Het landelijk landschap

Kruiswoordraadsel in verband met landbouw. Onderstaande woorden (enkelvoud of meervoud) zijn te vinden in het kruiswoordraadsel.

Aardappel.Akker.Bloem.Bocage.
Boer.Boomgaard.Boerderij.Bos.
Dijk.Dorp.Drainage.Eggen.
Gerst.Fruit.Gemaal.Groente.
Haag.Haver.Heester.Hoeve.
Kassen.Klaver.Landweg.Loods.
Maïs.Meststof.Open ruimte.Perceel.
Ploegen.Polder.Raap.Rendement.
Rijst.Ringvaart.Rund.Serre.
Silo.Stal.Stalmest.Struik.
Tabak.Tarwe.Teelt.Tuinbouw.
Tuinder.Vee.Veeteelt.Veevoeder.
Vlas.Voederbiet.Voedergewas.Weide.
Wintertarwe.Zaaigoed. Zaaien.

Klik op een nummer in het raster om de aanwijzing of aanwijzingen voor dat nummer te zien. Als je vastzit, kun je op "Hint" klikken om een letter te krijgen. Men verliest dan wel punten. Vul het kruiswoordraadsel volledig in en klik vervolgens op de toets "CONTROLEER", om je antwoorden te controleren.

Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.
1    2      3     4    5      6          7    
     8              9          
           10                
11          12              13       
                   14        
     15               16         
    17                       
 18                19            
 20        21                   22   
      23         24       25         
        26                   
27                    28         
        29           30       31     
  32    33                       
34                      35       
  36          37    38              39   
       40                    
41        42            43    44         
                         
         45      46              
 47                     48       
                         
    49        50                 
                  51         
52                           

Horizontaal

5. Frans woord voor gesloten landschap.
8. Graan van een grassoort als voedergewas.
9. Plantaardig voedsel voor de mens als gewas en als spijs (mv.).
11. Smalle weg tussen de akkers.
12. Tarwe die groeit in de winter.
13. Belangrijkste voedingsgewas in Moesson-Azië.
16. Vaak fraai gekleurd voortplantingsorgaan van bedektzadige planten (mv.).
17. Naam voor biet als veevoeder gebruikt.
19. Veel bomen bij elkaar (mv.).
20. Stuk bouwland door de boer bewerkt.
21. Een industriegewas als genotsmiddel gebruikt.
25. Een stuk grond.
26. Landschap met weing gebouwen.
27. Een industriegewas voor de bierbereiding.
30. Een geconcentreerde bewoning op het platteland.
33. Een gewas als voedsel voor de mens.
35. Een torenvormige opslagplaats voor graan en veevoeder.
36. De eetbare, knolvormige verdikte wortel van de koolraap.
38. Ander woord voor opbrengst per ha.
41. Een gebouw als schuilplaats voor het vee.
42. Een perceel met gras voor de grazende dieren.
45. Een verzamelnaam voor runderen, paarden, varkens schapen enz.
46. Ander woord voor ontwatering van te natte gronden.
47. Elke stof die voor bemesting dient.
48. Een grote broeikas.
49. Een gebouw op de boerderij voor het stallen van de machines.
50. Het belangrijkste graangewas in Europa als voeding voor de mens.
51. Landbouwwerktuig om grote kluiten aarde fijn te maken (mv.).
52. Een smalle ringvormige vaart of kanaal rond een polder.

Verticaal

1. Ander woord voor het kweken.
2. Persoon de het tuinbouwbedrijf uitoefent.
3. Omheinig van akkers bestaande uit kreupelhout.
4. Verzamelnaam voor eetbare vruchten.
6. Pomstation in een polder of in een maalderij.
7. Ander woord voor struiken.
10. Geheel van bij elkaar staande struiken langs een landweg.
14. De akkergrond omkeren met een werktuig. (Werkwoord).
15. Ander woord voor landbouwer.
18. Ander woord voor serres.
19. Een perceel met veel fruitbomen.
22. Vlinderbloemige plant met 3 blaadjes als groenvoeder gebruikt.
23. Zaad op de akker strooien. (Werkwoord).
24. Holhoornig, herkauwend zoogdier gehouden om zijn melk en vlees (mv.).
28. Ander woord voor boerderij.
29. Waterkering op het land.
31. Een gebied in Nederland lager gelegen dan de zee.
32. Eetbare stengelknol (patat, pieper).
33. Gewas waarvan het zaad het bekende lijnzaad is en de stengelvezels het linnen levert.
34. Graanplant met gele zaadkorrels in een kolf.
35. Het mest van dieren die op stal staan.
37. Het telen van vee.
39. Een andere naam voor hoeve.
40. Voedsel voor het vee.
43. Het bedrijf van het telen van groenten, tuin- en kasvruchten.
44. Ander woord voor zaaizaad.