ZEEEN EN KUSTEN

De zee vormt en bewerkt de kusten

Vlakke kuststroken
De verplaatsing van het sediment langs de kust strekt de kustlijn en veroorzaakt brede gebogen stranden, die naar de overheersende winden gekeerd zijn. Deze stranden zijn eerder stabiele dan verdwijnende kenmerken van het kustlandschap. Ze zijn vooral goed ontwikkeld aan de kusten van lage landen, zoals in West-Europa. In baaien zijn de stranden meestal landinwaarts gebogen en soms zijn ze van de onregelmatige rand van een ondergedompelde kust gescheiden door een lagune of zeeëngte.

Toen het ijs van de laatste ijstijd (in het Pleistoceen) smolt, stegen de zeeniveaus 100 m. Daarom zijn de meeste kustlijnen van nu eigenlijk ondergedompelde kusten. De hoofdkenmerken van deze kusten zijn een onregelmatige of getande kustlijn met verdronken riviermondingen en tal van baaien en voorgebergten (berggebied aan zee), die dikwijls eindigen in eilanden en ondiepten. Een gerezen kustlijn is echter vaak regelmatig van vorm met brede, vlakke kuststroken en veel zandbanken buiten de kust. Sommige kusten tonen bewijzen zowel van ondergedompeling als van opheffing boven water. Andere zijn gevormd door landaanwas zeewaarts, zoals in delta's van grote rivieren of door koraalgroei (koraalriffen) of vulkanische werking.

Rotskusten
Vele ondergedompelde kusten ondervinden de invloed van bergketens. Er zijn globaal twee soorten rotskusten:

Riaskust
Lopen de bergen recht de zee in, dan is het voorkomen van forse voorgebergten en diepe baaien heel algemeen. Dit zijn zogenaamde riaskusten, zo genoemd naar de vorm die men in Noordwest-Spanje aantreft. De fjordkusten van Noorwegen, Schotland, Groenland en Nieuw-Zeeland hebben veel weg van riaskusten, maar de verdronken inhammen, uitgeschuurd door gletsjers in plaats van rivieren, zijn veel dieper.

Fjordenkust
Kenmerkend voor veel fjorden is de ondiepe ingang of 'drempel' aan de zeezijde, die soms zichtbaar zijn als eilanden, en heel algemeen zijn voor de kust van Noorwegen en Labrador. Lopen de bergen evenwijdig aan de kust, zoals aan de Dalmatische Eilanden in Kroatië het geval is, dan levert de onderdompeling een reeks langgerekte eilanden op evenwijdig aan de kust met vele inhammen, die door land ingesloten havens vormen.

Extra uitleg over zeekusten! Klik hier.

Extra uitleg over golfbrekers! Klik hier.

Zandbanken in zee
Het Belgisch continentaal plat, dat vanaf de kust geleidelijk aan daalt tot een niveau van min 35 à min 50 meter, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zandbankensystemen. Deze liggen ofwel bijna parallel met ofwel schuin op de kustlijn: de Kustbanken en de Zeelandbanken zijn wzw-ono georiënteerd, de Vlaamse Banken no-zw, en de Hinder Banken zijn nno-zzw georiënteerd.
Zandbanken zijn langgerekte oppervlaktestructuren die tot 30 meter hoog kunnen worden, met een top die soms slechts enkele meters onder het wateroppervlak ligt. De banken zijn tientallen kilometers lang en verschillende kilometers breed.

Extra uitleg over fjorden! Klik hier.

Estuarium
Een estuarium is een verbrede, veelal trechtervormige riviermonding, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat, en waar getijverschil waarneembaar is. Wanneer een rivier als een stelsel van aftakkingen uitmondt spreekt men van een delta.
Nederland heeft sinds de Deltawerken nog twee natuurlijke estuaria: de Westerschelde (monding van de Schelde) en de Eems-Dollard (monding van de Eems). Wat nu het havengebied langs de Nieuwe Waterweg van Rotterdam is, was ooit het estuarium van de Maas, waarin sinds de romeinse tijd ook de Rijn grotendeels in uitmondde (Waal-Merwede, Nederrijn-Lek). De overige Zeeuwse en Zuid-Hollandse estuaria zijn groot door herhaaldelijke middeleeuwse stormvloeden: het zijn zeker niet allemaal verbrede riviermondingen (Haringvliet (zeearm), Grevelingen, Hollandsch Diep, Oosterschelde, Westerschelde). Door de sluizen in het Haringvliet voor het getij te openen, kan men dit als Rijn-Maas-estuarium laten functioneren.
Andere estuaria in Europa zijn onder meer de mondingen van de Seine, Garonne en Dordogne (Gironde), Taag, Wezer en Elbe, en vrijwel alle Britse rivieren monden uit in estuaria: Theems, Severn (Bristol Channel), Humber en Mersey.
Estuaria hebben dikwijls een grote natuurwaarde.

Een rivierdelta
Is een stelsel van aftakkingen van een rivier, voordat deze in zee of in een groot meer uitmondt. Op de kaart heeft zo'n stelsel min of meer de vorm van een driehoek, wat de naam delta (naar de driehoekige Griekse letter Δ) verklaart. Dit is in het bijzonder het geval voor de Nijl, die een van de bekendste rivierdelta's heeft.
Delta's zijn dikwijls vruchtbaar en dichtbevolkt. Hun ligging aan zee maakt ze kwetsbaar voor overstromingen. Vaak is ook de natuurwaarde van een delta hoog.
Delta's ontstaan veelal doordat een grote rivier uitmondt in een (bijna) getijdeloze zee, zoals de Middellandse Zee of de Zwarte Zee. Dit soort delta's noemen we rivier gedomineerd. Als een rivier in een zee uitmondt waar een sterke getijden werking heerst, noemen we dit een getijden gedomineerde delta. In het geval dat een rivier uitmondt in een zee met een sterke golfwerking en kuststroming, heet dit een golfgedomineerde delta.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"

DE KUSTEN

DE OPBOUW VAN VLAKKE KUSTEN


De vlakke Noordzeekust is opgebouwd uit zand dat door de getijstroom wordt aangevoerd en afgezet. Daar waar de kust wordt aangevreten door de zee, bouwt men golfbrekers. Zo breekt men de kracht van de golven en de stromingen. Langs het vlakke strand tref je de duinen aan. Deze zandheuvels zijn door de wind opgehoopt. De plantengroei beschermt ze hier en daar tegen verstuiving. Uitgewaaide kommen tussen de duinheuvels noemt men duinpannen.


DE AFBRAAK VAN STEILE KUSTEN

In Normandië (Frankrijk) zijn er steile rotskusten. Die muur tussen het land en de zee noemt men een falaise. De zee heeft hier een afbrekende werking. Bij vloed beukt de branding tegen de voet van de falaise en holt ze uit. Zo ontstaat er een brandingsnis. Na verloop van tijd stort een stuk van de falaise in. Losse rotsblokken en pijlers zijn getuigen van die afbraak. Hierdoor wijkt de kust heel langzaam, maar voortdurend landinwaarts.


RECHTLIJNIGE EN INGESNEDEN KUSTEN

In Spanje bestaat de kust uit kleine baaien, tussen twee vooruitstekende landtongen of klippen. De Belgische kustlijn is rechtlijnig, de Spaanse is ingesneden en de Noorse kust is een steil diep ingesneden fjordenkust.






TRECHTERMONDINGEN DRINGEN DIEP IN HET BINNENLAND>

De Schelde kent een trechtermonding of estuarium. Dat komt voor bij rivieren die uitmonden in zeeën, waar de getijden de monding kunnen uitschuren. Langs een estuarium kunnen de zeeschepen diep het binnenland invaren. Antwerpen ligt ongeveer 80 km van de zee verwijderd.


EEN DELTAMONDING IS STERK VERTAKT

De delta van de Nijl heeft de vorm van een driehoek met een sterk vertakte rivier. Doordat de Nijl langzaam stroomt is de delta een reusachtige puinkegel, ontstaan door afzetting van slib. Een delta kent veel zandbanken, strandmeren, lagunes en schoorwallen. Delta's zijn moeilijk bevaarbaar voor zeeschepen.