordt bewust ontworpen en gemaakt.
Nanodeeltjes komen in verschillende vormen voor, zoals staafjes, buisjes, agglomeraten en aggregaten (groepje nanodeeltjes) en emulsies.
De definitie van nanodeeltjes is zeer breed. Een brede definitie heeft tot gevolg dat heel veel deeltjes onder nanodeeltjes vallen. Lang niet alle deeltjes zullen bijzondere eigenschappen hebben. Er zijn op dit moment dan ook veel discussies gaande over een betere definitie, die onderscheid maakt tussen fysiche/chemische eigenschappen van verschillende deeltjes in nano-afmetingen.

Waar treffen we nanodeeltjes aan?
Nanodeeltjes treffen we overal in de natuur aan. Nanodeeltjes van natuurlijke oorsprong treffen we bijvoorbeeld aan als zoutdeeltjes in zilte zeelucht en verbrandingsrook (BBQ). Door mensen gemaakte nanomaterialen zitten bijvoorbeeld in electronica zoals onze mobiele telefoon.

Waarom gebruiken we nanotechnologie?
Nanotechnologie wordt gebruikt om producten te kunnen maken met nieuwe of betere eigenschappen die voordelen opleveren voor mens en milieu. In de geneeskunde kan nanotechnologie bijvoorbeeld gebruikt worden om medicijnen beter op de juiste plaats in het lichaam te brengen waar het zijn werking kan doen. Daarnaast kun je met behulp van nanotechnologie lichtere en sterkere materialen maken voor bijvoorbeeld vliegtuigen en mountainbikes.

Neutron Klik hier.
Kerndeeltje met een massa vrijwel gelijk aan die van het proton (1.67 x 10-27 kg). In atoomkernen worden protonen en neutronen bij elkaar gehouden door gluonen (de bosonen verantwoordelijk voor de sterke kernkracht). Neutronen hebben geen lading. Het aantal neutronen in de kern van een atoom bepaald het isotoop van dat atoom.

Ontvanger (elektronica) Klik hier.
Een ontvanger is een toestel of onderdeel dat radiosignalen of andere elektromagnetische signalen detecteert en verwerkt.
Een voorbeeld van een ontvanger is bijvoorbeeld een radio die signalen ontvangt van de zendmast die de stem van de muziek van een radiostation verstuurt, die in de radio ontvangen en versterkt wordt zodat het beluisterbaar is voor mensen.

Oranje (kleur) Klik hier).
Is de kleur van de jeugd en de creativiteit; heeft een versterkend effect; stimuleert de spijsvertering; geeft nieuwe kracht en energie op geestelijk en emotioneel gebied; wordt geassocieerd met positief denken; maakt geestdriftig; maakt sensueel; maakt sociaal; zorgt voor een goed humeur; beinvloedt de sportiviteit positieve.
Te veel oranje: wordt men genotzuchtig; maakt zelfgenoegzaam; kan luiheid veroorzaken; maakt afhankelijk; maakt onaardig; zorgt voor oppervlakkigheid;
Oranje is heilzaam bij: weinig levenskracht; indigestie; astma; kramp; galstenen; lusteloosheid; verdriet; geremdheid; verveling; rouw.

Ozonlaag Klik hier.
De gassen ozon is niet gelijk over de atmosfeer verdeeld. De atmosfeer zelf is verdeeld in verschillende lagen: zo heb je vanaf de aardoppervlak de troposfeer, de stratosfeer, de mesosfeer, de ionosfeer en de exosfeer. De meeste ozon bevindt zich de stratosfeer op een hoogte van ongeveer 25 km. En die laag met ozon is dus de ozonlaag.

In de stratosfeer ontstaat ozon doordat de UV-straling van de zon in de atmosfeer dringt en een zuurstofmolecuul treft. De straling heeft zoveel energie dat de zuurstofmolecuul (O²) uiteen valt in twee atomen. Die zuurstofatomen gaan dan weer op zoek naar een andere zuurstofmolecuul en zo ontstaat er weer ozon. Ozon wordt dus voortdurend aangemaakt en afgebroken in de atmosfeer. Hoog in de atmosfeer is dit proces niet mogelijk, omdat daar weer te veel UV-straling is en te weinig zuurstof om ozon te kunnen vormen. Lager in de atmosfeer is veel meer zuurstof, maar het meeste ultraviolet is geabsorbeerd. Hier kunnen geen zuurstofatomen ontstaan en dus ook geen ozonmoleculen. De optimale hoogte is 25 km van de aardoppervlak af. En de meeste ozon ontstaat boven de tropen, waar de zonnestraling het sterkst en het meest direct is.

De functie van de ozonlaag:
Zonlicht bevat onzichtbare stralen die we ultraviolette stralen noemen. Deze stralen bevatten veel energie en kunnen schadelijk zijn voor alle levende wezens op de aarde. De ozonlaag houdt de meeste ultraviolette stralen tegen, want de ozonmoleculen absorberen die stralen voor een grote deel. Maar de ozon laat wel licht en warmte door. Het ultraviolet dat de aarde wel bereikt heeft belangrijke gevolgen. Het is de straling waardoor mensen bruin worden. Maar een overmaat kan ook schadelijke uitwerking hebben op al het levende op de aarde.

Ozon vlakbij de grond:
De ozonlaag heeft dus een belangrijke functie. Maar dichtbij de grond is ozon juist een gevaarlijke vorm van vervuiling, die erg schadelijk kan zijn voor alles wat leeft. In steden ontstaat ozon, als onverbrande brandstof uit de uitlaat van auto’s zich vermengt met zonlicht. Dan ontstaat er ozon. Als er te weinig wind is, kan de ozon niet opstijgen. Dan vormt zich vlak bij de grond een gevaarlijke smog (dikke mist met gevaarlijke stoffen erin).

Ozon meten:
Als alle ozonmoleculen in de ozonlaag werden samengeperst, zou de laag amper 6 millimeter dik zijn. In werkelijkheid is de ozonlaag verscheidene kilometers dik. Je kan dus wel nagaan dat de totale hoeveelheid ozon in de atmosfeer heel erg weinig is. Nu bestaan er verschillende manieren om de ozonlaag te meten en te bestuderen:
  1. wetenschappers maken gebruik van weerballonnen (plaatje uit het boek laten zien). De ballonnen worden dan gevuld met helium en aan elk ballon wordt een radiosonde bevestigd. De radiosonde verzamelt informatie over de gassen in de atmosfeer en stuurt deze informatie met behulp van radiosignalen terug naar de aarde. Deze methode is erg duur en tijdrovend.
  2. wetenschappers gebruiken hoogvliegende vliegtuigen en satellieten. De satellieten cirkelen om de aarde en meten dan de ozonconcentratie.
  3. het onderzoeken van het spectrum van de zon. Het nadeel van deze methode is dat het alleen overdag kan worden gedaan en je leert alleen iets over de hoeveelheid ozon boven het meetstation.

De ozonlaag is erg kwetsbaar en wordt ook door verschillende factoren aangetast.
Zo zijn er natuurlijke processen:
  1. vulkaanuitbarstingen. Tijdens deze uitbarstingen worden chemische stoffen uitgestoten en die stoffen zijn bijvoorbeeld waterstofchloride (verbinding van waterstof en chloor) en zwaveldioxide. Deze stoffen werken mee aan de afbraak van ozon
  2. vonken in de lucht. Wanneer het hoog aan de hemel bliksemt, kunnen er reacties in de gang worden gezet die ozonmoleculen afbreken.
  3. brandende bossen. Uit een brandend bos komen vele verschillende gassen vrij. Sommige bevatten chloor. De gassen stijgen op en tasten de ozonlaag aan.

Zo zijn er menselijke processen:
Dat is het vrijkomen van chemische stoffen die atomen van het gas chloor bevatten. De chlooratomen zijn voornamelijk afkomstig van CFK’s, ofwel chloorfluorkoolwaterstoffen. De manier waarop CFK’s reageren met het ultraviolet en de ozon in de ozonlaag is ingewikkeld; als de CFK’s de ozonlaag bereiken treft het CFK en maakt hieruit chloor los. Dit reageert met de ozon, die uiteenvalt in verschillende soorten zuurstof. Het chloor zelf verandert niet, maar gaat door met het vernietigen van ozon dat steeds opnieuw in verschillende vormen van zuurstof uiteen blijft vallen. CFK’s zijn niet de enige in de industrie gebruikte chemicalien die de ozonlaag afbreken. Stoffen die vrijkomen bij het verbranden van brandstoffen en uit bestrijdingsmiddellen en schoonnmaakvloeistoffen tasten ozon ook aan.

De gevolgen die er kunnen ontstaan:
Door de verschillende factoren die net zijn opgenoemd, wordt de ozonlaag steeds wat dunner. Dat kan hele schadelijke gevolgen hebben voor de aarde. Als er meer UV-straling door de ozonlaag heen komt zou dat een toename van huidkanker en van grauwe staar veroorzaken. Maar ook zal er schade optreden aan gewassen, aan planten en bomen. Er ontstaat zo een bedreiging voor de wereldvoedselvoorziening. In zee sterft het plankton en de zeeen zullen daardoor sterven.

Het gat in de ozonlaag:
Op de Zuidpool meten geleerden al dertig jaar de hoeveelheid ozon. In de jaren `80 merkten ze dat de ozonlaag op een bepaalde plek boven de Zuidpool elk voorjaar erg dun werd. Bijna al de ozon was daar vernietigd door CFK’s. Er ontstond een gat in de ozonlaag. In de jaren `60 was er nog geen gat. CFK’s werden toen nog nauwelijks gebruikt. Nu verschijnt er boven de Zuidpool ieder voorjaar een gat in de ozonlaag. Dat komt omdat het daar zo koud is, dat er zich ijskristallen vormen. Die kristallen zijn geschikt voor chlooratomen om ozonmoleculen aan te vallen. In de lente staat de zon hoger aan de hemel en splitsen de ultraviolette stralen de CFK’s, waarbij meer chlooratomen vrijkomen. Dit verandert niet als we CFK’s blijven gebruiken.
De weersomstandigheden in het noordpoolgebied zijn anders dan die in het zuidpoolgebied. Er ontstaat geen gat, maar de ozonlaag wordt in zijn geheel dunner.

Het Montreal Protocol:
In september 1987 ondertekenden een groot aantal landen een overeenkomst, Het Montreal Protocol genaamd. Zij beloofden de productie van CFK’s aan het eind van deze eeuw gehalveerd te hebben. Maar eigenlijk is dit niet voldoende. Alle gassen die de ozonlaag kunnen vernietigen, moeten verboden worden, niet alleen de ergste.

Periodiek Klik hier.
Als iets zich periodiek voordoet ofwel periodiciteit vertoont, dan wil dat zeggen dat het zich op min of meer regelmatige tijdstippen herhaalt. In de praktijk blijken veel zaken in deze zin een periodiek karakter te hebben. Voorbeelden zijn verschijnselen die te maken hebben met de seizoenen en met de wisselingen van dag en nacht. Zo is het vallen van de bladeren een periodiek verschijnsel dat zich jaarlijks (gedurende een aantal weken) voordoet. Betalingen hebben ook zeer vaak een periodiek karakter. Enkele voorbeelden zijn: huur, abonnementen, aflossingen, lidmaatschappen van verenigingen en energie-rekeningen. Ook een overweldigende meerderheid van de sportevenementen heeft een periodiek, regelmatig terugkerend, karakter. Enkele voorbeelden zijn: EK voetbal, Wereldkampioenschap voetbal, Olympische Spelen, Tour de France, WK schaatsen. Een voorbeeld van een niet-periodiek sportevenement is de Elfstedentocht. Het is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden of dit evenement wordt georganiseerd of niet. Bij vrouwen is de menstruatie periodiek. In de meeste landen worden, als zich geen bijzondere omstandigheden zoals de val van een kabinet voordoen, periodiek verkiezingen georganiseerd. Veel tijdschriften verschijnen periodiek. Om die reden wordt (met een metonymie) een tijdschrift vaak 'een periodiek' genoemd.

Pion Klik hier.
Mesonen (zoals pionen en kaonen) zijn kernfysische deeltjes die bestaan uit een quark en een anti-quark. In 1935 voorspelde Hideki Yukawa het bestaan van mesonen, deeltjes zwaarder dan een elektron, maar lichter dan een proton. Zijn theorie bleek uiteindelijk incompleet, maar in 1947 werden er wel degelijk zulke deeltjes ontdekt in kosmische straling. Ze bleken de eigenschappen te hebben die Yukawa had voorspeld. Het nieuw ontdekte deeltje werd pi-meson of pion genoemd en komt in drie soorten voor: positief, negatief of ongeladen. De massa is ongeveer gelijk aan 270 maal die van het elektron. Anno 2005 zijn er 15 soorten mesonen bekend, waaronder ook een paar met massa's groter dan die van het proton.

ELEMENTAIRE DEELTJES.



Potentiële energie Klik hier.
Een voorwerp dat energie heeft maar niet beweegt, bezit potentiële energie, d.w.z. het voorwerp heeft de potentie arbeid te verrichten. Er zijn verschillende soorten potentiële energie.
Gravitatie-potentiële energie
Als je een voorwerp opheft, verricht je arbeid. Als het voorwerp weer terugkeert, kan het voorwerp ook zoveel arbeid verrichten. Het voorwerp heeft dus door het opheffen de mogelijkheid, de potentie, om arbeid te verrichten. Door het op te heffen is de potentiële energie in de vorm van gravitatie-potentiële energie van het voorwerp toegenomen. Je kunt zeggen dat er energie van jou naar het voorwerp is gegaan.

Ep = m * g * h

Hierin is:

Ep: de potentiële energie van het voorwerp (J)
m: de massa van het voorwerp (kg)
g: de valversnelling op het aardoppervlak (m/s2)
h: de hoogte van het voorwerp t.o.v. de beginhoogte (m)

Proton Klik hier.
Stabiel elementair deeltje met een positieve elektrische elementaire lading en een massa van 1,67252 x 10-27 kg, hetgeen overeenkomt met het 1836-voudige van de massa van het elektron. Protonen en neutronen vormen samen de atoomkern. Het aantal protonen in de atoomkern bepaalt het chemische element, waartoe dit atoom behoort.

Radar Klik hier.
Een systeem dat met behulp van gepulseerde radiogolven de positie van objecten ontdekt door de tijd te meten die elke puls nodig heeft om bij het object aan te komen en weer te worden teruggekaatst.

Radio Klik hier.
De geluidsgolven van een menselijke stem worden door een microfoon omgezet in elektrische signalen, die dan als radiogolven worden uitgezonden. Radiogolven bestaan uit snelle trillingen in een elektrisch en magnetisch veld. Het aantal trillingen per seconden wordt de frequentie van de golf genoemd. Deze frequentie wordt in Hertz (Hz) gemeten. Een Hz is hetzelfde als een trilling per seconde. De verschillende frequentiegolven worden voor het uitzenden van verschillende soorten informatie gebruikt. Als deze radiogolven de antenne van een radiotoestel raken, produceren zij in de antenne kleine, wisselende hoeveelheden elektrische stroom. Als de radio word aangezet kiest hij een bepaalde frequentie uit deze stroom, die overeenkomt met een bepaald radiokanaal. Dit signaal wordt versterkt naar de luidspreker geleid, waar het in geluidsgolven wordt omgezet.

RADIOGOLF.

PROPAGATIE (radio).


Reflectie (straling) Klik hier.
Reflectie is het verschijnsel dat een golf van richting verandert ten gevolge van een verandering van golfimpedantie van het medium. Hierbij doordringt de reflecterende golf het tweede medium nagenoeg niet (de eventueel gebroken golf doordringt het tweede medium natuurlijk wel). De afstand waarover de verandering van mediumeigenschappen plaats vindt, dient veel kleiner dan de golflengte te zijn. Reflectie op water, glas of een spiegel zijn sprekende voorbeelden. Een echo vanaf een wand of berg is eveneens een voorbeeld van reflectie. Hoe sterker de verandering van golfimpedantie, hoe meer energie gereflecteerd wordt (en hoe minder door middel van breking door het medium gaat) Er geldt hoek van inval is hoek van reflectie. In het Engels "Angle of incidence is angle of reflection".

De ingaande golf wordt in het engels met "Incident Wave" aangeduid. De golf welke het medium (bijvoorbeeld glas) ingaat, wordt "Transmitted Wave" genoemd. De gereflecteerde golf wordt "Reflected Wave" genoemd. Let overigens goed op de definitie van de hoeken. In de natuurkunde en optica worden hoeken gedefinieerd ten opzichte van de normaal op het vlak. Een loodrecht invallende golf heeft dus een invalshoek van 0 graden. Bij reflectie op het aardoppervlak gebruikt men vaak de elevatiehoek.

Men onderscheid twee vormen van reflectie, spiegelreflectie (Eng: "Specular Reflection") en diffuse reflectie (Eng: "Diffuse Reflection"). Spiegelreflectie treedt op bij overgangen (Eng: "Interfaces") waarbij de oppervlakte ruwheid veel kleiner dan de golflengte is, zoals in het geval van licht bij spiegelende oppervlakken. In deze gevallen geldt Hoek van inval is hoek van reflectie. Indien het oppervlak ruw is, worden de stralen alle kanten op gereflecteerd (zoals bij een mat oppervlak). In de optica wordt volledig ruwe oppervlakken aangeduid als een "Lambertian surface".
Om daadwerkelijk van reflectie te spreken, dienen de afmetingen van het reflecterend vlak vele malen groter te zijn dan de golflengte van de invallende straling.

Röntgen (eenheid) Klik hier.
Röntgen is een eenheid voor de hoeveelheid aan ioniserende straling die ionisatie veroorzaken van 1 cm³ lucht bij 0° Celsius en 760 mmHg. De eenheid is vernoemd naar de natuurkundige Wilhelm Röntgen. Het eenheidssymbool is R.
1 R ≈ 2,58 × 10-4 C/kg. Röntgen is geen SI-eenheid. Officieel gebruik is niet toegestaan.

Rood (kleur) Klik hier.
Het is de kleur die het meeste effect heeft op de mens. Dat komt doordat onze verre voorouders grotendeels van vruchten leefden, vermits rijpe vruchten en bessen vaak rood zijn, is het menselijk oog zeer gevoelig geworden voor deze kleur. Ook omdat rood de kleur van bloed en van vuur is, valt ze zo op. Rood trekt zo sterk de aandacht dat het in heel de wereld gebruikt wordt als een signaalkleur, denk maar aan verkeerslichten, verkeersborden, achter-en remlichten, het rode tekentje op de warmwaterkraan,…
Ooit werd er aan een pas ontdekte Indianenstam een mooie, rode lap stof aangeboden, als geschenk. In plaats van blij te zijn, sloegen de Indianen hals over kop op de vlucht. Rood had duidelijk een schokeffect op hen!
Rood is de kleur van leven, van warmte en daarom ook de kleur van de liefde en de hartstocht. Rood brengt een stoot adrenaline in het bloed, versnelt de hartslag en verhoogt de bloeddruk. Het windt ons op en wekt onrust.
In de Middeleeuwen was rood de kleur van de zonde en van vernietigend geweld. De duivel was daarom ook rood en roodharige vrouwen werden om het minste van hekserij verdacht en op de brandstapel geworpen. Priesters droegen rode gewaden als bescherming tegen duivelse krachten en om dezelfde kregen jongetjes in China meteen na de geboorte rode kleedjes aan.
Liefhebbers van rood zouden de behoefte hebben om krachtdadig te lijken, ze willen indruk maken en vinden prestatie en inzet zeer belangrijk. Wie van rood houdt, wil afwisseling en avontuur, ze zijn vaak strijdlustig jaloers, impulsief, temperatiefvol, moedig en geestdriftig. Als men met iemand in zee gaat die rood als lievelingskleur heeft, zal men zich zeker niet vervelen.

Ruimte Klik hier.
De ruimte is één van de weinig fundamentele grootheden in fysica. Dat betekent dat ruimte niet gedefinieerd kan worden via andere grootheden, omdat er niets fundamenteler bekend is. Ruimte wordt daarom, net als de definitie van andere fundamentele grootheden (zoals tijd en massa), bepaald door meting.
Het standaard ruimte-interval, de meter, is sinds 1983 gedefinieerd als de afstand die licht in 1/299.792.458 seconde in vacuüm aflegt.
Deze definitie, die aan huidige definitie van tijd wordt gekoppeld, maakt onze plaats-tijd ruimte een Minkowski-ruimte en maakt de speciale relativiteitstheorie juist per definitie.
In de klassieke natuurkunde wordt de ruimte opgevat als een driedimensionale Euclidische ruimte waarin elke positie kan worden beschreven door drie coördinaten. De relativistische natuurkunde houdt zich meer bezig met ruimtetijd die wordt gemodelleerd als een vierdimensionale topologische ruimte.

Rustmassa Klik hier.
De massa van een deeltje dat zich in rust bevindt. Volgens de relativiteitstheorie is de momentane waarde van de massa afhankelijk van de snelheid; de massa neemt toe bij toenemende deeltjessnelheid.

Seconde Klik hier.
De seconde is de tijdsduur van 9 192 631 770 perioden van de straling overeenkomend met de overgang tussen de twee hyperfijnniveaus van de grondtoestand van het atoom cesium 133

Snelheid Klik hier.
1 m/s wil zeggen dat een object beweegt met een constante snelheid en deze snelheid is zodanig dat het object in 1 seconde precies 1 meter aflegd.
1 m/s2 wil zeggen dat een object beweegt met een constant toenemende snelheid en deze toename in de snelheid is zodanig dat het object in 1 seconde van x m/s versneld tot precies (x+1) m/s. Voorbeeld: van 5 m/s naar 6 m/s in precies 1 seconde.

GELUIDSSNELHEID.

LICHTSNELHEID.


Standaardmeter Klik hier.
meter (m)
De afstand die licht in vacuüm aflegt in 1/299792458 seconde.
De oorspronkelijke meter was gedefinieerd als de afstand tussen twee streepjes op een staaf platina met 10% iridium, maar dat was op een gegeven moment te onnauwkeurig. Toen werd de meter gedefinieerd als een zeker aantal golflengten van een krypton-emissielijn. Probleem is dat de lichtsnelheid c dan zeer nauwkeurig bekend moet zijn en daar heb je weer de meter voor nodig. In 1983 is de knoop doorgehakt en is de lichtsnelheid vastgesteld op exact 299 792 458 m/s.

Supernova Klik hier.
Een supernova is een ster die een gigantische ontploffing ondergaat. Er blijft alleen een kleine, zeer zware kern over. Het meervoud van supernova is supernovae.
Aan het eind van zijn levensloop heeft een zware ster alleen in zijn buitenste lagen nog waterstof. Meer naar binnen toe komen voornamelijk zwaardere elementen voor zoals helium, koolstof, magnesium, zuurstof en silicium. De kern van zo'n ster bestaat zelfs voor een deel uit ijzer. Natuurlijk niet in vaste vorm. Daar is de temperatuur binnen in de ster immers veel te hoog voor. Alle stoffen kunnen in sterren alleen maar in gasvorm voorkomen.
Nu kan het bij zulke zware sterren gebeuren, dat de kern volledig in elkaar stort. We zeggen dat de kern van de ster implodeert. Een implosie is een ontploffing naar binnen toe, dus het omgekeerde van een explosie. Bij een implosie van de kern komen geweldige hoeveelheden energie vrij.
Daardoor vindt in de buitenlagen van de ster eveneens een hevige uitbarsting plaats. De buitenlagen van de ster worden de ruimte ingeslingerd. Alleen de ineengestorte kern blijft over. Zo'n uitbarsting noemen we een supernova.

Tachyon
Een tachyon (uit het Grieks: ταχύς (takhús), 'snel') is een hypothetisch deeltje dat beweegt met een snelheid groter dan de lichtsnelheid. De eerste beschrijving van tachyonen wordt toegeschreven aan de Duitse natuurkundige Arnold Sommerfeld, maar het waren George Sudershan en Gerald Feinberg (die de term bedacht) in de jaren '60 die een theoretisch model ontwikkelden voor hun onderzoek. Tachyonen worden in meerdere theorieën gebruikt, waaronder de snaartheorie. In termen van speciale relativiteit is een tachyon een deeltje dat zich op een ruimte-achtige (in plaats van een tijd-achtige) baan beweegt en een imaginaire eigentijd heeft.

Tijd Klik hier.
Ruimte-tijd of tijdruimte is een begrip dat vier dimensies van ons universum geïntegreerd in één model beschrijft:

3 dimensies in ruimte (lengte, breedte, hoogte)
1 dimensie in tijd (duur)

Ruimtetijd en de speciale relativiteitstheorie
Albert Einstein stelde in zijn speciale relativiteitstheorie dat het niet mogelijk is over ruimte en tijd als twee afzonderlijke entiteiten te spreken, maar dat er slechts één entiteit bestaat nl. de ruimte-tijd, die in feite alle gebeurtenissen in het verleden, heden en toekomst in ons heelal bevat. De tijd is daarbij een dimensie net als de andere, die echter op menselijke schaal anders wordt ervaren. De vier dimensies worden ook in dezelfde eenheid gemeten: door de vaststaande lichtsnelheid komt 299 792 458 meter overeen met 1 seconde.
Deze visie staat volledig haaks op die van Newton, waarin zowel ruimte en tijd als absoluut werden gezien. Er is nog wel iets van in terug te vinden uit de theorieën van Leibniz en Ernst Mach, volgens welke ruimte niet absoluut is en (al dan niet versnelde) bewegingen relatief zijn.

Krommingen in de ruimtetijd
Volgens de veldvergelijkingen van Einstein beschrijft een voorwerp dat met constante snelheid door de ruimtetijd beweegt een rechte lijn, maar wanneer het versnelt legt het een kromme baan af door de ruimtetijd. De ruimtetijd wordt ook gekromd door de in het heelal aanwezige materie en energie, hoofdzakelijk in de vorm van sterren en planeten. Hieruit volgt dat
1) snelheid in feite altijd relatief is
2) zwaartekracht en versnelling op hetzelfde neerkomen, nl. op krommingen in de ruimtetijd, het zogeheten equivalentieprincipe.
Een voorwerp dat versnelt levert altijd iets van zijn massa èn zijn beweging door de tijd in, zodat de som van deze waarden ofwel zijn plaats in de ruimtetijd onder alle omstandigheden gelijk blijft.
Doordat licht, dat vermoedelijk geen enkele massa bezit, met de grootst mogelijke snelheid door de ruimtetijd beweegt is het onmogelijk om sneller dan het licht te reizen. (Om soortgelijke redenen is ook de doorsnede van het volledige heelal vermoedelijk veel groter dan 13,7 miljard lichtjaar, een waarde die alleen is gebaseerd op de afstand tot de verst waarneembare sterrenstelsels en de geschatte leeftijd van het heelal).

Ruimtetijd versus snaartheorie
Na recent onderzoek in de snaartheorie is het niet meer zeker dat ons universum inderdaad uit slechts 4 dimensies bestaat: de wiskundige formules voorspellen tot wel 12 dimensies. Deze andere 8 dimensies zijn niet door mensen waar te nemen doordat ze 'opgerold' zouden zitten in de kleinste deeltjes materie. De uiteindelijke werkelijkheid van deze dimensies bestaat vooralsnog uitsluitend binnen de wiskundige modellen die worden gebruikt om (sub)atomaire en kosmische waarnemingen te verklaren en te voorspellen. De laatste dimensie zou de dimensie zijn die eigenlijk niet tot ons universum behoort maar zou de Chaos beschrijven waaruit ons universum is ontstaan en waar ons universum als een soort van bel in deze chaos drijft. Dit is één van de aspecten van de M-theorie.

Transversale golf
Een transversale golf is een golf waarin de uitwijking van de deeltjes loodrecht staat op de voortplantingsrichting van de energie in de golf (in tegenstelling tot een longitudinale golf)
Een voorbeeld hiervan is de golf in een lang touw dat aan een kant in trilling wordt gebracht. Ook elektromagnetische straling is een transversaal golfverschijnsel. Op grond van de algemene relativiteitstheorie neemt men aan dat zwaartekrachtsgolven ook transversaal zijn, al voorspellen sommige theorieën daarnaast ook longitudinale golven.
Omdat er in beginsel meerdere richtingen loodrecht staan op de voortplantingsrichting (we leven immers in een drie-dimensionale wereld), kan een transversale golf polarisatie vertonen. In het voorbeeld van het lange touw kan de trilling verticaal zijn (door de hand op en neer te bewegen) of horizontaal (door de hand heen en weer te bewegen). Een analoog verschijnsel treedt op bij licht.

Traagheid Klik hier.
Fundamentele eigenschap van materie, waardoor weerstand wordt geboden aan elke invloed die poogt zijn toestand van rust te veranderen in die van beweging
Klik hier.

Trillingen Klik hier.
Bij een trilling beweegt een voorwerp door een evenwichtstand, de afstand tot de evenwichtstand is u (m). De amplitude is de maximale uitwijking. De tijd dat 1 trilling duur is de trillingstijd. De frequentie is het aantal trillingen per seconde. De trillingstijd en de frequentie zijn omgekeerd evenredig met elkaar: f = 1/T
Een harmonische trilling heeft een grafiek die een sinusvorm heeft.

Trillen en slingeren
Bij een trilling werkt er altijd een kracht richting het evenwichtspunt (bijv. zwaartekracht en veerkracht). In evenwichtstand is snelheid het grootst, in de omkeerpunten is de snelheid 0. De amplitude kan afnemen door bijv. wrijving en luchtweerstand.
Wet van Hooke: De kracht van een veer is recht evenredig met de uitwijking van die veer:

Harmonische trilling u = A sin (2π . f . t) ( het punt (.) is het maal teken)

u = uitwijking (m)
A = amplitude (m)
f = frequentie (Hz)
t = tijd (s)

Massa-veersysteem T = 2π . √ m/C

T = trillingstijd (s)
m =massa (kg)
C = veerconstante (N/m)

Slinger T = 2π . √ l/g

T = trillingstijd (s)
l =lengte slinger (m)
g = 9,81 m/s2 (op aarde)

Trillen en meetrillen
Er zijn verschillende soorten energie die een rol spelen bij een trilling:
Veerenergie (Ev)
Zwaarte-energie of potentiële energie (Ez)
Kinetische energie (= bewegingsenergie) Ek)

Ultraviolet UV Klik hier.
UV - straling kan men opdelen in drie soorten; UV-A, UV-B en UV-C. Enkel de UV-A en UV-B straling bereiken het aardoppervlak. De uit korte golven bestaande, energierijke UV-C straling (100 tot 280 nm) wordt nagenoeg volledig in de aardatmosfeer opgenomen. Als men over solar UV- straling spreekt, hebben we het alleen over de UV-A en UV-B straling die op het aardoppervlak inwerken.
Mits goed gedoseerd is UV -straling onmisbaar. Grote hoeveelheden zijn echter schadelijk. Extra bescherming is dus noodzakelijk wanneer er sprake is van een grotere mate van UV - straling bij blootstelling aan de zon bijvoorbeeld op het strand of in het hooggebergte. Het dragen van een zonnebril wordt hier dan ook sterk aangeraden.

Vacuüm Klik hier.
Traditioneel een gebied waarin zich géén materie bevindt. Volgens de kwantummechanica worden er in het vacuüm echter continu materie en antimaterie gevormd die ook continu geannihileerd worden. Er wordt een voor de kosmologie zeer belangrijke energie toegeschreven aan het vacuüm, de donkere energie.

Vermogen, arbeid Klik hier.
Vermogen
Definitie: Het vermogen van een apparaat is de energie die dat apparaat per seconde omzet.

Vermogen = Energie / Tijdsduur P = E / Δt

Het symbool van vermogen is P (van Power).
De eenheid van vermogen is watt afkorting W.
Onthoud: 1 Watt = 1 Joule per seconde 1 W = 1 J/s

1 Joule = 1 Watt maal seconde 1 J = 1 Ws

Onthoud: joule = watt x seconde kilowattuur = kilowatt x uur

Arbeid

Arbeid = Kracht x verplaatsing W = F*Δx

Het symbool van arbeid is W van work.

De eenheid van arbeid is joule net als bij energie.
Onthoud: 1 joule is hetzelfde als 1 Newton maal meter 1 J = 1 Nm

Verstrooiïng of Scattering Klik hier.
Indien een stralenbundel een medium of object passeert en een gedeelte van de straling wordt in diverse andere richtingen heruitgezonden, dan spreekt men van scattering of verstrooiing. In het geval van scattering is meestal sprake van een combinatie van refractie, diffractie, reflectie en absorptie. Ook reflectie of diff.

Violet (kleur) Klik hier).
1. Stimuleert de milt.
2. Beperkt de motorische en lymfatische zenuwen.
3. Onderdrukt hartkloppingen.
4. Voedt het bloed in de bovenste hersenen.
5. Zuivert het bloed en bouwt witte bloedlichaampjes op.
6. Handhaaft het lichaamsgewicht tussen natrium en kalium.
7. Is goed voor de groei van de botten.
8. Het is geschikt voor het tot rust brengen of bedwingen van de uitwassen van geestelijke gestoord heid.
9. Reguleert de prikkelbaarheid van gezonde mensen.
10. Houdt overmatige honger binnen de perken.
11. Is een inspirerende en spirituele kleur.
12. Is een genezende kleur.

Voortplantingssnelheid Klik hier.
Dit is de snelheid waarmee een golfverschijnsel zich uitbreidt. De eenheid is m/s, als symbool wordt meestal c gebruikt (c0 voor de lichtsnelheid in vacuüm). De snelheid wordt bepaald door de eigenschappen van het medium. In geval van geluid geldt hoe lager de soortelijke massa of dichtheid, en hoe hoger de elasticiteitsmodulus of lineaire samendrukbaarheid, hoe hoger de voortplantingssnelheid (c = sqrt{E.modulus/soort.massa}) in geval van longitudinale golven (dus geen golven op het wateroppervlak). In lucht is c in orde van 330m/s, in water in orde van 1500 m/s in staal of aluminium 5100m/s (afhankelijk van de vorm). De golflengte wordt gevonden door middel van lambda = c/f

Voor EM golven geldt voor media met frequentieonafhankelijke diëlectrische constante en magnetische permeabiliteit: c=c0/sqrt{diel.const.*magn.permeab} Voor het vacuüm komt dit neer op ongeveer 299.7*106 m/s (3*108 m/s, bij benadering gelijk aan c0). Het begrip wordt ook gebruikt voor gebonden golfuitbreiding (coaxiale kabels, golfpijpen etc).

Eigenlijk kan men slechts van een voortplantingssnelheid spreken, als amplitude of frequentievariaties net zo snel gaan als de golven waarop zij gemoduleerd zijn. De snelheid van het golfverschijnsel vindt men door: c=lambda*freq. Dit gaat op voor EM straling in niet geïoniseerde obstakelvrije media, striplines, coaxkabels, etc. Voor geluid gaat dit op voor praktisch alle vaste stoffen en vloeistoffen. In dergelijke gevallen gedraagt het medium zich als een "echte" vertragingstijd met een vertragingstijd ter grootte van de te overbruggen aftand gedeeld door c (m/(m/s)=s hetgeen tijd is). Het signaal aan de uitgang heeft dan exact dezelfde vorm als het ingangssignaal (meestal alleen lager in amplitude). Zie ook fasesnelheid en groepsnelheid.

Weefsel
Onder een weefsel verstaat men in de biologie een samenstelling van gelijksoortig gedifferentieerde cellen, dus met gelijke of vergelijkbare functie, die door intercellulaire contacten en een extracellulaire matrix verbonden zijn. Weefsels zijn het onderwerp van studie van de weefselleer of histologie. In de microscopische bouw van het lichaam van mens en dier onderscheidt men in de histologie een vijftal hoofd- of grondweefsels. Dit zijn:
Epitheel of dekweefsel. Epitheel wordt verdeeld in de zuivere epitheelweefsel en het klierweefsel
  1. Bindweefsel. Bindweefsel in engere zin, dat weer te verdelen is in:
    • losmazig bindweefsel (bindweefsel opgebouwd uit vezels (assemblage van verscheidene vezelige eiwitmoleculen) die niet regelmatig gerangschikt zijn maar willekeurig door elkaar verlopen.)
    • straf bindweefsel (is grotendeels opgebouwd uit bundels collageenvezels, waardoor het zeer trekvast en relatief stijf is. Deze vezels vindt men bijvoorbeeld terug in kapsels om organen en pezen.)
    • reticulair bindweefsel (wordt gevormd door een netwerk van reticulaire vezels. Het netwerk ondersteunt veel organen, zoals de lever en de milt.)
    • elastisch bindweefsel (bestaat voornamelijk uit elastische vezels. Dit bindweefsel vindt men vooral rondom organen die flink uitgerekt moeten kunnen worden maar daarna weer hun oude vorm moeten aannemen, zoals de longen en grote slagaders. Ook in de gewrichtsligamenten die twee botdelen met elkaar verbinden kom je elastisch bindweefsel tegen.
  2. Kraakbeenweefsel
  3. Vetweefsel
  4. Beenweefsel of botweefsel

Spierweefsel
  1. Dwarsgestreept spierweefsel of skeletspierweefsel
  2. Glad spierweefsel
  3. Hartspierweefsel

Zenuwweefsel
Bloed, lymfe
De verschillende organen van het lichaam zijn uit wisselende combiaties van deze vier weefsels samengesteld.

Zonnewind Klik hier.
De Zonnewind is een stroom van geladen deeltjes die ontsnappen van het oppervlak van de zon. Door de grote hitte van een miljoen Kelvin in de corona krijgen protonen en elektronen een gemiddelde snelheid van 145 km/sec. Een aantal van die deeltjes heeft een snelheid hoog genoeg om de ontsnappingssnelheid van 618 km/sec te overschrijden. De zon heeft op die manier in de 4,6 miljard jaar van haar bestaan ongeveer 0,1 pct. van haar massa verloren. In de buurt van de aarde bedraagt de snelheid van de zonnewind 400 km/sec. Door het magnetisch veld van de aarde worden de deeltjes vastgehouden in de Van Allen Gordels. Bij hevige activiteit van de zon kunnen de deeltjes in de buurt van de polen de aarde bereiken. Dit is dan op het noordelijk halfrond zichtbaar als noorderlicht of aurora borealis. Op het zuidelijk halfrond wordt het de aurora australis genoemd. De invloed van de zonnewind is ook merkbaar op andere objecten in het zonnestelsel. Het bekendste voorbeeld hiervan is de interactie met kometen, die tot de emissie van röntgenstraling leidt.

Zwaartekrachtgolven of gravitatiegolven Klik hier.
De zwaartekracht is een zeer zwakke kracht en gravitatiegolven zijn nauwelijks te meten. Een imploderend zwart gat zendt relatief zeer krachtige gravitatiegolven uit, maar zelfs die zijn nog nooit waargenomen. Wereldwijd staan echter verschillende detectoren op basis van laserinterferometrie die dat proberen. Een gravitatiegolf vervormt namelijk de ruimtetijd en daarmee ook de fysieke grootte van een voorwerp. Nu is die vervorming zeer betrekkelijk: zelfs in genoemd voorbeeld van een imploderend zwart gat aan de rand van ons zichtbare universum is de vervorming op aarde als gevolg van de gravitatiegolven minder dan de diameter van een atoomkern. Maar als wetenschappers er voldoende in slagen storende omgevingsinvloeden uit te schakelen, ís het te meten. De Europese Commissie honoreert ontwerpstudie van een uniek toekomstig gravitatiegolf-observatorium: de Einstein Telescoop.

LEES EERST AANDACHTIG AL DE GETOONDE TEKSTEN EN KLIK OP DE LINKS VOOR EXTRA UITLEG.

Klik op een nummer in het raster om de aanwijzing of aanwijzingen voor dat nummer te zien. Als je vastzit, kun je op "Hint" klikken om een letter te krijgen. Men verliest dan wel punten. Vul het kruiswoordraadsel volledig in en klik vervolgens op de toets "CONTROLEER", om je antwoorden te controleren.

Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.



                       1             2       3   
 4   5        6         7       8                      
                                        
      9                          10        11      
                           12               
 13                                     14      
               15                    16         
    17                              18        19    
   20              21                      22       
23             24                               
      25            26         27                   
     28                                     
    29              30                   31         
                               32      33      34   
   35           36                   37             
                           38        39         
 40                   41                        
                                        
        42                             43       
                    44               45         
46   47        48                                49     
      50                51         52      53           
 54                                         
           55               56        57            
         58                      59             
 60               61                            
        62                    63               64   
65                 66                      67       
           68                               
      69       70          71    72     73            74        
    75                                      
76          77                  78        79        80      
                                        
  81              82           83       84           85     
       86           87                    88        
                  89              90            
  91                                        
           92               93            94        
                                        
 95                                96           

Horizontaal

4. Het verhoudingsgetal van de lichtsnelheid in vacuüm en de lichtsnelheid in een medium.
7. De snelheid waarmee de golf zich door de ruimte voortplant.
9. Ander woord voor gravitatiegolven.
10. Hij wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste natuurkundigen uit de geschiedenis. Vooral bekend vanwege de twee relativiteitstheorieën.
13. Wetenschappelijke naam voor: de lengte betreffend. In de lengterichting. Overlangs. In lengterichting. In de lengte.
14. Een grootheid die uitdrukt hoeveel een golf of trilling vertraagd is (uit de pas loopt) ten opzichte van een andere golf of trilling die dezelfde frequentie heeft.
15. Een verzamelnaam voor hoog-energetische straling die ons vanuit de kosmos bereikt.
17. Wanneer de atoomkern alleen energie in de vorm van een foton verliest spreekt men van
18. Afkorting van de eenheid Hertz.
21. Een natuurkundige theorie die het gedrag van materie en energie met interacties van kwanta op zeer kleine afstandsschalen beschrijft.
22. Een secundaire kleur bij de subtractieve kleurmenging. In het systeem van additieve kleurmenging is het echter een van de primaire kleuren. Spectraal gezien zit de kleur tussen geel en cyaan in.
23. De benaming voor twee zeer verschillende oogziekten: glaucoom en cataract, die vooral bij ouderen voorkomen en leiden tot verlies van het gezichtsvermogen.
25. De toename in golflengte door energieverlies dat optreedt als fotonen van röntgen- en gammastraling (energieën van bijvoorbeeld 0,5 MeV tot 3,5 MeV) een interactie (botsing) aangaan met elektronen in een materiaal.
27. Een golf waarin de uitwijking van de deeltjes loodrecht staat op de voortplantingsrichting van de energie in de golf (in tegenstelling tot een longitudinale golf).
29. Ander woord voor "het maximale vacuüm of maximale onderdruk".
30. De temperatuur van 0 kelvin. Deze temperatuur staat gelijk aan -273,15°C en -459,67°F.
31. Afkorting van "Amplitudemodulatie".
33. Symbool J, is de internationale (SI) eenheid van energie.
36. De naam van een natuurkundige constante die voorkomt in alle vergelijkingen van de kwantummechanica.
39. De internationale standaardeenheid van tijd. Zij is gedefinieerd als de duur van 9 192 631 770 perioden van de straling die correspondeert met de overgang tussen de twee hyperfijnenergieniveaus van de grondtoestand van een 133cesiumatoom in rust bij een temperatuur van 0 K. Het symbool voor deze eenheid is s.
40. Is te berekenen door de energiedichtheid te vermenigvuldigen met de snelheid waarmee de energie beweegt.
41. Het wordt opgewekt door de aanwezigheid van elektrische ladingen en wordt gemeten in Volt per meter (V/m).
42. De naam van een deeltje, waarvan een aantal fysische eigenschappen dezelfde zijn, maar andere eigenschappen (waaronder de lading) precies tegengesteld zijn.
44. Een veld dat de ruimte doordringt en dat een magnetische kracht op bewegende elektrische ladingen en magnetische dipolen uitoefent.
46. Is een verschijningsvorm van elektromagnetische straling. Afhankelijk van de gebruikte meetopstelling zal straling (een vorm van energie) zich voordoen als golven of als een stroom van massaloze deeltjes.
48. Een verschijnsel dat optreedt als een golf (fotonen) of een stroom deeltjes door een materiaal heengaat, waarbij een gedeelte van de invallende energie naar alle kanten wordt opgestuurd.
51. De afstand tussen twee opeenvolgende punten met dezelfde fase, zoals de toppen van een sinusvormige golf.
54. Ander woord voor "oscillaties". Is een periodiek herhaalde omkering van de bewegingsrichting.
55. Ander woord voor "atoomgetal", geeft het aantal protonen in de kern van een atoom aan.
56. In de optica: iets dat gezien wordt.
57. Nederlandse benaming voor de frequentieband van 3 000 kHz (3 MHz) tot 30 000 kHz (30 MHz) (ook wel high frequency, HF, genoemd), met een golflengte van 100 tot 10 meter.
60. Een subatomair deeltje zonder elektrische lading dat voorkomt in atoomkernen.
61. Betrekking hebbend op, van de aard van of werkend d.m.v. elektriciteit.
62. Een woord voor "een materievrije ruimte".
63. Het samensmelten van de kernen van verschillende atomen, waarbij een ander, zwaarder, d.w.z. verderop in het periodiek systeem gelegen element wordt gevormd.
65. Een vorm van huidkanker die uitgaat van melaninebevattende pigmentcellen of melanocyten.
66. Ander woord voor "weerkaatsing" is de abrupte wijziging van de voortplantingsrichting van een golffront op de overgang tussen twee verschillende media, waardoor het golffront terugkaatst in het medium waaruit het voortkwam.
67. Een elektronische installatie die gemaakt is om de omgeving af te zoeken naar objecten (doelen) in de lucht, te land of ter zee.
69. Afkorting van "Frequentiemodulatie".
70. Ook wel ultraviolette straling, black light of UV-licht genoemd.
73. Het antideeltje van het elektron. Het heeft dezelfde massa, maar een tegengestelde lading.
74. Een kleur aan de rand van de regenboog, tegenover rood. Op het elektromagnetisch spectrum ligt de kleur tussen blauw en ultraviolet, met golflengtes tussen 430 en 380 nm.
76. Van het punt A naar het punt B het aantal keren dat een standaardmaat afgepast kan worden op de kortste verbindingsweg van A naar B. Als standaardmaat wordt voor lengtemetingen de SI-eenheid meter genomen.
77. Nederlandse benaming voor de MF-radioband (MF staat voor Medium Frequency) loopt van 300 kHz tot 3 MHz (=3000 kHz).
78. De massa van een deeltje dat zich in rust bevindt.
80. Het is in de tweede generatie het equivalent van het elektron in de eerste. Beide behoren ze tot de familie van fermionen die leptonen worden genoemd. Heeft een massa die 207 keer de massa van het elektron is (105,6 MeV) en een spin van 1/2. Wordt aangeduid met μ-.
81. De afkorting voor 'Microwave Amplification by Stimulated Emission of Radiation', vrij vertaald: versterking van microgolf door gestimuleerde uitzending van straling).
83. De meetkundige plaats van alle punten van een golf, waarbij die punten onderling in fase zijn, bijvoorbeeld op de top van een golf.
86. Aanwezig vermogen dat nog op ontwikkeling wacht.
89. Stroom van protonen en elektronen die voortdurend uit de corona van de zon naar buiten verdwijnt.
90. Het geheel aan talige klanken die door het menselijk lichaam met behulp van lucht uit de longen en het spraakkanaal worden voortgebracht.
91. In de natuurwetenschappen drukt de term meestal uit hoe vaak iets in een bepaalde tijd gebeurt.
92. Andere naam voor X-straling, genoemd naar de ontdekker ervan, Wilhelm Röntgen, is elektromagnetische straling met een iets grotere energie dan zichtbaar licht en UV.
93. Wetenschappelijk woord voor "Wat beweging veroorzaakt".
94. Een kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet. Het is de complementaire kleur van oranje.
95. De grootte, of sterkte, van een trilling.
96. Een ander woord voor "gegevens".

Verticaal

1. Ander woord voor "interferentiebeeld".
2. Symbool: Hz, geen meervoud, is de SI-eenheid van frequentie.
3. Een secundaire kleur die zich in het spectrum tussen rood en geel bevindt.
5. Draadloze telefonie en telegrafie, maar de betekenis is ruimer dan dat alleen. Het woord wordt eveneens gebruikt als afkorting voor omroep, ontvanger en zend- en ontvangstapparatuur. Het is een techniek om met radiogolven draadloos boodschappen over te brengen van zender naar ontvanger.
6. Is de SI-eenheid voor lengte. Hij is sinds 1983 gedefinieerd als de afstand die licht in 1/299.792.458 seconde in vacuüm aflegt.
8. Ander woord voor "π-meson", is een subatomair deeltje.
11. Voor het oog niet waarneembare elektromagnetische straling, met golflengten tussen circa 780 nanometer en 1 mm (106 nm), dus tussen het (zichtbare) rode licht en de microgolven.
12. Ander woord voor "turkoois of turquoise" is in het subtractieve kleursysteem één van de primaire kleuren.
13. De snelheid waarmee elektromagnetische golven zich voortplanten in een medium.
16. Een laag in de atmosfeer, tussen ongeveer 15 en 30 kilometer hoogte, waarin relatief veel ozon aanwezig is.
19. Een samenstelling van gelijksoortig gedifferentieerde cellen, dus met gelijke of vergelijkbare functie, die door intercellulaire contacten en een extracellulaire matrix verbonden zijn.
20. Een subatomair deeltje, een zogenaamd K-meson.
24. De complementaire kleur van cyaan. De golflengte van die kleur licht ligt rond de 700 nanometer.
26. Het vermogen van een nieuwe toestand om tot de oude toestand terug te keren. De meetbare maat van dat vermogen.
28. Het verschijnsel waarbij een ster op spectaculaire wijze explodeert.
32. Kan na hoogte, breedte en lengte gezien worden als de vierde dimensie.
34. Een natuurkundige grootheid. De SI-eenheid is joule.
35. Ander woord voor sterrenkunde. De wetenschap die zich bezighoudt met de observatie en verklaring van alle voorwerpen en gebeurtenissen buiten de atmosfeer van de aarde.
37. Spectraal gezien de kleur tussen oranje en groen. Het is de complementaire kleur van blauw.
38. De afkorting voor "gigahertz".
43. Een grootheid uit de natuurkunde die de arbeid per tijdseenheid voorstelt.
44. Sterk aantrekkend, ijzeraantrekkend.
45. Het juiste woord voor "soortelijke massa" van een materiaal is in de natuur- en scheikunde een grootheid die uitdrukt hoeveel massa van dat materiaal aanwezig is in een bepaald volume.
47. Een toestel of onderdeel dat radiosignalen of andere elektromagnetische signalen detecteert en verwerkt.
49. De mate waarin de afgelegde weg met de tijd verandert.
50. Een elektromagnetische straling; het zijn radiogolven in het hogere frequentiegebied. De golflengte is langer dan die van infrarood licht.
52. Een Italiaanse natuurkundige, astronoom, wiskundige en filosoof. Hij was hoogleraar in Pisa (1589-1592) en Padua (1592-1610).
53. De naam voor O3.
58. Ander woord voor "inertie", de naam voor het verschijnsel dat er een kracht nodig is om een voorwerp een andere snelheid of richting te geven.
59. De uitsturende partij bij informatieoverdracht over een medium en is een instrument dat zorgt voor modulatie van de informatie om het geschikt te maken voor overdracht.
64. Een subatomair deeltje met een positieve elektrische lading.
68. Een kwaadaardige celwoekering van huidcellen.
71. Nederlands woord. Met LF of Low Frequency, soms ook lange golf genoemd, worden frequenties in het radiospectrum aangeduid tussen 30 en 300 kHz.
72. Een hypothetisch deeltje dat beweegt met een snelheid groter dan de lichtsnelheid.
73. Dat het zich op min of meer regelmatige tijdstippen herhaalt.
75. Totaal aantal protonen en neutronen in de atoomkern van een nucleïde.
76. Een speciale omvormer die een radiofrequent (RF) veld omzet in een wisselstroom of omgekeerd.
79. Een basisvorm van wisselspanning of wisselstroom. Het is een signaal dat in de tijd gezien volgens een sinusfunctie verloopt.
82. Een van de afmetingen van een object. In het geval van een eendimensionaal object.
84. Eén van de weinig fundamentele grootheden in fysica. Dat betekent dat ze niet gedefinieerd kan worden via andere grootheden, omdat er niets fundamenteler bekend is.
85. Een scheikundig element met symbool He en atoomnummer 2. Het is een kleurloos, inert edelgas.
87. Een lichtbron die in staat is een smalle coherente bundel licht voort te brengen.
88. De Griekse letter λ voor golflengte in meter.