Je kan al de gegevens om je oefening te verwerken terug vinden door te klikken op Categorie:Landbouw. De categorie Landbouw biedt een overzicht van artikelen over landbouw. Landbouw is het beroepsmatig verbouwen van gewassen of houden van dieren, meestal met de bedoeling deze als voedsel te (laten) gebruiken.
Bestudeer eerst bovenstaande cursus. IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN. ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD. Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, INDIEN HET WOORD ER STAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
Een voertuig dat in vroeger tijden op boerderijen gebruikt werd voor transport van zware materialen zoals mest uit de potstal, plaggen, aarde en bieten.
Aardkar.
Hoogkar.
Tractor of trekker.
Een voertuig dat in vroeger tijden op boerderijen gebruikt werd voor transport van lichte materialen zoals hooi, stro en pas gemaaid graan.
Aardkar.
Hoogkar.
Tractor of trekker.
In de moderne landbouw, een voertuig dat speciaal is ontwikkeld om een passief voorwerp dat geen eigen aandrijving heeft, te trekken, duwen of slepen.
Aardkar.
Hoogkar.
Tractor of trekker.
Zie foto. Dit toestel wordt gebruikt om de concentratie van een gas op een bepaalde hoogte te houden. Wordt in de agrarische wereld gebruikt voor het losmaken van de grond om een betere luchttoetreding mogelijk te maken. Men spreekt over
Aeratie.
Verticuteren.
De maatregelen die landbouwers nemen om tot behoud of verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap te komen.
Agrarisch natuurbeheer.
Agrarisch onderwijs.
Agrarische revolutie.
Onderwijs in verschillende aspecten van de landbouw en daaraan gerelateerde thema's zoals bosbouw, tuinbouw, landschapsbeheer en beheer van natuurlijke hulpbronnen.
Agrarisch natuurbeheer.
Agrarisch onderwijs.
Agrarische revolutie.
Veranderingen die plaatsvonden in de Europese landbouw en maatschappij vanaf 1750.
Agrarisch natuurbeheer.
Agrarisch onderwijs.
Agrarische revolutie.
De gehele productiekolom van agrarische bedrijven, inclusief opslag, transport, handel, verkoop aan de consument en inclusief de toeleverende en ondersteunende bedrijven.
Agribusiness.
Agriturismo.
Agrotoerisme.
De benaming voor een boerenbedrijf in Italië dat primair wordt gebruikt voor agricultuur en secundair voor toerisme.
Agribusiness.
Agriturismo.
Agrotoerisme.
Recreatie op het agrarische platteland. Het maakt deel uit van de zogenaamde verbrede landbouw waarbij landbouw niet alleen gericht is op voedselproductie.
Agribusiness.
Agriturismo.
Agrotoerisme.
Een ecologische benadering van de landbouw waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke hulpbronnen en diensten, zonder deze te beschadigen.
Agro-ecologie.
Agroforestry of boslandbouw.
Betreft landgebruiksystemen waarbij het planten en/of actief beheren van bomen wordt gecombineerd met landbouw of veeteelt.
Agro-ecologie.
Agroforestry of boslandbouw.
Een activiteit waarbij kalk uit mergel (een vorm van kalk) uitgereden wordt op akkers. Door het aanbrengen van kalk op akkers wordt de grond minder zuur gemaakt.
Bemergelen, mergelen of kalkbemesting.
Beregenen.
Het toevoeren van water in plaats van of in aanvulling op de natuurlijke regenval met water van een andere bron om gewassen te laten groeien. Het is ook een methode om te voorkomen dat nachtvorst de bloesem van fruitbomen beschadigt.
Bemergelen, mergelen of kalkbemesting.
Beregenen.
Een product dat onbedoeld ontstaat in een productieproces, doch dat een positieve waarde heeft of in ieder geval een nuttige toepassing kent. Vaak kunnen afvalstromen, die ook wel restproduct genoemd worden, met enige inventiviteit ingezet worden voor een nuttig doel. EEN WOORD INTIKKEN.
Alle maatregelen van preventie die het mogelijk maken verlies van biologische integriteit te vermijden, in het bijzonder op het gebied van de gezondheid van de mens en betreffende ecologie.
Biologische veiligheid.
Biopiraterij.
De praktijk erfelijk materiaal, zoals van planten, uit derdewereldlanden halen en te bewerken tot raswaardig materiaal.
In de land- en tuinbouw en in siertuinen een beschermende laag aanbrengen op de bodem, met als belangrijkste doel de nadelen van het klimaat ter plaatse te compenseren.
Bodembedekking.
Bodemverbeteraars.
Stoffen die aan de bodem toegevoegd worden zodat de planten beter groeien en gezonder zijn.
Bodembedekking.
Bodemverbeteraars.
Het vermogen van de bodem om een plant van water en voedingsstoffen te voorzien. EEN WOORD INTIKKEN.
Een grondgebonden ziekte, die cultuurplanten aantast. EEN WOORD INTIKKEN.
De bovenste laag van een hoogveenafzetting, die niet geschikt is om turf van te maken.
Bonkaarde, bolster of grauwveen.
Vaagbodem.
Podzolbodem.
In de hedendaagse betekenis grond die op dat moment niet de beoogde functie (landbouw; stedenbouw) vervult. EEN WOORD INTIKKEN.
Een donkerbruin tot zwart, kruimelig product dat bestaat uit plantaardige resten zoals selectief ingezamelde groenten, fruitschillen, grasmaaisel, bladeren en snoeihout die door micro-organismen bijna tot humus zijn afgebroken.
Compost.
Champost.
Chinampa.
Een gewas dat tegelijk met een ander gewas gezaaid wordt op hetzelfde perceel maar sneller groeit.
Dekvrucht.
Stoppelgewas.
Dekgewas.
Digestaat.
Een landbouwgewas dat zich laat in het jaar ontwikkelt.
Dekvrucht.
Stoppelgewas.
Dekgewas.
Digestaat.
Een gewas dat voornamelijk verbouwd wordt om de grond te beschermen tegen de groei van onkruid of tegen winderosie (verstuiving) van de grond.
Dekvrucht.
Stoppelgewas.
Dekgewas.
Digestaat.
Vergiste biomassa en is een restproduct van de biogasproductie.
Dekvrucht.
Stoppelgewas.
Dekgewas.
Digestaat.
Zie foto. Het proces van het verwijderen van de graankorrel uit de rijpe aar. EEN WOORD INTIKKEN.
De naam voor een landbouwtechniek uit het precolumbiaanseNoord-Amerika. Het verwijst naar drie gewassen die makkelijk samen geteeld kunnen worden. Dit zijn maïs, bonen en pompoen. De ontwikkeling van deze methode nam ongeveer 5000 jaren in beslag. Pompoen werd ongeveer 8 000 tot 10 000 jaar geleden gecultiveerd, daarna volgde maïs en nog later bonen.
Drie zusters (landbouwtechniek).
Drieslagstelsel.
Vierslagstelsel.
Een landbouwmethode uit de vroege Middeleeuwen. Hierbij werden de akkergronden of "kouters" in drie stukken verdeeld, in plaats van twee, zoals daarvoor gebruikelijk was. Deze stukken akkergrond worden ook wel eens slagen genoemd.
Drie zusters (landbouwtechniek).
Drieslagstelsel.
Vierslagstelsel
Rond de Vlaamse steden werd al in de 16e eeuw het drieslagstelsel vervangen door
Drie zusters (landbouwtechniek).
Drieslagstelsel.
Vierslagstelsel.
Een gewas dat speciaal wordt geteeld om er energie uit te winnen. EEN WOORD INTIKKEN.
Een landbouwgewas dat wordt verbouwd voor de export. EEN WOORD INTIKKEN.
Een vorm van landbouw waarbij slechts in geringe mate wordt ingegrepen in de natuur.
Extensieve landbouw.
Intensieve landbouw.
Een landbouwproductiesysteem dat gekenschetst wordt door veel inzet van productiemiddelen met het doel de productie te optimaliseren.
Extensieve landbouw.
Intensieve landbouw.
Een landbouwvorm die nadrukkelijk rekening houdt met milieueffecten en dierenwelzijn.
Biologische landbouw.
Gemeenschapslandbouw.
Ook pergola-landbouw genoemd, is een vorm van samenwerking tussen burgers en lokale landbouwers. Burgers betalen jaarlijks een bijdrage om de productiekosten van het landbouwbedrijf te kunnen dekken. In ruil krijgen ze een deel van de opbrengst.
Biologische landbouw.
Gemeenschapslandbouw.
Een agrarisch bedrijf waarin zowel akkerbouw als veeteelt plaatsvindt. TWEE WOORDEN INTIKKEN.
Zie foto. Typen verkaveling. Een verkavelingsvorm die zich kenmerkt door "blokvormig verkavelde open akkercomplexen".
Gewannflur.
Blokverkaveling.
Es, eng, enk, kouter, esverkaveling.
Een made, maat, mede, meet of (Fries) miede (vergelijk met 't Engels meadow)
Een made, maat, mede, meet of (Fries) miede (vergelijk met 't Engels meadow).
Zie foto. Typen verkaveling. Een hoog gelegen akker, te vinden op de zandgronden van Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland en Vlaanderen.
Gewannflur.
Blokverkaveling.
Es, eng, enk, kouter, esverkaveling.
Een made, maat, mede, meet of (Fries) miede (vergelijk met 't Engels meadow).
Typen verkaveling. Een stuk grasland dat meestal als hooiland gebruikt wordt. Het is aan een beek of ander water gelegen vochtig land dat minder geschikt is voor begrazing. Vroeger lag om deze graslanden soms een wal van plaggen. Op de Waddeneilanden deed een dergelijke wal ook dienst als primitieve zeekering.
Gewannflur.
Blokverkaveling.
Es, eng, enk, kouter, esverkaveling.
Een made, maat, mede, meet of (Fries) miede (vergelijk met 't Engels meadow).
Een apparaat waarmee geprobeerd wordt hagelvorming in buien tegen te gaan. EEN WOORD INTIKKEN.
Een methode in de zwerflandbouw om een stuk woeste grond te ontginnen.
Brandlandbouw.
Kringlooplandbouw.
Duurzame landbouw.
Verbrede landbouw.
Alternatieve landbouw.
Een landbouwgewas dat niet voor consumptiedoeleinden of als veevoeder wordt verbouwd, maar bedoeld is als grondstof voor de industrie.
Handelsgewas.
Exportgewas.
Een landbouwgewas dat wordt verbouwd voor de uitvoer.
Handelsgewas.
Exportgewas.
Het proces van de kweek en verwerking van slakken. Professionele slakkenkweek wordt vooral gedaan voor de consumptie van het vlees, dat als escargot van de hand gaat; de eitjes, die als slakkenkaviaar op de markt gebracht worden; en het slijm, dat in cosmetica en medicijnen gebruikt wordt. EEN WOORD INTKKEN.
Landbouwgrond waarop vezelhennep wordt geteeld. Die teelt was eeuwenlang van belang voor de scheepvaart omdat er touwwerk en zeildoek van kon worden gemaakt. EEN WOORD INTIKKEN.
Met gebruikmaking van allerlei technische middelen toevoegen van water aan landbouwgewassen bij een tekort aan neerslag. EEN WOORD INTIKKEN.
Zie foto.
Soorten irrigatie. Het toevoeren van water in plaats van of in aanvulling op de natuurlijke regenval met water van een andere bron om gewassen te laten groeien. Het is ook een methode om te voorkomen dat nachtvorst de bloesem van fruitbomen beschadigt.
Beregening.
Cirkelirrigatie.
Druppelirrigatie.
Gietdarm.
Qanat.
Levada (watergang).
Zie foto.
Een manier van irrigeren waarbij een constructie op wielen rond een centraal aanvoerpunt roteert.
Beregening.
Cirkelirrigatie.
Druppelirrigatie.
Gietdarm.
Qanat.
Levada (watergang).
Zie foto.
Een irrigatiemethode, waarbij water met meststoffen bij de planten wordt gedruppeld door een stelsel van leidingen, slangetjes en druppelaars. Hierdoor wordt water bespaard.
Beregening.
Cirkelirrigatie.
Druppelirrigatie.
Gietdarm.
Qanat.
Levada (watergang).
Zie foto.
Een platte slang, die gemaakt is van zwarte plastic folie. Op regelmatige afstanden zijn kleine gaatjes in de darm aangebracht.
Beregening.
Cirkelirrigatie.
Druppelirrigatie.
Gietdarm.
Qanat.
Levada (watergang).
Zie foto.
Een ondergronds aquaduct waarmee grondwater uit de bergen naar lagergelegen gebieden wordt getransporteerd.
Een wijze van houtoogst in productiebossen waarbij alle bomen verwijderd worden. EEN WOORD INTIKKEN.
In die gevallen waar nationale overheden land laten kopen of pachten door nationale en/of internationale investeerders ten koste van de bestaanszekerheid van lokale bevolkingen. EEN WOORD INTIKKEN.
Het zaad dat bestemd is voor het zaaien van cultuurgewassen. EEN WOORD INTIKKEN.
Een vorm van landbouw die past binnen een duurzame ontwikkeling en dus toekomstbestendig wil zijn, zowel in ecologisch, economisch als sociaal opzicht.
Brandlandbouw.
Kringlooplandbouw.
Duurzame landbouw.
Verbrede landbouw.
Alternatieve landbouw.
Een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van stoffen gesloten is. Dit houdt in dat alle stoffen die door de landbouw uit een gebied verdwijnen ook weer teruggebracht worden in het gebied.
Brandlandbouw.
Kringlooplandbouw.
Duurzame landbouw.
Verbrede landbouw.
Alternatieve landbouw.
Ook wel (multifunctionele landbouw) is een vorm van landbouwbedrijfsvoering waarin nevenactiviteiten een grote rol spelen.
Brandlandbouw.
Kringlooplandbouw.
Duurzame landbouw.
Verbrede landbouw.
Alternatieve landbouw.
Een term die omstreeks 1970 werd gebruikt als aanduiding van benaderingen binnen de landbouw die een alternatief zouden zijn voor de gangbare landbouw. De belangrijkste stromingen binnen de alternatieve landbouw zijn de biologisch-dynamische landbouw en de ecologische landbouw.
Brandlandbouw.
Kringlooplandbouw.
Duurzame landbouw.
Verbrede landbouw.
Alternatieve landbouw.
Een insect dat schadelijk of lastig is voor de mens, althans ongewenst. Het betreft zowel directe schade door ziektes over te brengen als indirecte door bijvoorbeeld voor consumptie bestemde gewassen of dieren op te eten, te besmetten met ziektes, te bevuilen, te beschadigen of aanwezig te zijn op eetbare gewassen en siergewassen. Sommige geleedpotigen die niet strikt tot de insecten behoren worden soms ook wel met plaaginsecten aangeduid, zoals mijten en teken.
Plaaginsect.
Plaagdier.
Een dier met eigenschappen die door mensen als beschadigend, lastig of ongewenst worden beschouwd. Ook wordt, in navolging van de term onkruid bij planten, wel de term ongedierte gebruikt. Er is geen biologische definitie van een plaagdier. Wat wel of geen plaagdier is, hangt af van de definitie die mensen er aan geven. Het is zelfs mogelijk dat een dier in de ene omgeving als plaagdier gezien wordt, terwijl het in een andere omgeving als nuttig wordt beschouwd.