d = horizontale afstand Δh = stijging l = lengte van de helling α = hellingshoek
Een helling geeft de gradiënt aan van een vlak, een weg, een landschap of een berg en wordt weergegeven in hellinggetal, hellingspercentage of hellingshoek. Hoe groter deze waardes hoe steiler de helling.
Het hellinggetal het hoogteverschil gedeeld door de afstand,. Het hellingspercentage is het hellinggetal × 100%. De hellingshoek is het hellinggetal, uitgedrukt in graden.
Bij een rivier spreekt men niet van een helling, maar van verval of verhang.
Het begrip hellingsgraad
Het maximale hellingspercentage wat toegepast wordt in Nederland en België is 6%, dat wil zeggen dat op iedere 100 meter horizontaal de spoorbaan 6 meter stijgt. Dit percentage geldt alleen voor rechte baanvakken. In bogen dient het percentage lager te zijn. Het hellingspercentage hangt ook af van het gebruik van de spoorlijn. Er zijn verschillende richtlijnen voor hoofdlijnen, zijlijnen, hogesnelheidslijnen en goederenlijnen. In het buitenland worden ongeveer dezelfde percentages aangehouden en deze zijn, net als in Nederland, afhankelijk van de functie van spoorlijn. De steilste tandradbaan ter wereld is de Pilatusbahn in Zwitserland. Tijdens een rit van veertig minuten legt de tandradtrein slechts vier kilometer af. Dat komt omdat de Pilatusbahn een hoogteverschil van maar liefst 1629 meter weet te overwinnen. Op een deel van de route is het stijgingspercentage 48%. Dat maakt de Pilatusbahn de steilste tandradbaan ter wereld.
Gewone auto's kunnen nog een helling van 48 graden berijden.
Steilrand
Een steilrand is in de geomorfologie een abrupt hoogteverschil, wat kan variëren van enkele tot vele meters. Het is een steile helling, of een klif.
Steilranden kunnen samenhangen met historische oevers, erosie door rivieren, afgravingen en dergelijke.
Voorbeelden van steilranden in de Benelux zijn:
De steilrand van de stuwwal bij Nijmegen (tussen de Waalbrug en de Duitse grens)
Het begrip talud Het talud (van het Franse talus, helling[1]), ook wel beloop, is het bouwkundig aangelegde schuine vlak langs een weg, spoor, watergang, dijk, naar een brug of tunnel waarmee een hoogteverschil wordt overwonnen tussen bouwwerk en maaiveld. Een talud kan een ophoging zijn of een ingraving.
Bestudeer eerst bovenstaande cursus. IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN. ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD. Combineer een element links met een element rechts. Je kan selecteren uit het uitrolmenu. ALLES VERWERKT? KLIK DAN PAS OP DE TOETS CONTROLEER.
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, ALS HET WOORD BESTAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
Elementen van het reliëf - zwak en sterk reliëf
Het reliëf wordt gevormd door de oneffenheden van het landschap.
De elementen van het reliëf zijn: hoogteligging, hoogteverschil, helling, horizon. De hoogteligging wordt gemeten vanaf zeeniveau (bij laag water = eb). Het hoogteverschil is het verschil tussen twee hoogteliggingen. De overgang van laag naar hoog noemt men de helling. De horizon is de scheiding tussen lucht en aarde.
Zwak reliëf: vlakke horizon, zwakke hellingen, kleine hoogteverschillen. Sterk reliëf: golvende tot getande horizon, steile hellingen, grote hoogteverschillen.
Een isohypse of hoogtelijn is een lijn op een kaart die punten met gelijke hoogte boven zeeniveau met elkaar verbindt. Wanneer isohypsen dicht bij elkaar liggen indiceert dit derhalve een steile helling. Wanneer ze ver van elkaar liggen indiceert dit een geleidelijke helling. Een gesloten isohypse is een indicatie voor een top of een inzinking. Voor boeren is het belangrijk evenwijdig aan de isohypsen te ploegen, om zo erosie tegen te gaan.
Een dieptelijn of isobaat is een isolijn op zeekaarten, die alle punten met dezelfde diepte verbindt. De dieptelijn wordt vaak gemeten ten opzichte van gemiddeld laag laagwaterspringtij. In Nederland wordt er een 20 meter dieptelijn gehanteerd voor de kustlijn.
Het reliëf wordt meestal voorgesteld door hoogtelijnen en kleuren. Hoogtelijnen dicht bij elkaar geeft een steile helling. Hoogtelijnen ver uit elkaar geeft een zwakke helling.
* De oneffenheden van het terrein.
* Scheiding tussen lucht en aarde.
* Ligging van een plaats boven de zeespiegel.
* Het verschil tussen het diepste en hoogste punt in een landschap.
* Overgang van laag naar hoog.
* Vlakke horizon, zwakke hellingen, kleine hoogteverschillen.
* Getande horizon, steile hellingen, grote hoogteverschillen.
* Laagwater op het strand.
* Hoog water op het strand.
* Land lager gelegen dan de zee.
* Verbinden alle punten met dezelfde hoogteligging.
* Verbinden alle punten met dezelfde diepteligging.
* Zie foto "Hooggebergte."! Naam van reliëfelement nr.1 (gele lijn)
* Zie foto "Hooggebergte."! Naam van reliëfelement nr.2
* Zie foto "Hooggebergte."! Naam van reliëfelement nr.3
* Zie foto "Hooggebergte."! Naam van reliëfelement nr.4
* Hoogte, hoogteverschil, helling, horizon.
* De hellingsgraad kan men meten met een
* Hoogteverschil van 1 m over een afstand van 100 m
* Sterkste helling door de meeste auto's te nemen is
* Sterkste helling door een trein te nemen is
* Hoogtelijnen zeer dicht bij elkaar is
* Hoogtelijnen ver uit elkaar is
* De kleuren op een reliëfkaart leest men af met
* Voorstelling van de diepte van zeeën en oceanen door.
* Sterkste helling door een tandradtrein te nemen is