De industrie (Lat Industria: bedrijvigheid, ijver) is het deel van de economie, dat wordt gekenmerkt door de productie en verwerking van materiële goederen of artikelen in fabrieken en ondernemingen, veelal gekenmerkt door een hoge graad van mechanisering en automatisering – in tegenstelling tot de ambachtelijke vorm van de productie. Het proces van veranderingen in het productieproces door mechanisatie en de daaropvolgende veranderingen in de productieorganisatie, zoals de invoering van het fabriekssysteem, wordt industrialisatie genoemd. Er zijn ook sectoren die niet voldoen aan de bovenstaande definitie en toch worden aangeduid als een industrie, zoals dienstverlenende bedrijfstakken als de "toerisme-industrie", "bio-industrie", "muziekindustrie", "entertainmentindustrie" of "software-industrie". De reden hiervoor is gelegen in de specifieke vertaling van het Engels woord industry, dat in aanvulling op de industrie, ook branche of bedrijfstak kan betekenen.
Algemeen Industrie is de productie van economische goederen, en het geheel van producerende bedrijven behoudens mijnbouw, bouwnijverheid en nutsbedrijven. De industrie is opgedeeld in verschillende industrietakken of branches, die ieder een specifiek gedeelte van de economische productie leveren, zoals de kledingindustrie. In de economische wetenschap worden de industrie en bouwnijverheid wel de secundaire sector genoemd, die men plaatst naast landbouw en mijnbouw, de primaire sector genoemd, en dienstverlening ofwel de tertiaire sector. 'Industrie' heeft in het algemeen betrekking op:
de productie van materiële goederen, waarbij grondstoffen worden verwerkt de productie is marktgericht, er is een zekere mate van arbeidsdeling. Industrie in deze betekenis is in vele landen de sleutelsector van de economie. De industrie is qua omzet verantwoordelijk voor ongeveer een derde deel van de wereldeconomie. Dat is tegenwoordig meer dan de agrarische sector, maar minder dan de dienstensector. Indien de mechanisatiegraad laag is, spreekt men wel van manufactuur.
Naar werkgelegenheid is de industrie slechts enkele decennia belangrijker geweest dan de landbouw- en dienstenssector, en dan nog niet overal. Dat was met name het geval in Europa en de Sovjetunie kort na de Tweede Wereldoorlog. Alleen in Groot-Brittannië, Duitsland, België en Zwitserland is de industrie meer dan een halve eeuw dominant geweest. In de Verenigde Staten, Frankrijk, Japan, Nederland en vele andere landen is de tewerkstelling in de industrie nooit uitgestegen boven die in de landbouw en de dienstverlening.
In Angelsaksische landen wordt onder industry iedere marktgerichte activiteit verstaan, inclusief de ambachtelijke productie en de productie van diensten. Dit leidt soms tot verwarrende begrippen als vreemdelingenindustrie, een activiteit die onder de tertiaire sector valt.
Onderverdeling van de industrie
De industrie kan worden ingedeeld in twee hoofdgroepen:
De discrete productie, ook wel maakindustrie genoemd, omvat de productie van discrete producten. Dit kan gaan om voorwerpen alsook om verpakte materialen, voedingsmiddelen en dergelijke.
Bestudeer eerst bovenstaande cursus. IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN. ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD. Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, INDIEN HET WOORD ER STAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
Het proces van veranderingen in het productieproces door mechanisatie en de daaropvolgende veranderingen in de productieorganisatie, zoals de invoering van het fabriekssysteem noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Het toevoegen van waarde, gebruikswaarde en of emotionele waarde, door het veranderen of bewust niet veranderen van de fysieke toestand van producten om daarmee voor de mens de gewenste eigenschappen (of perceptie van die eigenschappen) te verkrijgen of te behouden noemt men
Niet-menselijke fysieke objecten die gebruikt worden in het productieproces noemt men
productie.
productiviteit.
productiemiddel.
Criteria voor het beoordelen van de productie-omgeving zijn: al de juiste antwoorden aanklikken.
In de economie alle zaken die in het economisch verkeer een waarde bezitten noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
In België noemt men alle goederen die niet onroerend zijn EEN WOORD INTIKKEN.
De grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken noemt men
onroerend goed.
roerend goed.
Een product dat te koop wordt aangeboden noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
Het vervangen van handmatige handelingen door het gebruik van machines noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Het vervangen van menselijke arbeid door machines of computers en computerprogramma's noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Handwerk dat wordt aangeleerd om een beroep mee uit te oefenen noemt men een EEN WOORD INTIKKEN.
In de economische wetenschap behoren de industrie en bouwnijverheid tot de
secundaire sector.
primaire sector.
dienstensector of tertiaire sector.
quartaire sector.
Publieke sector.
De vervaardiging op industriële schaal van producten, waarbij voornamelijk gebruikgemaakt wordt van chemische, biochemische, mechanische en/of fysische processen is de
Procesindustrie.
Maakindustrie.
Dat deel van de industrie dat materialen tot nieuwe producten verwerkt.
Procesindustrie.
Maakindustrie.
Industrie die kleine consumptiegoederen produceert.
Lichte industrie.
Maakindustrie.
Industrie die zware en omvangrijke grondstoffen verwerkt.
Lichte industrie.
Zware industrie.
Bedrijven die op industriële schaal grondstoffen, zoals landbouwproducten, verwerken tot voedingsmiddelen.
De moderne geïndustrialiseerde veeteelt landbouw voor de productie, verpakking, conservering, marketing van vlees (in tegenstelling tot zuivel producten, wol , etc.).
Industrie waar men opgerolde bundel gedroogde en gefermenteerde tabaksbladeren maakt om te roken.
Voedingsmiddelenindustrie.
Zuivelindustrie.
Vleesindustrie.
Suikerindustrie.
Drankenindustrie.
Sigarenindustrie.
Tabakindustrie.
Industrie die een product maakt afkomstig van de bladeren van de tabaksplant Nicotiana tabacum, dat als genotmiddel wordt gerookt, gekauwd (gepruimd) en gesnoven.
Voedingsmiddelenindustrie.
Zuivelindustrie.
Vleesindustrie.
Suikerindustrie.
Drankenindustrie.
Sigarenindustrie.
Tabakindustrie.
Al wat geweven is komt van het Latijnse woord "texere" dat weven betekent. In het nederlands spreekt men over
textiel.
linnen.
vezels.
Lichaamsbedekking voor mensen dient op de eerste plaats voor het behoud van lichaamswarmte. Men spreekt over EEN WOORD INTIKKEN.
In de Nederlanden was een industrie in Nederland en Vlaanderen die zich bezighield met het maken van wollen lakenstoffen. Tussen 1150 en 1400 vond de voornaamste productie plaats in diverse Vlaamse steden. Men spreekt over de
lakennijverheid.
wolindustrie.
linnennijverheid.
katoenindustrie.
kantnijverheid.
Een bijzonder type haar dat door een lang selectieproces in de vacht van wilde schapen ontstaan is en nu verwerkt wordt in een bepaalde industrie.
lakennijverheid.
wolindustrie.
linnennijverheid.
katoenindustrie.
kantnijverheid.
Een nijverheid die een soort textiel maakt uit vlas.
lakennijverheid.
wolindustrie.
linnennijverheid.
katoenindustrie.
kantnijverheid.
De industrie die een zachte, eencellige vezel, die uit de opperhuid (epidermis) van de zaden van de katoenplant (Gossypium) groeit verwerkt.
lakennijverheid.
wolindustrie.
linnennijverheid.
katoenindustrie.
kantnijverheid.
Zie foto. Deze handenarbeid werd waarschijnlijk door tussenkomst van de Italianen ingevoerd, oorspronkelijk als een tijdverdrijf voor de dames, naderhand door de stijgende vraag, als een nijverheid
lakennijverheid.
wolindustrie.
linnennijverheid.
katoenindustrie.
kantnijverheid.
Zie foto.
Een materiaal gemaakt van dierenhuid van bijvoorbeeld koeien of varkens: EEN WOORD INTIKKEN
Een ondersteunend voorwerp op de rug van een dier, bijvoorbeeld een paard, om het te kunnen berijden is een EEN WOORD INTIKKEN.
De tak van industrie gericht op de verwerking van het hout, en de fabricage van houten producten. EEN WOORD INTIKKEN.
Sectoren van de houtindustrie. Een aantal boomsoorten, zoals bijvoorbeeld de Eucalyptus, worden in subtropische en tropische landen speciaal voor de houtindustrie aangeplant: dit zijn vaak snelle groeiers. Het hout wordt onder andere gebruikt voor de vervaardiging van papier en karton. Men spreekt over
bosbouw of silvicultuur.
houtbewerking.
energieopwekking.
Een fabriek waar houten producten worden vervaardigd. Deze worden voornamelijk voor bouwwerken gebruikt. EEN WOORD INTIKKEN.
Het omzagen of omhakken van bomen. Zowel in voor de houtteelt aangelegde productiebossen als in natuurlijke bossen noemt men EEN WOORD INTIKKEN.
Een materiaal waarop kan worden geschreven en getekend en dat kan worden bedrukt door middel van een druktechniek. Het is doorgaans wit gemaakt door een bleekproces van de grondstoffen. Het kan worden gemaakt van natuurlijke grondstoffen zoals riet, bamboe of hout, of door hergebruik van materialen EEN WOORD INTIKKEN.
Binnen de tekenkunst gebruiken tekenaars al sinds eeuwen papier als ondergrond ('drager') voor hun tekeningen.
Grafisch papier.
Inpakpapier.
Hygiënisch en sanitair papier.
Veiligheidspapier.
Vloeipapier.
Papier binnen de beeldende kunst.
Speciaal geprepareerd papier dat in de oven gebruikt wordt om voedsel niet aan de bakplaat of springvorm te laten kleven.
Bakpapier.
Behangpapier.
Isolatiepapier.
Eetpapier.
Een decoratieve muurbedekking op een licht soort canvas of sterk papier, om vochtplekken of scheuren te verdoezelen.
Bakpapier.
Behangpapier.
Isolatiepapier.
Eetpapier.
Een zeer sterk gedroogd en in isolatieolie gedrenkt papier op basis van zuivere cellulose dat gebruikt wordt om elektrische wikkelingen van elkaar te isoleren.
Bakpapier.
Behangpapier.
Isolatiepapier.
Eetpapier.
Een papier dat je kan eten.
Bakpapier.
Behangpapier.
Isolatiepapier.
Eetpapier.
Een term die in het drukkerswezen gebruikt werd voor perkament of papier dat niet meer kon gebruikt worden omdat het bedrukt of beschreven was.
Maculatuur.
Papierafval.
Perkament.
Washi of washipapier.
Een vorm van afval dat bestaat uit papier en karton. Het kan bij aparte inzameling gerecycled worden.
Maculatuur.
Papierafval.
Perkament.
Washi of washipapier.
Een dun papierachtig materiaal, gemaakt van huid van kalveren, koeien, geiten, schapen, konijnen of ezels.
Soorten. Karton gemaakt van oud papier, populieren- en dennenhout en heeft een basismassa tussen 200 en 600 g/m2.
Strokarton.
Vouwkarton.
Massiefkarton.
Golfkarton.
Turfkarton.
Vormkarton.
Soorten. Karton gemaakt van oud papier en heeft een basismassa tussen 500 en 1000 g/m2.
Strokarton.
Vouwkarton.
Massiefkarton.
Golfkarton.
Turfkarton.
Vormkarton.
Soorten. Karton, dik, licht en buigzaam, vooral in één richting. Het bestaat uit 3 lagen. De boven- en onderlaag zijn hetzelfde en van papier gemaakt. De middelste laag is gemaakt als een golf. Op de punten van de golven wordt lijm gesmeerd waarop de boven- en onderlaag wordt geplakt.
Strokarton.
Vouwkarton.
Massiefkarton.
Golfkarton.
Turfkarton.
Vormkarton.
Soorten. Karton waarvoor turfvezel als grondstof wordt gebruikt. In de 19e eeuw is getracht het ingang te doen vinden als alternatief voor producten gemaakt met grondstoffen als lompen en stro.
Strokarton.
Vouwkarton.
Massiefkarton.
Golfkarton.
Turfkarton.
Vormkarton.
Soorten Uit gerecyclede papierpulp vervaardigd karton dat in een bepaalde vorm is geperst. Het wordt met name gebruikt in de levensmiddelensector voor het verpakken van bijvoorbeeld eieren, groenten en fruit. Daarnaast wordt het als stevig transportverpakkingsmateriaal gebruikt voor bijvoorbeeld tl-buizen, mobiele telefoons, scheerapparaten, wijnflessen en auto-onderdelen.
Een torenvormige installatie waarmee naar aardolie, aardgas, steenzout of water wordt geboord. EEN WOORD INTIKKEN.
Zie foto. De populaire benaming voor het bovengrondse deel van een pomp die aardolie uit de grond oppompt. Deze methode is nodig op plaatsen waar de aardolie taai en stroperig is en niet door middel van opstuwend water of gas spontaan naar boven komt. EEN WOORD INTIKKEN.
Een installatie voor de raffinage van aardolie tot bruikbare producten. EEN WOORD INTIKKEN.
Een techniek om door middel van verdamping twee of meer stoffen in een oplossing te scheiden, gebaseerd op het verschil in kookpunt van deze stoffen.
Fractionering.
Destillatie.
Filtratie.
Een vloeistofstroom door een poreus medium, bijvoorbeeld papier of een fijn metalen rooster, geleiden. Deeltjes in de vloeistof die groter zijn dan de gaatjes in het medium blijven achter op het filter en vormen een filterkoek. Deze filterkoek noemt men het residu.
Fractionering.
Destillatie.
Filtratie.
Zuivering onder invloed van waterstofgas. Hierbij worden heteroatomen uit de ruwe aardoliefracties verwijderd door een reactie met waterstof, waarbij de C-S-, C-N- en de C-O-verbindingen worden gebroken.
Een verzamelnaam voor verschillende scheikundige technieken, die gebruikt worden bij de verwerking van aardolieproducten. Bij deze techniek worden grotere organische moleculen (polymeren) gesplitst in kleinere organische moleculen (met een lager moleculair gewicht) of omgevormd tot moleculen die betere eigenschappen hebben met betrekking tot hun geschiktheid als brandstof.
Hydrotreating.
Katalytische reforming.
Kraken.
Polymerisatie.
Alkylering of alkylatie.
Onder invloed van een katalysator worden twee of meerdere olefinemoleculen aan elkaar gekoppeld. Het reactieproduct bestaat uit een mengsel van isomeren die slechts één dubbele binding bevatten. Ze hebben doorgaans een hoger octaangetal dan paraffinehomologen. Men spreekt hier van
Hydrotreating.
Katalytische reforming.
Kraken.
Polymerisatie.
Alkylering of alkylatie.
Een reactie tussen olefinen en isobutaan tot vorming van sterk vertakte alkanen. De bedoeling is de productie van benzine met een hoog octaangetal uitgaande van laagmoleculaire alkenen en isobutaan.
Hydrotreating.
Katalytische reforming.
Kraken.
Polymerisatie.
Alkylering of alkylatie.
Andere naam voor aardoliedestillaat of raffinaderijbenzine. Het is een condensaat (Condensaat is een complexe koolwaterstofverbinding, lichter dan aardolie en zwaarder dan aardgas) dat ontstaat bij het destilleren van ruwe olie. Het is een mengsel dat bestaat uit koolwaterstoffen.
Een aardolieproduct als brandstof voor dieselmotoren.
Nafta.
Benzine.
Dieselolie of gasolie.
LPG ( liquefied petroleum gas).
Kerosine.
Autogas wordt gebruikt als brandstof in mengselmotoren voor onder andere auto's, heftrucks en boten. Autogas is een mengsel van propaan (C3H8) en butaan (C4H10). Andere benaming.
Nafta.
Benzine.
Dieselolie of gasolie.
LPG ( liquefied petroleum gas).
Kerosine.
Een bij gefractioneerde destillatie van aardolie verkregen middenfractie, volgend op de benzinefractie.
Nafta.
Benzine.
Dieselolie of gasolie.
LPG ( liquefied petroleum gas).
Kerosine.
Zie foto. Een viskeusvloeibaarmengsel van verschillende koolwaterstoffen die voorkomen in ruwe aardolie. Na fractionele destillatie kan het mengsel gescheiden worden van de andere bestanddelen van aardolie zoals nafta, benzine of diesel en blijft het als zwaarste bestanddeel achter. Het kan ook in de natuur zelf gevormd worden, zonder tussenkomst van de mens.
Bitumen.
Stookolie.
Paraffine.
Wordt als brandstof gebruikt in dieselmotoren en verwarmingsinstallaties. kent men in Belgiê onder de naam mazout.
Bitumen.
Stookolie.
Paraffine.
Een uit aardoliefracties en bruinkoolteer verkregen mengsel van bij kamertemperatuur vaste kristallijne alkanen met 16 tot 57 koolstofatomen en lineaire ketens. De algemene molecuulformule van zulke lineaire alkanen is CH3 (CH2)n CH3. Het smeltpunt is afhankelijk van de ketenlengte n.
Bitumen.
Stookolie.
Paraffine.
Ligniet is een fossiele brandstof die bestaat uit plantenresten die in diepe aardlagen tot koolstof en andere scheikundige verbindingen worden omgezet. Andere naam voor ligniet.
Bruinkool.
Vlamkool.
Gasvlamkool.
Vetkool.
Antraciet.
Steenkolensoort met betrekkelijk hoog gasgehalte (30—35 %), waardoor bij de verbranding een lange vlam optreedt.
Bruinkool.
Vlamkool.
Gasvlamkool.
Vetkool.
Antraciet.
Steenkoolsoort met vluchtige bestanddelen 45- 45 %. hoge hardheid. industriekool.
Bruinkool.
Vlamkool.
Gasvlamkool.
Vetkool.
Antraciet.
Deze kolen zijn in algemene zin de zachtste van de kolensoorten. Ze hebben bijna altijd een gelaagde structuur. Bij de verbranding geven ze lange, lichtgevende, roetende vlammen. Deze kolen zijn uiterst geschikt voor het gebruik van een smidsvuur.
Bruinkool.
Vlamkool.
Gasvlamkool.
Vetkool.
Antraciet.
Een vorm van steenkool die aan hoge druk en temperatuur blootgestaan heeft en nog circa 10 % vluchtige bestanddelen bevat.
Bruinkool.
Vlamkool.
Gasvlamkool.
Vetkool.
Antraciet.
Steenkool wordt gewonnen in ondergrondse en of bovengrondse mijnen. Bij ondergrondse winning spreekt men van een
gesloten kolenmijn.
open kolenmijn.
Steenkool wordt gewonnen in ondergrondse en of bovengrondse mijnen. Bij bovengrondse winning spreekt men van een
gesloten kolenmijn.
open kolenmijn.
Zie foto. In de mijnbouw is een verticale, meestal cilindervormige toegangsweg tussen het aardoppervlak en plaatsen in de ondergrond waar delfstoffen in vaste vorm worden ontgonnen een EEN WOORD INTIKKEN.
Een inrichting die zich bovengronds bij een kolenmijn bevindt en ertoe dient om de steenkool te scheiden van het meegedolven gesteente. EEN WOORD INTIKKEN.