Begrippenlijst Geologie 7g


ESKER
KAME
SANDR
VLECHTENDE RIVIER
TUNNELDAL

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
   bovenloop      gebieden      geblokkeerd      heuvel      meanderende      overstromingen      sediment      slingerend      smeltwater      stroomsnelheid      vlecht      volumes      water      zand   
Voorbeelden van glaciofluviale landvormen ontstaan door het smeltwater van gletjers of een ijskap

ESKERS

Een esker of smeltwaterrug is een in het landschap of onder de grond die is veroorzaakt door onder een ijskap, zoals een gletsjer. Deze heuvel bestaat uit glaciofluviaal sediment (zand vermengd met grind en keien die klein genoeg waren om door het water te worden meegenomen) wat is achtergelaten in de bedding van de smeltwaterstroom. Eskers kunnen honderden kilometers lang zijn en tientallen meters hoog, volgen de richting van de ijslaag en hebben (dus) een verloop. Een esker is een voorbeeld van een fluvioglaciaal verschijnsel: een verschijnsel dat is ontstaan door een samenwerking tussen ijs en water. Eskers kunnen alleen bestaan bij stagnerend ijs, zoals aan de rand van het ijs tijdens een ijstijd.


KAME

Een kame is een geomorfologisch verschijnsel in het landschap. Het is een onregelmatig gevormde heuvel, bestaande uit , grind en till dat zich ophoopt in een depressie aan het oppervlak van een terugtrekkende gletsjer. Kames worden vaak geassocieerd met doodijsgat.


SANDR

Sandr (of spoelzandwaaier) is een waaiervormige afzettingsvorm die voor een ijskap of gletsjerfront gevormd is. Een sandr bestaat uit fluvioglaciale sedimenten, die door smeltwater vanuit het ijs zijn aangevoerd. Op IJsland zijn enkele uitgestrekte sandrs te vinden. De sedimentatie is daar vooral gekoppeld aan zogeheten 'jökulhlaups', dit zijn grootschalige veroorzaakt door subglaciale vulkaanuitbarstingen. De warmte die bij een vulkaanuitbarsting vrijkomt, zorgt ervoor dat zeer snel, zeer grote ijs smelten. Dit smeltwater stroomt in een vloedgolf naar de zee, waarbij sediment achter wordt gelaten en alles op zijn pad wordt weggevaagd.


VLECHTENDE RIVIER

Een vlechtende rivier (soms wordt ook de verouderde term verwilderde rivier gebruikt) is een type rivier dat zich ontwikkelt in de van het afwateringsgebied van een rivier. De rivier vormt zich door middel van kanaaltjes die in elkaar overgaan en elkaar kruisen, als de strengen van een . Een vlechtende rivier — door geologen wordt liever het woord "riviersysteem" gebruikt, om de ontwikkelingen door de geologische tijd nader te duiden — is een ondiep systeem, met een hoge . Sedimenten die door vlechtende rivieren worden vervoerd zijn afkomstig uit het achterland en door de hoge stroomsnelheid worden alleen de zwaarste en grofste klasten neergelegd. Het fijnere materiaal wordt getransporteerd naar meer distalere delen van het afwateringsgebied van de rivier en vormt het dominante sediment in rivier. Meer proximaal wordt het sediment vervoerd in puinwaaiers, waar de grofste klasten (rotsblokken en grof grind) worden afgezet. Waar puinwaaiers worden gekenmerkt door veel meer sediment dan water, vindt er in vlechtende riviersystemen meer waterafvoer plaats. Toch is de hoeveelheid vervoerd sediment nog groter dan de hoeveelheid water, waardoor de rivier "gedwongen" wordt vlechtende kanaaltjes te vormen, omdat het water door afgezet sediment "" wordt. De rivier krijgt zo geen kans een "mooie" vorm te ontwikkelen en er ontstaat een wirwar van kanaaltjes, gescheiden door lage en makkelijk erodeerbare walletjes.


TUNNELDAL

Een tunneldal is een grootschalig smeltwaterdal, dat in bedrock of sediment ingesneden is. Tunneldalen kunnen alleen of in anastomoserende of dendritische systemen voorkomen. Ze worden aangetroffen in die gedurende het Pleistoceen met ijs bedekt zijn geweest. Tunneldalen zijn vaak geheel of gedeeltelijk opgevuld met , dit kan glaciaal, glaciofluviaal, glaciolacustrien, glaciomarien of enig ander sediment betreffen. In het geval dat het dal geheel is opgevuld, is het mogelijk dat er aan de oppervlakte geen duidelijke landschapskenmerken zichtbaar zijn.
Al aan het begin van de 20e eeuw werd de vorming van tunneldalen toegeschreven aan subglaciaal smeltwater. Door de hoge druk onder een ijskap zou de hydrostatische druk van het toenemen, waardoor ook het erosieve vermogen van het smeltwater toeneemt. Tevens was duidelijk dat het geen toeval is dat tunneldalen vaak eindigen bij grote morenecomplexen, waar ze dikwijls overgaan in ijs-contactwaaiers. De exacte processen die aan de dalen ten grondslag liggen zijn echter moeilijker te achterhalen. Zo is het niet duidelijk of ze geleidelijk zijn gevormd, of dat ze als gevolg catastrofale smeltwater-events zijn ontstaan.


Voor meer uitleg. Klik op riviervlaktes.