De mens beschikt over veel vrije tijd en een hoger inkomen.
Hij wil steeds vaker de drukke steden ontvluchten en de vrije natuur opzoeken.
Rivieren en plassen trekken hem in de zomer bijzonder aan en zijn uitverkoren ontspanningsplaatsen van hengelaars, baders, waterskiërs, kajakvaarders enz...
In vele valleien vindt men dan ook hotels, restaurants en campings.
Het Albertkanaal is het symbool van de Belgische emancipatie van Nederland. Vanaf de 16de eeuw zijn pogingen gedaan een kanaal te graven dat de
Maas met de
Schelde moest verbinden en zo
Antwerpen met het
Luikse verenigde. Nederland heeft steeds geprobeerd het watervervoer over de Nederlandse wateren via
Rotterdam te laten lopen. De ontworpen kanalen waren ook tegelijk vaak als verdedigingswerken gedacht.
Pas
Napoleon zou hier voor het eerst ernst mee maken. Hij ontwierp een kanaal van Antwerpen via Venlo tot de Rijn -
het Grand Canal du Nord. Dat kon alleen gerealiseerd worden als er een
voedingskanaal van Hocht(
Lanaken) naar Loozen aangelegd werd. In 1809 waren het voedingskanaal en het traject
Loozen-
Nederweert-
Beringe gereed. De annexatie van Nederland door het
Franse Rijk maakte het kanaal echter overbodig omdat de vaart nu evengoed via de Nederlandse wateren kon geschieden.
Koning Willem I bouwde als vorst van het Verenigd Koninkrijk tussen 1823 en 1826 het voedingskanaal en de traject Loozen-Nederweert uit tot de Zuid-Willemsvaart, die
Maastricht met
Den Bosch verbond. Dit zou Luik vooral op Holland oriënteren.
Nadat de Belgen hun onafhankelijkheid verworven hadden maakten de Belgische Kamers in 1839 vaart met de verbinding tussen Antwerpen en de Kempen, die te kampen hadden met een watertekort. Tussen 1839 en 1863 werden vervolgens inderdaad een aantal Kempische kanalen gegraven, die aansluiting hadden op de
Zuid-Willemsvaart. Als verbinding tussen Antwerpen en Luik bleven die kanalen echter problematisch: de doorgang door Maastricht was zo gecompliceerd dat een passage er 4-8 dagen duurde.
De ontdekking van de
Kempische steenkool in 1901 maakte dit probleem acuut. Nederland wilde het probleem wel oplossen dooor de Maas van
Visé tot
Maasbracht te
kanaliseren - en zo de verbinding via de Zuid-Willemsvaart en Rotterdam leggen. De Belgen wilden de Zuid-Willemsvaart aanpassen en zo de verbinding grotendeels over Belgisch grondgebied laten verlopen. De politieke strijd spitste zich toe toen in 1925 de Nederlandse Tweede Kamer een compromis- kanaalverdrag verwierp en de verbeteringen op eigen bodem via het
Julianakanaal realiseerde.
Dit was de aanleiding voor de Belgische overheid om de oplossing voor een rechtstreekse verbinding tussen Luik en Antwerpen via de
Kempen uitsluitend op eigen bodem te zoeken en vooral de
enclave-Maastricht te omzeilen. Het nieuwe kanaal zou geschikt moeten zijn voor schepen van 2000 ton en duur van de vaart tussen Luik en Antwerpen van 16 naar 5-8 dagen moeten terugbrengen. Het Nationale Fonds voor Grote Werken opteerde voor een dergelijke kanaalverbinding, aangevuld met een kort
verbindingskanaal Briegden-Neerharen voor schepen van 600 ton, dat het Albertkanaal met de Zuid-Willemsvaart moest verbinden.
Het kanaal diende echter ook een militair doel. Juist omdat Nederland Maastricht nauwelijks verdedigde, wilde België een eigen verdedigingslinie vlak achter de noord-oostgrens. Het nieuwe kanaal moest als dekkingsstelling gaan fungeren, die zo lang gehouden kon worden tot de bondgenoten de weerstandsstelling met een uitgebreid stelsel van forten van Antwerpen via Namen tot de Franse grens bereikt hadden (
de KW-linie). De ontruiming van het
Rijnland door de Geallieerden en de opkomst van de
Nazi-partij in 1930 maakte dit des te urgenter.
Tussen 1930 en 1939 werd het Albertkanaal dan uiteindelijk aangelegd. Als militair weermiddel bleek het in de Tweede Wereldoorlog echter een mislukking.
In 1983 werd het kanaal belangrijk verbreed.