WATER OP AARDE

Werking van een

  • Schutsluis
    Een schutsluis (ook wel: vallaat, verlaat of sas) is de bekendste uitvoering van een sluis. Het is een kunstwerk dat het mogelijk maakt om schepen van het ene naar het andere peilgebied te brengen. Een schip kan ermee worden opgeschut of afgeschut, respectievelijk omhoog of omlaag. De doorvaart bij sluizen wordt geregeld, bijvoorbeeld door middel van lichten die bij de sluis zijn aangebracht. Een schutsluis bestaat uit een schutkolk of sluiskolk met aan beide zijden een sluisdeur. De afmetingen van de kolk bepalen de CEMT-klasse van een vaarweg. Vaak vindt men naast een stuw een schutsluis. Als de stuw gesloten is, waardoor het water in het stuwpand wordt opgestuwd, blijft scheepvaart dankzij de sluis mogelijk. Voor meer uitleg. Klik hier.



  • Spuisluis
    Een spuisluis, ook wel keersluis, uitwateringssluis, suatiesluis, getijdensluis of zijl genoemd, is een sluis bedoeld om binnenwater te spuien en buitenwater te keren. Vandaar dat het ook wel keersluis wordt genoemd. De naam is afgeleid van Middelnederlands spoye dat 'sluis', 'sluiskolk', 'sluiskom' of 'sluisbekken' betekent. Het is verwant aan het woord spugen. De sluiskolk was vroeger vooral bedoeld om water op te stuwen, waarmee het uitwateringkanaal kon worden doorgespoeld om overtollig slik te verwijderen. Een ander woord voor spuisluis is zijl. Veel plaatsnamen in Nederland en Noord-Duitsland bevatten het element -zijl of -siehl. Een spuisluis is iets anders dan een waterkering of stormvloedkering (in Duitsland ook wel 'Sperrwerk' genoemd): die dient om grotere rivieren af te sluiten. De meeste spuisluizen zijn niet geschikt voor het doorlaten van schepen. Dit in tegenstelling tot een schutsluis, die ten minste twee paar brede hoge deuren heeft, waartussen zich een sluiskamer voor schepen bevindt. Door het laten in- of uitstromen van water kan men het waterpeil laten stijgen of dalen, waardoor het hoogteverschil tussen twee vaargebieden overbrugd kan worden. Veel sluizen en zijlen hadden vroeger een derde paar deuren, waardoor ze min of meer als schutsluis konden fungeren. Voor meer uitleg. Klik hier.

  • Scheepslift
    Een scheepslift is een mechanische constructie die een bak water waar een schip in geplaatst kan worden, verticaal kan verplaatsen. Het schip kan zo naar een hoger of lager niveau in een kanaal getild worden. Scheepsliften kunnen in één keer een veel groter verval aan dan schutsluizen, waardoor er met scheepsliften behoorlijk wat tijdwinst gemaakt kan worden. In tegenstelling tot een schepenlift en een scheepskameel verplaatst een scheepslift niet alleen het schip maar ook de bak met water waarin het schip ligt. Ook worden de waterverliezen van het bovenste waterpand beperkt. Het hoge gewicht van de te transporteren waterbak en de vele mechanische onderdelen van de lift zorgen ervoor dat een scheepslift heel wat onderhoud vergt. Voor meer uitleg. Klik hier.

  • Hellend vlak
    Een hellend vlak is een bijzondere vorm van een scheepslift waarbij de liftbakken niet alleen een verticale maar ook een horizontale beweging maken. Er bestaan zowel "droge" als "natte" hellende vlakken. Bij de eerste liggen de boten met de kiel droog op een onderstel, bij de laatste worden de boten in een met water gevulde bak getransporteerd of opgestuwd in een met water gevulde geul, de zogenaamde "waterhelling". Bij een nat hellend vlak wordt het hoogteverschil overbrugd door het schip in een met water gevulde bak te laten varen. Deze bak wordt door middel van sluisdeuren afgesloten. Het schip drijft in het water en het geheel wordt naar boven of beneden getransporteerd. Vanwege het hoge gewicht van de bak, water en schip wordt er gebruikgemaakt van contragewichten. De motoren van het hellend vlak hoeven hiermee slechts een klein verschil in gewicht in beweging te brengen. Voor meer uitleg. Klik hier.


  • Overtoom of overhaal
    Een overtoom is een installatie waarbij een schip over land van het ene in het andere water wordt getrokken, met het doel een peilverschil te overwinnen. De overtoom kan worden gezien als een voorloper van de schutsluis. Een andere term is overhaal. In de Franse Westhoek spreekt men van een "overdracht". Een overtoom bestond vaak uit een helling met daarop balken die met vet ingesmeerd waren. Met behulp van een windas, opgehangen boven het hoogste punt van de overtoom, werd het schip uit het water getrokken en over de balken naar een ander water verplaatst. Op oude afbeeldingen zijn vaak de grote wielen te zien waarmee de takels werden bediend. Soms werden in plaats van balken boomstammen gebruikt, waarover het schip kan rollen. Voor meer uitleg. Klik hier.


  • Balgstuw
    Een balgstuw is een type stuw, en wordt ook wel ingezet als keersluis. Bij dit type stuw wordt een soort rubberen doek bevestigd aan constructies op de bodem van het water en de oevers. Als men wil dat de stuw het water tegenhoudt, pompt men de balg vol met water en lucht, waardoor de stuw omhoog komt. Afhankelijk van het gewenste waterpeil kan men in de stuw meer of minder water/lucht laten stromen. De grootste balgstuw ter wereld ligt bij Ramspol te Ens (Provincie Flevoland) vlak bij de N50. Deze balgstuw maakt een scheiding mogelijk tussen het Ketelmeer en het Zwarte Meer. Deze komt alleen in werking als bij noordwesterstorm het gebied langs het Zwarte Water beschermd moet worden tegen opstuwend water vanuit het IJsselmeer. In een uur wordt er 3.500.000 liter lucht en 3.500.000 liter water in de drie opblaasbalgen gepompt. Kleinere balgstuwen worden als waterkering in verschillende landen, onder meer Japan, gebruikt. In Nederland vindt men exemplaren in de Dinkel, de Bornsebeek.

  • Driewegsluis
    Een driewegsluis is een schutsluis met drie stel deuren. Dit soort sluizen is zeldzaam omdat daar waar drie kanaalniveaus op een punt bij elkaar komen en op die plek een sluis nodig is niet veel voorkomt.Een driewegsluis is een schutsluis met drie stel deuren. Dit soort sluizen is zeldzaam omdat daar waar drie kanaalniveaus op een punt bij elkaar komen en op die plek een sluis nodig is niet veel voorkomt. Voor meer uitleg. Klik hier.

  • Inlaatduiker
    Een inlaatduiker, of kortweg inlaat is een waterstaatkundig kunstwerk, dat in de waterkering is gelegen en dat bedoeld is om (vers) water in de polder te laten. Een inlaat wordt ook wel duikersluis genoemd. Een wat verwarrende naam, omdat men bij sluis denkt aan een schut- of spuisluis. Dat het zo genoemd wordt, komt omdat het primair de taak heeft (net als een sluis) het water te keren. Een inlaat bestaat bijna altijd uit een duiker met aan de kant van het buitenwater een schuif of klep die kan worden opengezet om water binnen te laten. Er zijn andere types inlaten. Dit binnen laten van water is nodig om het water vers te houden - stilstaand water wordt "dood". Bij een te lage waterstand, bijvoorbeeld na een lange periode van droogte en de daarbij voorkomende verdamping, wordt de inlaat ook gebruikt om het water weer op peil te krijgen.



  • Klepduiker
    Een klepduiker of klief is in de waterbouwkunde een duiker met daarin een klep die onder druk uit de gewenste richting open gaat staan, maar onder druk uit tegengestelde richting dichtblijft. Daardoor kan men een klepduiker gebruiken om een gebied in de gewenste richting af te wateren. Een klepduiker werkt natuurlijk alleen als het water afwisselend aan beide kanten hoger staat, zoals dit bijvoorbeeld het geval kan zijn in gebieden die onderhevig zijn aan getijden. Een wachtersluis functioneert net als een klepduiker, maar is niet als duiker uitgevoerd, maar als een spuisluis met een deur die zichzelf sluit bij een hogere buitenwaterstand. In riolen komen vergelijkbare constructies voor, ze worden daar terugslagklep genoemd. Voor meer uitleg. Klik hier.

  • Keersluis
    Een keersluis of kering is een sluis die water keert, oftewel tegenhoudt. Aangezien elke sluis water tegenhoudt, lijkt de naam een beetje dubbelop. Sluizen kunnen echter meerdere functies vervullen, en men spreekt van een keersluis als het voornaamste doel van de sluis het keren van hoogwater is. Een keersluis bevat vaak één of meerdere spuisluizen, om het water achter de keersluis te kunnen lozen op de zee of het meer.Soms zijn de keersluizen aan twee zijden kerend en daarom uitgerust met een dubbel stel puntdeuren, als het keringsmiddel een stel puntdeuren is. Bij hoog water worden de deuren, die met de punt naar het hoog water staan gericht, gesloten en bij laag water, de andere puntdeuren die naar het lage water wijzen. Als de deuren gesloten staan, is geen doorgaand scheepvaartverkeer mogelijk. Bij sommige keringen is daarom een schutsluis naast de keersluis gebouwd (bijv. bij de Stormvloedkering Hollandse IJssel). Moderne keersluizen in Nederland zijn vrijwel altijd met een hefdeur uitgevoerd. Keersluizen worden ook gebruikt om een kanaalpand te beveiligen tegen leegloop. In die functie treft men ze aan voor belangrijke waterbouwkundige kunstwerken. Op lange kanalen met weinig verval treft men ze soms aan om het kanaal onder te verdelen in panden. Dit kan van belang zijn: bij het onderhoud van het kanaal, om de totale leegloop van een kanaal te vermijden in geval van een dijkbreuk, of om de schade aan de omgeving te beperken. De Franse benaming porte de garde (bewakingspoort) duidt beter aan dat er niet noodzakelijk een schutsluisfunctie aanwezig hoeft te zijn

  • Waaiersluis


    1: omloopriool
    2: afsluiter
    3: omloopriool
    4: waaierkas-/kelder
    5: grote deur (6/5 × kleine deur)
    6: kleine deur

    Een waaiersluis is een speciale sluis, die als voornaamste eigenschap heeft dat hij tegen de waterdruk in geopend en gesloten kan worden. Een waaierdeur bestaat uit twee aan elkaar verbonden delen, die rond kunnen draaien in een komvormige inkassing. Het ene blad heeft een breedte van 5/6 van het andere blad. De twee deuren staan in een hoek van 80 graden. De delen vormen samen een soort waaier. De waaierdeuren kunnen naar beide zijden het water keren. Door de waaierkas via buizen met water te vullen verandert de druk op de deuren zodanig dat deze zowel tegen de stroom in als met de stroom mee bij iedere binnen- of buitenwaterstand open en dicht gedraaid kunnen worden. Als een dubbele waaierdeur wordt toegepast functioneren de twee kleinste deuren op dezelfde manier als puntdeuren. Voor meer uitleg. Klik hier.

  • Spaarsluis
    Een spaarsluis is een bijzonder bouwvorm van een schutsluis, geconstrueerd om het waterverbruik per schutting zo laag mogelijk te maken. Als het waterverbruik van de sluizen in een kanaal problemen oplevert omdat er onvoldoende aanvoer is, dan kan men uiteraard pompen inzetten om alle kanaalpanden op peil te houden. Dit kost veel energie en men heeft daarom een andere oplossing bedacht: de spaarsluis. De spaarsluis heeft een gewone sluiskolk en het schutten gaat op dezelfde wijze als bij een gewone sluis. Naast de sluis zijn spaarbekkens gebouwd, die een deel van het water uit de sluis bij het afschutten tijdelijk kunnen opslaan, om het bij het opschutten opnieuw te kunnen gebruiken. Afhankelijk van het aantal spaarbekkens kan hiermee een flinke waterbesparing worden gerealiseerd. Voor meer uitleg. Klik hier.


GEBRUIK VAN WATER VLAANDEREN. Klik hier.
Waterverbruik huishoudens. Klik hier.
Waterverbruik industrie. Klik hier.
Waterverbruik energiesector. Klik hier.
Waterverbruik landbouw. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"

RECREATIE NABIJ RIVIEREN EN PLASSEN

De mens beschikt over veel vrije tijd en een hoger inkomen.
Hij wil steeds vaker de drukke steden ontvluchten en de vrije natuur opzoeken.
Rivieren en plassen trekken hem in de zomer bijzonder aan en zijn uitverkoren ontspanningsplaatsen van hengelaars, baders, waterskiërs, kajakvaarders enz...
In vele valleien vindt men dan ook hotels, restaurants en campings.


Het Albertkanaal
Het Albertkanaal is het symbool van de Belgische emancipatie van Nederland. Vanaf de 16de eeuw zijn pogingen gedaan een kanaal te graven dat de Maas met de Schelde moest verbinden en zo Antwerpen met het Luikse verenigde. Nederland heeft steeds geprobeerd het watervervoer over de Nederlandse wateren via Rotterdam te laten lopen. De ontworpen kanalen waren ook tegelijk vaak als verdedigingswerken gedacht.

Pas Napoleon zou hier voor het eerst ernst mee maken. Hij ontwierp een kanaal van Antwerpen via Venlo tot de Rijn - het Grand Canal du Nord. Dat kon alleen gerealiseerd worden als er een voedingskanaal van Hocht(Lanaken) naar Loozen aangelegd werd. In 1809 waren het voedingskanaal en het traject Loozen-Nederweert-Beringe gereed. De annexatie van Nederland door het Franse Rijk maakte het kanaal echter overbodig omdat de vaart nu evengoed via de Nederlandse wateren kon geschieden.

Koning Willem I bouwde als vorst van het Verenigd Koninkrijk tussen 1823 en 1826 het voedingskanaal en de traject Loozen-Nederweert uit tot de Zuid-Willemsvaart, die Maastricht met Den Bosch verbond. Dit zou Luik vooral op Holland oriënteren.

Nadat de Belgen hun onafhankelijkheid verworven hadden maakten de Belgische Kamers in 1839 vaart met de verbinding tussen Antwerpen en de Kempen, die te kampen hadden met een watertekort. Tussen 1839 en 1863 werden vervolgens inderdaad een aantal Kempische kanalen gegraven, die aansluiting hadden op de Zuid-Willemsvaart. Als verbinding tussen Antwerpen en Luik bleven die kanalen echter problematisch: de doorgang door Maastricht was zo gecompliceerd dat een passage er 4-8 dagen duurde.

De ontdekking van de Kempische steenkool in 1901 maakte dit probleem acuut. Nederland wilde het probleem wel oplossen dooor de Maas van Visé tot Maasbracht te kanaliseren - en zo de verbinding via de Zuid-Willemsvaart en Rotterdam leggen. De Belgen wilden de Zuid-Willemsvaart aanpassen en zo de verbinding grotendeels over Belgisch grondgebied laten verlopen. De politieke strijd spitste zich toe toen in 1925 de Nederlandse Tweede Kamer een compromis- kanaalverdrag verwierp en de verbeteringen op eigen bodem via het Julianakanaal realiseerde.

Dit was de aanleiding voor de Belgische overheid om de oplossing voor een rechtstreekse verbinding tussen Luik en Antwerpen via de Kempen uitsluitend op eigen bodem te zoeken en vooral de enclave-Maastricht te omzeilen. Het nieuwe kanaal zou geschikt moeten zijn voor schepen van 2000 ton en duur van de vaart tussen Luik en Antwerpen van 16 naar 5-8 dagen moeten terugbrengen. Het Nationale Fonds voor Grote Werken opteerde voor een dergelijke kanaalverbinding, aangevuld met een kort verbindingskanaal Briegden-Neerharen voor schepen van 600 ton, dat het Albertkanaal met de Zuid-Willemsvaart moest verbinden.

Het kanaal diende echter ook een militair doel. Juist omdat Nederland Maastricht nauwelijks verdedigde, wilde België een eigen verdedigingslinie vlak achter de noord-oostgrens. Het nieuwe kanaal moest als dekkingsstelling gaan fungeren, die zo lang gehouden kon worden tot de bondgenoten de weerstandsstelling met een uitgebreid stelsel van forten van Antwerpen via Namen tot de Franse grens bereikt hadden (de KW-linie). De ontruiming van het Rijnland door de Geallieerden en de opkomst van de Nazi-partij in 1930 maakte dit des te urgenter.

Tussen 1930 en 1939 werd het Albertkanaal dan uiteindelijk aangelegd. Als militair weermiddel bleek het in de Tweede Wereldoorlog echter een mislukking.

In 1983 werd het kanaal belangrijk verbreed.


Extra uitleg over het Albertkanaal! Klik hier.

Zie ook, de Kempische kanalen! Klik hier.