Combineer oefening. Onderstaande teksten geven extra informatie!
De Basisveen Laag is een veenlaag die op sommige plekken in de bodem voorkomt in West- en Noord-Nederland, Vlaanderen en het Noordzeegebied, zoals de Doggersbank. Het ligt direct op het Pleistocene zand en wordt alleen onderscheiden onder de Naaldwijk Formatie. Men neemt aan dat het Basisveen werd gevormd door de relatieve zeespiegelstijging en de daaruit resulterende grondwaterstijging. De resulterende kwel in het dekzandgebied zorgde voor veenvorming. Het basisveen werd gevormd in de tijdvakken Boreaal en Atlanticum, die volgden op de laatste ijstijd. In dit tijdperk werd het klimaat warmer waardoor de zeespiegel steeg en de permafrost uit de bodem verdween. Gevolg was dat zich uitgestrekte moerassen en heidevelden vormden, waar veen werd gevormd. Vanaf 8000 jaar geleden zou de zeespiegel verder stijgen waarbij grote delen van Nederland overstroomden. Hierbij werd veel van het Basisveen weggeslagen, waardoor het tegenwoordig niet overal in de ondergrond te vinden is. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd in Noord- en Zuid-Holland moerasgas gewonnen. Dit was ontstaan tijdens de eerste fase van het inkolingsproces van de Basisveen Laag.
Veengronden is een orde in de Nederlandse bodemclassificatie. Hieronder verstaat men alle bodems die in de bovenste 80 cm voor meer dan de helft uit moerig (veenachtig) materiaal bestaan. Alle gronden die voor het grootste deel uit mineraal materiaal bestaan, de minerale gronden, worden tot een van de andere orden gerekend. Gronden die voor meer dan de helft uit mineraal materiaal en voor een kleiner deel uit moerig materiaal bestaan, worden binnen een van de andere orden op groep- en subgroepniveau onderscheiden. Bijvoorbeeld: moerige podzolgronden en moerige eerdgronden.
Onderverdeling Binnen de veengronden worden twee suborden onderscheiden op basis van het voorkomen van een goed veraarde bovengrond (een moerige eerdlaag).
Eerdveengronden - veengronden met een moerigeeerdlaag Rauwveengronden - veengronden zonder een moerige eerdlaag; deze gronden bestaan grotendeels uit weinig of niet veraard veen. De twee suborden worden op basis van de aard van de moerige eerdlaag of de fysische rijping (indroging) van de grond in de volgende groepen en subgroepen onderverdeeld:
EERDVEENGRONDEN Kleiige eerdveengronden - veengronden met lutum (klei) in de veraarde bovengrond en een mull humus
Aarveengronden - kleiige veengronden met een veraarde bovengrond dikker dan 50 cm
Koopveengronden - kleiige veengronden met een veraarde bovengrond dunner dan 50 cm
Kleiarme eerdveengronden - veengronden zonder lutum in de bovengrond en een moder humus
Boveengronden - kleiarme eerdveengronden met een dikke A (> 50 cm)
Madeveengronden - kleiarme eerdveengronden met een dunne A (< 50 cm)
RAUWVEENGRONDEN Initiale rauwveengronden - ongerijpte veengronden en veengronden met een dunne gerijpte bovengrond (<20 cm)
Gewone rauwveengronden - veengronden die dieper dan 20 cm zijn gerijpt
Weideveengronden - gewone rauwveengronden met een zavel- of kleidek met daarin een minerale eerdlaag
Waardveengronden - gewone rauwveengronden met een zavel- of kleidek zonder een goed ontwikkelde eerdlaag
Meerveengronden - gewone rauwveengronden met een zanddek (en veelal een minerale eerdlaag)
Vlierveengronden - gewone rauwveengronden zonder een zavel-, klei- of zanddek.
Gebaseerd op de voedselrijkdom is de volgende indeling te maken:
Eutroof veen, voedselrijk veen, ontstaan door slibhoudend water. Eutroof veen is als gevolg van de grondwaterkwaliteit zoet of brak. De vegetatie van zoet, eutroof veen is broek- en ooibos (els, wilg, populier) en riet. De vegetatie van het brakke veen is riet.
Mesotroof veen, matig voedselrijk veen, ontstaan door kwelwater. De dominante begroeiing is zegge.
Oligotroof veen, voedselarm veen, dat wordt gevoed door regenwater. Op dit type veen bestaat de begroeiing vooral uit veenmossen.
Dominante begroeiing waaruit het veen is ontstaan Veen wordt ook ingedeeld naar de soorten die dominant waren in de begroeiing van waaruit het veen ontstaan is. In dit geval worden onderscheiden:
Rietveen: Veen bestaande uit de resten van waterplanten zoals riet.
Zeggeveen: Veen bestaande uit de resten van een vegetatie gedomineerd door zeggen. Ook mossen zijn in deze vegetatie vertegenwoordigd.
Bosveen: Veen bestaande uit de resten van bossen.
Veenmosveen: Veen bestaande uit de resten van veenmos. Veenmos heeft zoals boven vermeld de eigenschap water op te zuigen daardoor kan het boven de grondwaterspiegel blijven groeien. Het staat voornamelijk onder invloed van regenwater is daardoor voedselarm.
Benioffzone is een seismisch actieve regio (regio waar aardbevingen plaatsvinden) in de diepere aardkorst bij een subductiezone. De aardbevingen worden veroorzaakt door het over elkaar schuiven van een subducerende en een overrijdende tektonische plaat. Subductiezones bevinden zich bij destructieve plaatgrenzen zoals onder eilandbogen en randen van continenten waaronder subductie plaatsvindt.
Een bergstorting is het instorten van een stuk berg, als gevolg van ondermijning van de helling door rivieren, of als gevolg van inwendige breuken in de berg die door een beving tot de storting leiden. Die inwendige breuken zijn ontstaan door het schuren van de gletsjers die tijdens een ijstijd het hele dal vulden. Na het smelten van ijs valt de steun weg en hierdoor wordt de bergwand kwetsbaar.
Bezinken. In alle rivieren komen deeltjes voor. Hoe groter de stroomsnelheid hoe minder tijd ieder deeltje heeft om te bezinken, bij hogere snelheden wordt meer materiaal in suspensie meegesleurd. Bij de monding van de rivier vermindert de stroomsnelheid en worden deze deeltjes afgezet, hierdoor verzandt de onderloop van de rivier (bijv. de Westerschelde) en wordt de scheepvaart bemoeilijkt. Het sediment kan door baggeren verwijderd worden, maar meestal is het slib vervuild, zodat het niet zomaar gestort kan worden.
Onder bodem wordt verstaan de bovenste 120 cm van de grond, waarin zich bodemvormende processen afspelen. Deze bodemvormende processen veroorzaken veranderingen in de samenstelling van de bodem, die onder andere zichtbaar worden in de vorming van zogenaamde bodemhorizonten.
Het aantal bodems op aarde is heel groot. Dit komt doordat een grote verscheidenheid aan moedermaterialen onderhevig is geweest aan diverse bodemvormende processen. Er was en is daarom een sterke behoefte om verschillende soorten bodems te kunnen onderscheiden. Men doet dit door middel van bodemclassificatie.
Erosie is het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt. Op Aarde gebeurt erosie vooral door de werking van wind, stromend water, ijs, maar ook ongewonere vormen van erosie zijn mogelijk als gevolg van vulkanisme en inslagen van meteoren. In Vlaanderen komt erosie veel voor. Elk jaar spoelt gemiddeld 15 miljoen ton vruchtbare Vlaamse landbouwgrond weg door bodemerosie.
Bodemprofiel is een verticale doorsnede van de bodem die de opeenvolging van de horizonten laat zien.
De bodemstructuur is de onderlinge rangschikking en samenhang van de vaste gronddeeltjes en is zeer belangrijk voor een goede plantengroei. De vaste gronddeeltjes bestaan uit mineralen (zand, klei en silt) en dode organische stof. De bovenste laag grond vormt de bouwvoor, waarin de meeste wortelvorming plaatsvindt. Hierin zijn de vaste gronddeeltjes aaneengekleefd tot aggregaten en vormen zo een kruimelstructuur. Deze liggen min of meer los van elkaar. Tussen en in de aggregaten zitten poriën, die lucht en water kunnen bevatten. De kleine poriën zijn in staat water vast te houden en de grote zijn meestal gevuld met lucht. Bij een goede bodemstructuur wordt in natte perioden overtollig water snel afgevoerd en blijft er voor droge perioden voldoende water achter. Ook is dan een goede bodemventilatie mogelijk.
De bodemtextuur geeft de grootte van de partikels weer, bijvoorbeeld: grind bestaat uit grotere delen dan zand. Zand bestaat weer uit grotere delen dan klei. Een bodem met een goede porositeit is luchtig en niet te nat. Een overvloed aan vocht in de grond beïnvloedt de porositeit nadelig. De poriën lopen namelijk vol en beletten een goede verluchting, de mineralen lossen op en kunnen uitspoelen. Ook zware machines kunnen een ondergrond vastrijden en de porositeit nadelig beïnvloeden. Een goede drainage en duurzame bodembewerking met een rijk bodemleven zorgen voor een ideale kruimelige bodem die goed verlucht, het water vlot draineert en een vestigingsplek is voor microörganismen. De porositeit is er ideaal.
Klik op het uitrolmenu en dan op het juiste antwoord. Als de oefening is verwerkt, klik je op de toets "CONTROLEER ANTWOORD".
MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
* Ook wel "veen op grotere diepte" genoemd. De veenafzetting die tijdens het Boreaal ontstond, toen de zeespiegel onze huidige kustlijn bereikte na afloop van de laatste ijstijd noemt men
* Het vlak waarlangs de bovenste mantel van de oceaan schuin naar beneden duikt onder een hoek van 30 tot 60 graden. Daarbij wordt de dunne oceanische korst meegevoerd. In deze zone treden aardbevingen op Men spreekt van de
* Een beweging waarbij een groot deel van een dalwand losraakt en in het dal terecht komt is een
* Het proces waarbij een sediment door een te geringe stroomsnelheid naar de bodem zakt heet
* Het bovenste deel van de aardkorst waarin horizonten (lagen) ontstaan en waarin het bodemleven zich grotendeels bevindt is de
* Een ordening van bodems op basis van een bepaald principe, bijv. waarneembare kenmerken van de bodems, of op het ontstaan van de bodems nemt men
* De afvoer van bodemdeeltjes van een stukje onbeschermd aardoppervlak, bijv. een akker noemt men
* De -meestal- gelaagde doorsnede van de bovenste 1 a 2 meter van de aardkorst is het
* De onderlinge rangschikking en samenhang van de vaste bodemdeeltjes noemt men de
* De korrelgrootteverdeling van de vaste bodemdeeltjes noemt men de
* Alle gronden die in de bovenste 80 cm voor meer dan de helft uit moerig (veenachtig) materiaal bestaan noemt men
* Veengronden met een moerige eerdlaag zijn
* Veengronden zonder een moerige eerdlaag; deze gronden bestaan grotendeels uit weinig of niet veraard veen noemd men
* Aarveengronden zijn kleiige veengronden
* Een natte zuurstofarme en sponsachtige grondsoort, die is opgebouwd uit gehumificeerd plantaardig materiaal noemt men
* Gedroogd veen is brandbaar en staat bekend als
* Drassige gronden en veengebieden of veenmoerassen waar turf werd of wordt gestoken, werden vroeger ook wel
* Wanneer veen aan toenemende druk en temperatuur wordt blootgesteld vormt zich
* Dood plantenmateriaal wordt snel afgebroken door de aanwezigheid van