Begrippenlijst Geologie 1

Combineer oefening. Onderstaande teksten geven extra informatie!


De aardkorst ligt boven de aardmantel en is het oppervlak waarop men leeft. In verhouding met de andere aardlagen is deze laag veel dunner. Zij drijft als het ware op de zachtere, dichtere aardmantel. De korst bestaat uit vast materiaal maar dit materiaal is niet overal hetzelfde. Men heeft een oceanische- en een continentale korst. De oceanische korst is ongeveer 10 km dik en bestaat voornamelijk uit zware gesteenten zoals basalt. De continentale korst is dikker dan de oceanische - de gemiddelde dikte is rond de 30 km - en bestaat voornamelijk uit licht materiaal zoals graniet en andesiet.

Oceanische korst:

De naam zegt het al, deze korst ligt natuurlijk onder de oceanen. Hier is de korst 6 tot 11 km dik. De gesteenten van de oceaan korst zijn in verhouding met de continentale korst erg jong, niet ouder dan 200 miljoen jaar. Het materiaal waaruit de oceanische korst bestaat is voor het grootste deel tholetisch basalt, dit is basalt zonder olivijn. Basalt is een donker, fijnkorrelig vulkanisch gesteente. Het wordt gevormd uit zeer vloeibare lava die snel afkoelt. De korrels zijn zo fijn dat ze alleen onder een microscoop zichtbaar zijn. De gemiddelde dichtheid van de oceanische korst is 3g/cm³.

Continentale korst:

Als men de wereldbol bekijkt dan ziet men dat het aardoppervlak uit heel veel water bestaat (voor 71%). De overige 29 % bestaat uit land. In grote lijnen kan men het land onderverdelen in zes grote stukken, ook wel continenten genoemd. De verschillende continenten - naar aflopende grootte gerangschikt - zijn: Eurazië (Europa en Azië samen), Afrika, Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Antarctica en Oceanië. In het verleden is de verdeling in continenten anders geweest (zie platentektoniek). De aardkorst is onder de continenten het dikst, gemiddeld 30 tot 40 km met een maximum van 70 km. De continentale korst is ouder dan de oceaankorst, sommige gesteenten zijn wel 3,8 miljard jaar oud. De continentale korst bestaat voornamelijk uit oergesteente en is te verdelen in twee lagen. De bovenste helft bestaat voornamelijk uit granietachtige gesteenten, terwijl de onderste helft uit basalt en dioriet bestaat. Graniet is lichtgekleurd, grofkorrelig magma. Dioriet ook, maar het is schaarser dan graniet en wordt waarschijnlijk gevormd door onzuiverheden in het granietmagma. De gemiddelde dichtheid van de continentale korst is 2,7g/cm³.

Extra uitleg over de aardkorst! Klik hier.

EXTRA OEFENING. KLIK OP OEFGEOLOGIE1.

Adsorptiecomplex is een van de belangrijkste eigenschappen van grond is het vermogen van stoffen aan het oppervlak van vaste bodemdelen te binden en af te staan. Dit proces van binden heet adsorptie, niet te verwarren met absorptie, waarmee opname binnen het volume van een vaste stof wordt bedoeld zoals bijv. vocht in een spons. De adsorptie vindt plaats aan zowel klei als andere minerale delen van een grond en aan de organische stof. Deze gezamenlijke bindingsfactoren vormen samen het adsorptiecomplex.

De oude blauwe zeeklei of formatie/afzetting van Calais is een laag klei in de ondergrond in West- en Noord-Nederland en het westen van Vlaanderen. Deze kleilaag werd gevormd in het Atlanticum (een tijdvak van 8000 tot 6000 jaar geleden), toen het klimaat warm was en de zeespiegel zover steeg, dat het water door de strandwallen heen brak en lagunes en binnenzeeën vormde. In deze zoute binnenzeeën (vergelijkbaar met het huidige IJsselmeer) werd deze kleilaag afgezet. Naast de oude blauwe zeeklei bestaat ook jonge zeeklei, deze werd later gevormd.


Extra uitleg over de afzetting van Calais! Klik hier.

De jonge zeeklei - vroeger ook formatie/afzetting van Duinkerke genoemd - is de jongste laag zeeklei in de ondergrond in Nederland en België, en komt ook in aangrenzende kustgebieden in Frankrijk en Duitsland voor. De jonge zeeklei werd gevormd bij de laatste periode van transgressie (landwaartse verschuiving van de kustlijn), die duurde van ongeveer 3000 jaar geleden tot de Middeleeuwen, toen men begon dijken te bouwen om het water tegen te houden. Tot die tijd raakte de kuststreek regelmatig overstroomd door ondiep water, er werden lagunes gevormd waarin klei werd afgezet. Naast jonge zeeklei bestaat ook oude blauwe zeeklei, zoals de naam reeds doet vermoeden is deze gevormd tijdens een eerdere periode van transgressie.


Extra uitleg over de afzetting van Duinkerken! Klik hier.

Met een anticline wordt in de geologie een plooi bedoeld met naar beneden wijzende flanken, waarbij de aardlagen aan de binnenzijde het oudst zijn. Anders gezegd zitten bij een anticline de jongere lagen aan de bolle kant van de plooi. Als niet duidelijk is of het materiaal aan de binnenzijde het oudst is, of dit zeker niet het geval is, spreekt men van een antiform. Een plooi waarbij de flanken juist omhoog wijzen heet een syncline.


Extra uitleg over een anticlinale! Klik hier.

Zie ook het begrip plooi in de geologie. Klik hier.

De bodem kan opgebouwd zijn uit meerdere watervoerende lagen (pakketten) welke niet met elkaar in verbinding staan. Doordat een dieper gelegen watervoerend pakket gevoed kan worden door regenwater uit een ander, hoger gelegen gebied, kan de hydrostatische druk in het diepere pakket veel hoger zijn dan in het bovenliggende pakket. Als de diepere laag wordt aangeboord zal er "spontaan" water uit het boorgat stromen en men spreekt dan van een artesische bron.

Een atol is een ringvormig eiland met een specifieke ontstaansgeschiedenis. Atollen zijn gefundeerd op koraal en bevatten een centraal meer (lagune) dat als de rand gesloten is in principe zoet water, extra zout water of brak water kan bevatten. Charles Darwin publiceerde al een verklaring voor de ontstaanswijze van atollen die nog steeds als in essentie correct wordt geaccepteerd. Hij baseerde deze op zijn observaties gedurende zijn reis met de Beagle. Zijn theorie is dat verschillende typen van tropische eilanden - hoog vulkanisch eiland, eiland met een barrièrerif, atol - een sequentie vormen ten gevolge van het geleidelijk lager worden van een vulkaan in zee. Hij redeneerde dat een koraalrif om een vulkanisch eiland hoger zal worden naarmate het eiland verder wegzakt (of de zeespiegel stijgt) en uiteindelijk zal leiden tot een eiland met een barrièrerif. Het omringende rif wordt een barrièrerif omdat de buitenste delen ervan tot net onder het zeeniveau blijven steken door aangroei van levende koralen, terwijl de naar binnen gelegen delen achterblijven omdat de groeiomstandigheden daar minder gunstig zijn. Nadat verzakking of erosie of zeespiegelstijging de vulkaan onder water heeft laten verdwijnen blijft het barrièrerif bestaan. Nu is er een atol ontstaan. Omdat atollen ontstaan uit koraal, kunnen ze alleen voorkomen in tropische oceanen. Vulkanische eilanden die buiten de geschikte temperatuurzone gelegen zijn worden onderzeese bergen naarmate ze weggeërodeerd worden. Atollen komen vooral voor in de Grote Oceaan.


Extra uitleg over het gesteente basalt! Klik hier.

In zandwoestijnen ontstaan bij een constante windrichting zogenaamde barchanen. Dat zijn duinen met de vorm van een maansikkel, met de ‘staarten’ naar de richting vanwaar de wind komt. Jarenlang onderzoek van duingebieden in het Marokkaanse deel van de Sahara heeft nu meer inzicht opgeleverd over de beweging van de barchanen. De duinen blijken zich als het ware voort te planten. Barchanen bewegen zich tergend langzaam voorwaarts over hun ondergrond. Het gaat zo langzaam dat de processen die aan hun beweging ten grondslag liggen niet goed worden begrepen. Wel is duidelijk dat transport van zandkorrels door de wind, maar ook de luchtstromen zelf, een belangrijke rol spelen.


Extra uitleg over barriérerif! Klik hier.

ONDERSTAANDE SLEEPOEFENING WERKT WAARSCHIJNLIJK NIET OP EEN TABLET! GELIEVE DAN OEFENING "GEOLOGIE1a" TE VERWERKEN DOOR TE KLIKKEN OP GEOLOGIE1a.

Sleep het juiste begrip (rechts) naar de juiste uitleg (links). Als de oefening is verwerkt, klik je op de toets "CONTROLEER ANTWOORD". Je kan nu nog de foute antwoorden verbeteren.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"

*
Het bovenste deel van de aarde, dat uit vast gesteente bestaat.
*
De benaming van klei en humus die de eigenschap hebben water en voedingsstoffen vast te houden en weer af te geven aan de plantenwortels.
*
Ook wel "oude blauwe zeeklei". Voornamelijk kleiige afzettingen uit het Atlanticum toen tijdens de na-pleistocene transgressie in het Westen en Noorden van ons land een waddengebied ontstond.
*
Ook wel "jonge zeeklei" genoemd. Afzetting van klei tijdens het Subatlanticum toen door een verdergaande zeespiegelstijging grote delen van het Hollandveen werden weggeslagen.
*
Een plooitop in een geplooid sedimentsgesteente.
*
Een bron waarvan het water boven de grondwaterspiegel uitstijgt.
*
Een cirkelvormig rif dat een lagune omsluit.
*
Stollingsgesteente dat samenhagt met stijgende convectiestromingen. Basalt komt altijd voor bij mid-oceanische ruggen.
*
Een sikkelvormig duin waarvan de beide flanken zich sneller windafwaarts verplaatsen dan het centrum.
*
Een door dieper water of een lagune van de kust gescheiden rif.
Aardkorst.
Adsorptiecomplex.
Afzettingen van calais.
Afzettingen van Duinkerke.
Anticlinaal.
Artesische bron.
Atol.
Basalt.
Barchaan.
Barrièrerif.