Soorten sterren: de dwergsterren

Dwergsterren
Dwergsterren zijn sterren die erg weinig licht uitstralen. Er zijn twee soorten dwergsterren: hete en koele. De hete noemt men witte dwergen. De koele rode dwergen.

Witte dwergen zijn sterren die het eind van hun leven naderen. Ze zijn erg klein. Ongeveer zo groot als de aarde. Maar ze zijn veel zwaarder. Vaak zelfs even zwaar als de zon. Witte dwergen zijn dus erg klein en erg zwaar. De dichtheid van zo'n ster is daarom zeer groot. Eén kubieke centimeter van een witte dwerg zou op aarde wel duizend kilogram wegen! Een voorbeeld van een witte dwerg is de begeleider van de ster Sirius. Hij heet Sirius B. Hij is even zwaar als de zon, maar straalt veel minder licht uit.

Rode dwergen zijn groter dan witte dwergen. Toch geven ze niet meer licht. Dat komt doordat ze veel koeler zijn. De temperatuur aan het oppervlak van een rode dwerg is ongeveer 3500 graden Celsius (3500°C). Bij een witte dwerg is de oppervlakte-temperatuur drie keer zo hoog.
Rode dwergen zijn lang niet zo zwaar als de zon. Hun massa is vaak tien keer kleiner. Toch leven ze veel langer dan de zon. Dat komt doordat rode dwergen erg zuinig zijn met hun voorraad brandstof. Ze stralen namelijk duizend tot tien duizend keer zo weinig licht uit dan de zon. Een voorbeeld van een rode dwerg is de ster Proxima Centauri. Het is de ster die het dichtst bij de zon staat.

De lichtste sterren die men kent zijn de bruine dwergen.
Eigenlijk zijn het «mislukte» sterren omdat ze geen energie kunnen opwekken door kernfusie. Kernfusie kan pas beginnen als de ster een massa heeft van minimaal 0,08 zonsmassa. Bruine dwergen zitten onder deze grens, rode dwergen er net boven. Bruine dwergen waren tot voor enkele jaren slechts theorie. In 1995 werd echter de eerste bruine dwerg ontdekt en twee jaar later waren er al tien bekend. Ook de Hubble Space Telescope is er in geslaagd bruine dwergen te fotograferen. Eén ervan is het sterretje Gliese 229B dat een massa heeft van ongeveer 0,02 tot 0,05 zonsmassa. Het is daarmee het lichtste sterretje dat men kent. Gliese 229B staat in het sterrenbeeld Haas en maakt deel uit van een dubbelstersysteem.

De hoofdster is Gliese 229A. De begeleider draait op een afstand van 44 astronomische eenheden om de hoofdster. Dat is iets verder dan de gemiddelde afstand van Pluto tot de zon die zo'n 40 astronomische eenheden bedraagt. De hoeveelheid licht die Gliese 229B uitstraalt komt overeen met het tweemiljoenste deel van de lichtkracht van de zon. Daarmee is het sterretje zwakker dan de volle maan gezien vanaf de aarde. Door die geringe lichtkracht heeft het ook zo lang geduurd voordat het sterretje ontdekt werd. De oppervlakte temperatuur van de bruine dwerg ligt beneden de duizend Kelvin (727°C).

Het begrip bruine dwergen is reeds lang in de wereld van de astronomie ingeburgerd. Door de lage oppervlakte-temperatuur van deze ondermaatse sterren zenden ze hun meeste straling uit in het rood en infrarood.


Soorten dwergsterren

Bruine dwerg
Rode dwerg
Oranje dwerg
Gele dwerg
Blauwe dwerg
Witte dwerg
Zwarte dwerg


Grotere kans op buitenaards leven bij rode dwergsterren
Sterren die bekend staan als “rode dwergen” zouden grotere “leefbare zones” kunnen herbergen dan voorheen werd gedacht. De leefbare zone is het gebied rondom een ster waarin water aan het oppervlak van een planeet zou kunnen voorkomen – vriendelijk voor “leven zoals we dat kennen”. Rode dwergen, ook wel M-dwergen genoemd, zijn lichtzwak in vergelijking met sterren als de zon en slechts 10 tot 20% zo massief. Ze vormen zo’n driekwart van alle sterren in onze Melkweg en maken 80% van alle sterren in het heelal uit.
Het feit dat rode dwergen zo algemeen zijn hebben astrobiologen doen afvragen of zij wellicht de beste kandidaten zijn voor het ontdekken van planeten die leefbaar zijn voor leven zoals wij dat kennen. Meer en meer planeten worden bij rode dwergen ontdekt, zoals de potentieel leefbare “super-aarde” GJ 667Cb, een onlangs ontdekte planeet met een massa van 4,5 keer die van de aarde.
De leefbare zone is een “strook” rondom een ster waarop vloeibaar water zou kunnen voorkomen aan het oppervlak van een planeet. Omdat op aarde levensvormen zo’n beetje overal voorkomen waar vloeibaar water is, wordt deze zone dus “leefbaar” genoemd. Staat een planeet te ver weg, dan zal het er te koud zijn, waardoor al het water bevriest. Staat de planeet te dichtbij, dan zal het er te warm zijn, waardoor al het water wordt weggekookt.
Aangezien rode dwergen zo koel zijn in vergelijking met de zon, hebben ze een leefbare zone die zeer dicht bij de ster staat – meestal minder dan de afstand tussen Mercurius en de zon. Deze geringe afstand is eigenlijk goed nieuws voor planetenjagers: planeten die dicht bij hun zon staan zullen deze vaker bedekken, waardoor ze makkelijker te detecteren zijn dan planeten die verder van hun zon draaien. Helaas kleven er ook nadelen aan planeten die op korte afstand rond een rode dwerg draaien. Zo zal de zwaartekracht van de ster gigantische getijden veroorzaken, die een spoor van verwoesting achterlaten op een planeet. In tegenstelling tot getijden op aarde, die vooral van invloed zijn op de oceanen, zullen deze getijden ook het binnenste van de planeet doen rekken en strekken. De hitte die hierbij veroorzaakt wordt zou kunnen leiden tot een “getijdenvenus”, waarbij de planeet al zijn water verliest. Daarnaast zijn rode dwergen vaak zeer actief, waarbij ze meerdere keren per dag gigantische sterrenvlammen uitstoten. Dit heeft tot gevolg dat de hoeveelheid ultraviolette straling op de planeet dagelijks met een factor 100 tot 10.000 kan variëren, waardoor het oppervlak meerdere keren per dag compleet gesteriliseerd zal worden.
Zal dit verhaal dan alleen maar slecht nieuws bevatten? Nee, gelukkig niet! Een recent onderzoek heeft uitgewezen dat de leefbare zone van een rode dwerg wellicht groter kan zijn dan gedacht. Dat betekent dat planeten leefbaar kunnen zijn op grotere afstand van de gevaarlijke getijden en uv-straling van de moederster. De leefbaarheid van een planeet is afhankelijk van de temperatuur, dat op zijn beurt weer afhankelijk is van de hoeveelheid zonlicht dat een planeet absorbeert en reflecteert. Bevroren water, zoals sneeuw en ijs, reflecteert zonlicht, wat een verkoelend effect heeft op het klimaat van een planeet zoals de aarde. Sneeuw en ijs reflecteren echter minder licht op langere, rodere golflengten. Hoe verloopt dan het verkoelende effect van sneeuw en ijs op planeten die rondom rode dwergen draaien?
Hiertoe heeft men een computersimulatie gebruikt, waarbij men virtuele planeten rondom bestaande rode dwergen heeft geplaatst. Hieruit blijkt dat dergelijke planeten veel meer licht absorberen dan men voorheen had gedacht. Dit blijkt weer een verrassend effect te hebben op het klimaat van deze planeten! De simulaties laten zien dat een planeet leefbaar kan zijn als deze 30% verder van een rode dwerg staat dan voorheen werd gedacht. Dat betekent dat de leefbare zone rondom rode dwergen plots 30% groter is geworden!
Toch is bij deze resultaten wel enige voorzichtigheid geboden. Er zijn legio andere factoren die van invloed zijn op het klimaat van een planeet, zoals kooldioxide, stikstofoxide en methaan. Dit soort effecten zullen wel meegenomen moeten worden in toekomstige simulaties om een eenduidend antwoord te vinden op de vraag: hoe groot is de leefbare zone rondom rode dwergen?


Planeten rond rode dwergsterren. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, ALS HET WOORD BESTAAT,TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
   0,08      100 miljard      13,7 miljard jaar oud is      Aarde      AE      bruine dwerg      Chili      deuteronen      dichtheid      dichtstbijzijnde ster      elektronen      exoplaneten      gele      Gliese 229B      Hawaï      helium      honderdduizenden      hypothetische      ijs      Jupiter      kernfusiereactie      koel      komeetachtige      koolstof      koudste      lage energieniveaus      langer is dan de leeftijd      levenscyclus      licht      lichtjaren      lichtkracht      lithium      methaan      minder dan 1300      minder dan de helft      omgeving van grotere sterren      onderkant      planeet      planetaire nevel      planetenstelsel      plasma      protonen      rode reus      ster      sterrenbeeld      straal      temperatuur      waterstofgas      weinig licht      weinig massa      witte dwerg      zonnestelsel      zuurstof      zwart gat      zwarte      zwarte dwerg   
Sterren worden geklasseerd aan de hand van hun . Dwergsterren zijn sterren die uitstralen. Ze bevinden zich aan de op de hoofdreeks van het Hertzsprung-Russelldiagram. Dit in tegenstelling tot reuzensterren. Dit kenmerk is het enige gemeenschappelijke aan de term dwergster. De benaming dwerg zegt niets over de massa of over de omvang van de ster, noch wordt er eenzelfde ontstaansgeschiedenis of fase in hun leven mee aangeduid. Er zijn dwergsterren die heet zijn en dwergsterren die koel zijn. Hieraan danken zij de verschillende benamingen (bruin, oranje, rood, geel, wit en zwart).

Er zijn verschillende redenen waarom een ster weinig (zichtbaar) licht uitzendt:
  1. De ster heeft te om kernfusie te starten en is eigenlijk een mislukte ster zoals een . Kernfusie kan pas beginnen als de ster een massa heeft van minimaal 0,08 zonsmassa. Bruine dwergen zitten onder deze grens, rode dwergen er net boven.
  2. Een rode dwergster is relatief groot maar ook waardoor toch niet zoveel licht wordt uitgezonden. De massa is heel gering. Een voorbeeld van een rode dwerg is de ster Proxima Centauri.
  3. De Zon is een ster die zich op de hoofdreeks van het Hertzsprung-Russelldiagram bevindt en is een voorbeeld van een dwergster.
  4. Een witte dwerg is het restant van een zwaardere ster die aan het eind van zijn "normale" leven zijn buitenste lagen weggeblazen heeft. De kern van de ster blijft over als en is aanvankelijk nog zeer heet maar koelt heel langzaam af omdat in de ster zelf geen kernreacties meer plaatsvinden. Een bekende witte dwerg is de kleine begeleider van Sirius (Sirius B). Ze heeft ongeveer dezelfde massa als de Zon, maar de afmetingen van een grote planeet (4 x de aardmiddellijn). Dit is alleen maar mogelijk als de materie van de ster afgebroken is tot losse kernen en elektronen, die zeer dicht bij elkaar liggen. De materie van een witte dwerg is bijzonder zwaar, bijvoorbeeld weegt een cm³ van de materie van Sirius B 30.000 maal zo zwaar als een cm³ water.
  5. Een witte dwerg die na tientallen miljarden jaren zo is afgekoeld dat hij geen licht meer uitstraalt is een dwerg geworden. Omdat het heelal pas 13,7 miljard jaar oud is zijn er nog geen zwarte dwergen.


BRUINE DWERG
Een bruine dwerg is een object dat kleiner is dan een , maar groter dan een . Bruine dwergen worden op dezelfde wijze gevormd als een ster, dat wil zeggen door contractie van een wolk . Bij een bruine dwerg is de massa van het samentrekkende gas echter onvoldoende om fusie van op gang te brengen. De bruine dwerg is slechts in staat tot fusie van .

De naam 'bruine dwerg' wil overigens niet zeggen dat ze daadwerkelijk bruin van kleur zijn, ze zijn voor het blote oog van een eventuele toeschouwer rood van kleur. De naam rode dwerg heeft echter al een andere betekenis: Het is een ster, dus met interne kernfusie, groter dan een bruine dwerg, maar met van de massa van de Zon. De grens tussen bruine dwergen en rode dwergen ligt bij ongeveer 0,08 zonnemassa.

Er zijn twee manieren om bruine dwergen van gasreuzen te onderscheiden.
  1. Door de manier van ontstaan - bruine dwergen zijn directe contracties van een waterstofwolk, planeten ontstaan als zich samenvoegende blokken van of rots, en zuigen als ze groter zijn (de zogenaamde gasreuzen) later waterstof op uit de omgeving.
  2. Door het formaat - in planeten wordt de nooit hoog genoeg voor kernfusie, in bruine dwergen wordt zij wel hoog genoeg voor enige kernfusie (specifiek die van deuterium), maar niet voor de fusie van waterstofkernen zoals die in 'echte' sterren plaatsvindt.

De eerste definitie is de traditionele, maar heeft als nadeel dat het moeilijk controleerbaar is. Met de tweede definities is de grootte van een bruine dwerg strak bepaald: ze hebben tussen 13 en 80 keer de massa van Jupiter. Ze zijn kleiner dan zonnemassa.

Lange tijd heeft men gezocht naar bruine dwergen. Een aantal keren was er vals alarm; wat op het eerste gezicht een bruine dwerg in een sterrencluster als de Pleiaden leek te zijn, was in werkelijkheid een achtergrondster, maar in 1995 werd er voor het eerst succes geboekt. De eerste 'hits' kwamen uit de Pleiaden, en staan bekend als PPl 15, Teide 1 en Calar 3, maar het object dat alle twijfel wegnam en momenteel de best bestudeerde bruine dwerg is, is . Gliese 229B is een kleine begeleider van Gliesse 229, zelf ook niet meer dan een rode dwerg. De massa van Gliese 229B wordt geschat op 30 tot 50 maal de massa van de planeet . Doordat Gliese 229B ouder is dan de bruine dwergen in de Pleiaden, is het ook koeler, en onderscheidt zich daarom beter van de kleinste sterren, die veel minder snel afkoelen. De eerste bruine dwerg die in de 'lege ruimte', dus niet in een sterrenhoop of bij een andere ster, werd aangetroffen was Kelu-1 in 1997.

Een duidelijke aanwijzing dat een object een bruine dwerg is en niet een kleine ster, is de aanwezigheid van . In sterren wordt de aanwezige lithium al snel verbrand, maar in bruine dwergen wordt de temperatuur nooit hoog genoeg om de fusie van lithium mogelijk te maken. Oudere bruine dwergen zijn daarnaast kenbaar aan de aanwezigheid van , dat methaan wijst op een oppervlaktetemperatuur van Kelvin.

Sinds de eerste ontdekking zijn meer bruine dwergen gezien. Tellingen gedaan in de Pleiaden geven zelfs aan dat bruine dwergen ongeveer evenveel voorkomen als gewone sterren. Aan de ene kant is dat natuurlijk veel, aan de andere kant geeft het ook aan dat verwachtingen dat bruine dwergen een belangrijk aandeel zouden hebben in de donkere massa in sterrenstelsels onjuist zijn, aangezien bruine dwergen veel lichter zijn dan sterren.
Opvallend is dat bruine dwergen alleen voorkomen, of samen met andere bruine dwergen of rode dwergen, maar niet in de zijn aangetroffen.

De ontdekking van de tot op heden en eveneens weer eenzame bruine dwerg, werd op 4 juni 2007 bekend gemaakt door Dr. Steve Warren van het Imperial College in Londen. Van dit exemplaar, genaamd J0034-00, wordt aangenomen dat het een oppervlaktetemperatuur van 600 tot 700 Kelvin heeft (maximaal 430 °C/800 °F).

Het is een vondst die eens te meer de grens tussen zware gasplaneten enerzijds en de kleinste bruine dwergen anderzijds op de proef lijkt te stellen, want J0034-00, gevonden in het Walvis, mag met zijn massa van slechts 15 tot 30 maal die van de planeet Jupiter en een ongeveer vergelijkbare diameter een relatieve lichtgewicht worden genoemd. Het object werd opgemerkt in een vroeg stadium van de tot nu toe diepste verkenning van het uitspansel in het nabij-infrarood gebied van het spectrum, uitgevoerd met behulp van de United Kingdom Infrared Telescope (UKIRT) in Mauna Kea, .

"Natuurkundig gezien zijn sterren, bruine dwergen en gasplaneten allemaal gelijk", aldus Warren bij de bekendmaking van de ontdekking van J0034-00; "het zijn enkel gasbellen met onderling verschillende massa's. Naarmate ons onderzoek voortschrijdt zullen we ongetwijfeld nog kleinere dingen tussen de sterren aantreffen, met een massa gelijk aan die van planeten, en hoe moeten we die dan noemen?" Hij moest het antwoord op die vraag vooralsnog schuldig blijven.

De bruine dwerg J0034-00 werd overigens het eerst waargenomen door Warrens collega Dr. Daniel Mortlock, die liet weten dat "het identificeren van een object als dit een grotere uitdaging vormt dan het trachten te vinden van een speld in een hooiberg." "In dit geval", aldus Mortlock, "leek het er meer op dat wij een strootje probeerden te vinden dat een tikkeltje roder was dan de rest, in plaats van een fraaie glimmende speld."

Mortlock was eigenlijk op zoek naar veraf gelegen quasars toen hij de bruine dwerg vond. "Eén van de interessante objecten die opdook had net niet de juiste kleur om een quasar te kunnen zijn, en dat was J0034-00", aldus Mortlock. "En daar kwam nog bij", aldus Dr. Warren, "dat-ie zich zeker een miljard maal dichter bij de Aarde bevond dan de quasars waar we eigenlijk naar op zoek waren, maar tegelijkertijd qua kleur wel praktisch identiek was."

Om temperatuur en waarschijnlijke massa van J0034-00 vast te stellen, werden aanvullende observaties uitgevoerd met de Gemini South telescoop op Cerro Pachón, , en hoewel het bij de bekendmaking van de ontdekking nog te vroeg was om precies te kunnen zeggen hoe ver het object van de Aarde verwijderd is, hield het onderzoeksteam het voorlopig op ongeveer 50 .


RODE DWERG
Een rode dwerg is een ster van laat spectraalklasse K of M met een massa tussen 0,08 en 0,5 maal die van de Zon. Door de relatief kleine massa is de temperatuur in de kern van een rode dwerg lager dan in die van grotere sterren, zodat de ("verbranding") van waterstof tot helium langzamer gaat.

De temperatuur aan het oppervlak bedraagt zo'n 2000 tot 3000 Kelvin. Vanwege die langzame verbranding en lage temperatuur kan hun levensduur wel zo'n jaar bedragen. Omdat het heelal nog maar zo'n is de verdere evolutie van rode dwergen vooralsnog onbekend. Rode dwergen zullen aan het einde van hun evolutie nooit eindigen als rode reus en daarna een worden, zoals onze Zon. Als een rode dwerg is uitgebrand zal hij naar verwachting uiteindelijk afkoelen tot een .

Enkele bekende rode dwergen zijn de ster van Kapteyn, in 1897 ontdekt door Jacobus Cornelius Kapteyn, de ster van Barnard, Proxima Centauri, de op een afstand van 4,22 lichtjaar en Gliese 581 is op dit moment een interessante rode dwerg vanwege 5 gevonden op een afstand van 20,3 lichtjaar. Rode dwergen zijn zo lichtzwak (absoluut 20 tot 100.000 maal zwakker dan de Zon) dat geen enkele met het blote oog te zien is. De rode dwergen vormen waarschijnlijk wel ruim 60% van alle sterren van de Melkweg.


ORANJE DWERGSTER
De analyse van nieuwe gegevens over de bewegingssnelheid van sterren heeft uitgewezen dat er een kans van 86 procent bestaat dat de oranje dwergster Gliese 710 binnen een tijdsbestek van anderhalf miljoen jaar ons zal naderen. In totaal vond men negen nieuwe kandidaat-sterren die de zon mogelijk in de verre toekomst gaan vergezellen. De resultaten, die zijn verkregen tijdens een studie die uit werd uitgevoerd door Vadim Bobylev van het Pulkovo Astronomical Observatory in het Russische St. Petersburg zijn gebaseerd op de door de ruimtesonde Hipparcos verzameld gegevens die in 1997 gepubliceerd werden.

De kans dat Gliese 710 zich ooit in de binnenste regionen van het zonnestelsel zal begeven is echter nihil. De kans dat de ster de Oortwolk, een gebied dat zich op één tot twee lichtjaar van het centrum van ons bevindt binnendringt mag dan wel 86 procent bedragen, maar de kans dat deze zich binnen de Kuipergordel, welke zich op dertig tot vijftig van de Zon bevindt is slecht één op tienduizend, oftewel 0,01 procent. Gliese 710 is op dit moment nog 63 lichtjaar van onze planeet verwijderd in de richting van het sterrenbeeld Slang (Serpens Caput).

Daar komt echter wel een ander gevaar bij om de hoek kijken. Wanneer de ster daadwerkelijk de Oortwolk zal naderen is de kans groot dat diens aanwezigheid ervoor zal zorgen dat de baan een groot aantal objecten die zich aan de buitenkant van het zonnestelsel bevinden verstoord zal raken en er een ‘zwerm’ van ijzige rotsblokken onze kant op wordt gestuurd. Of de mensheid op dat moment nog op Aarde uithangt is echter nog maar zeer de vraag.


GELE DWERG
Een gele dwergster is een samengetrokken nevel die zich ontwikkeld heeft tot een ster. Een gele dwergster (bv. onze Zon) heeft een levensduur van ongeveer 10 miljard jaar. Als de gele dwergster alle waterstof in helium heeft omgezet wordt hij groot en rood, de gele dwergster wordt nu genoemd. Daarna fuseert helium tot waaruit een reactie volgt waarbij zuurstof gevormd wordt, de ster wordt nu genoemd. De temperatuur van een jonge witte dwerg is hoog: vele tienduizenden K, waarbij hij heel langzaam afkoelt tot een .


WITTE DWERG
Een witte dwerg is een ster die aan het einde van haar is gekomen. In de witte dwerg vinden dus geen kernreacties meer plaats. De massa van de kern moet kleiner dan 1,4 zonmassa's (Chandrasekhar-limiet) zijn, want anders eindigt de ster als een neutronenster, een quarkster of een .
Vooraleer een ster een witte dwerg wordt, zwelt ze op tot een en stoot een deel van de materie af in de vorm van een . De overblijvende kern stort dan in tot een witte dwerg. Die heeft een straal van enkele duizenden kilometer en een van honderden ton per kubieke centimeter.

Een doorsnee witte dwerg heeft ongeveer één zonnemassa, maar zijn volume is niet groter dan dat van de . Dat betekent dat het zwaartekrachtsveld aan de oppervlakte enkele malen sterker is dan aan het aardoppervlak. Vanwege de kleine oppervlakte straalt een witte dwerg – ondanks zijn hoge oppervlaktetemperatuur – 100 tot 10.000 maal minder licht uit dan de Zon. Hoewel de witte dwergen heel talrijk zijn, kan er geen enkele met het blote oog worden waargenomen. De eerst waargenomen witte dwerg was Sirius B in 1862 - aanwijzingen voor zijn aanwezigheid werden al in 1844 gevonden als onregelmatigheden in de baan van Sirius.
De temperatuur van een jonge witte dwerg is hoog: vele tienduizenden K, waarbij hij heel langzaam afkoelt tot een . Zwarte dwergen zijn nog nooit waargenomen omdat het afkoelen tientallen miljarden jaren in beslag neemt, wat van het heelal.

Een witte dwerg stort niet verder in door het uitsluitingsprincipe van Pauli in combinatie met het onzekerheidsprincipe van Heisenberg.
Het uitsluitingsprincipe van Pauli zegt dat hooguit twee dezelfde positie en impuls mogen hebben.
Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg (Δx·Δp > /2π, met de constante van Planck) zegt dat als elektronen ruimtelijk (x) dichter bij elkaar komen, hun impuls (p) moet toenemen.
In een witte dwerg zijn de elektronen zo dicht op elkaar gedrukt dat er geen meer beschikbaar zijn, waardoor de elektronen een grotere impuls moeten krijgen. Die impuls zorgt voor het ontstaan van een druk waardoor de witte dwerg ondanks zijn eigen zwaartekracht niet verder in kan storten. Elektronen in deze toestand heten ontaard.

De natuurkundige vergelijkingen die voor ontaarde materie gelden, zijn relatief eenvoudig: de druk hangt alleen af van de dichtheid, de temperatuur doet er niet toe. Witte dwergen waren hierdoor de eerste sterren waarvoor nauwkeurige theoretische modellen konden worden berekend. Subramanyan Chandrasekhar heeft op dit gebied in de jaren 1930 pionierswerk verricht. Het bleek onder meer dat er voor witte dwergen een eenvoudig verband geldt tussen massa en : hoe zwaarder de witte dwerg is, des te kleiner hij moet zijn – precies het tegendeel van wat je intuïtief zou verwachten.

Men denkt dat witte dwergen bestaan uit koolstof en zuurstof (volledig geïoniseerd in de vorm van een dicht ), met een atmosfeer van waterstof en helium.
Deze elementen zijn, toen de ster nog een "gewone" ster was, ontstaan bij het volgende fusieproces:

Eerst werd waterstof omgezet in :
4(1H) → 4He +2 positronen +2 neutrino's

Toen de waterstof was "opgebrand", nam de druk door de zwaartekracht toe en vond de volgende stap plaats waarbij helium fuseerde tot :
3(4He) → 12C

Daarna volgde een reactie waarbij werd gevormd
12C +4He → 16O


ZWARTE DWERG
Een zwarte dwerg is een ster die ontstaat wanneer een witte dwerg zo ver afkoelt dat er geen warmte en meer wordt uitgezonden. Men kan berekenen dat de benodigde tijd om deze toestand te bereiken langer is dan de huidige leeftijd van het heelal. Daarom is het zeer onwaarschijnlijk dat er op dit moment zwarte dwergen in het universum bestaan. De temperatuur van de koelste witte dwergen geeft een minimale waarde voor de leeftijd van het heelal.

De evolutie van witte dwergen in de verre toekomst is afhankelijk van verschillende open fysische vraagstukken, zoals de aard van donkere materie en het al dan niet bestaan van protonverval. Deze onopgeloste problemen maken dat de precieze duur van het afkoelen niet bekend is. De minimale tijdsduur om een witte dwerg af te koelen tot 5 K wordt geschat op 1015 jaar. Als donkere materie bestaat uit weakly interacting massive particles, worden witte dwergen hierdoor waarschijnlijk tot wel 1025 jaar warm gehouden. Bij een hypothetische levensduur voor protonen van 1037 jaar is de effectieve oppervlaktetemperatuur van een oude witte dwerg van een zonsmassa na die tijd ongeveer 0,06 K hoger. Dit is misschien koud, maar nog altijd warmer dan de temperatuur van de kosmische achtergrondstraling over 1037 jaar.