Het
Cenozoïcum is het laatste era uit de geologische geschiedenis tussen 65 miljoen jaar geleden (Ma) en nu. Het wordt onderverdeeld in de Systemen/Perioden en Series/Tijdvakken:
- Quartair: (2,588 Ma - heden)
- Neogeen: (23,03 - 2,588 Ma)
- Paleogeen: (65 - 23 Ma)
De era voorafgaand aan het Cenozoïcum heet het
Mesozoïcum.
Fauna: gekenmerkt door ontplooiing van zoogdieren.
Flora: gekenmerkt door het ontstaan van graslanden.
Europa en Azië zijn nog gescheiden door de Oeralzee. Australië zit nog vast aan Antarctica. India is nog los van Azië. Noord-Amerika en Europa zijn in het Noorden nog met elkaar verbonden. Het zeeniveau daalt sterk, dus over het algemeen afzetting van veel
klastische sedimenten.
In het Paleoceen treden belangrijke bewegingen langs de plaatranden op. Deze plaatbewegingen gaan gepaard met grootschalig
vulkanisme. Behalve een wisselend patroon van bodemdaling en opheffing hebben deze forse plaatbewegingen weinig invloed op de verdere vorming van België. Waarschijnlijk kort na het begin van het Paleoceen treft een grote
meteoriet het Noordzeebekken. Aan het begin van het Laat-Paleoceen begint de
Laramide gebergtevorming. Deze houdt verband met een vroege vorming van de
Alpen. In Midden-Nederland rijst een omvangrijk gebied, het Midden-Nederland Hoog. Dit hoog splitst het Noordzeegebied in een noordelijk en een zuidelijk deel. Ook de Britse eilanden komen omhoog. Na de Laramische fase slaat de compressie op onze plaat weer om in rek. Tijdens het vervolg van het Paleoceen daalt de bodem van het Noordzeebekken verder.
De
Formatie van Heers is een geologische formatie in de ondergrond van België. De formatie bestaat uit zand en mergel, afgezet tijdens het Paleoceen, in de ondiepe zee die België destijds bedekte.
De formatie is opgedeeld in twee leden: onderop ligt groen,
glauconiethoudend zand, daarboven ligt een laag kalkrijke klei en mergel, waarin fossiele bladeren van planten gevonden worden. De Formatie van Heers komt voor in de ondergrond van het noorden en oosten van Vlaanderen. In de ondergrond van Limburg bereikt ze met ongeveer 60 meter haar grootste dikte. Ze ligt bovenop formaties uit het Krijt of Vroeg-Paleoceen, zoals de formaties van
Opglabbeek en
Houthem. Bovenop de Formatie van Heers ligt vrijwel altijd de
Formatie van Hannut (klei, zand en kalk uit het Laat-Paleoceen).
De
Formatie van Houthem, Kalk van Houthem is een geologische formatie die dagzoomt in Nederlands Zuid-Limburg en aansluitende gebieden in België. Ze is ook terug te vinden in boringen in het noordoosten van het Kempens Bekken. De formatie bestaat uit sterk kalkhoudende zandsteen en werd gevormd rond 60 miljoen jaar geleden, in het Paleoceen.
De landbrug Europa Amerika wordt verbroken.
Gesteenten uit het Eoceen komen overal ter wereld voor en zijn vaak nog niet compleet versteend. In Nederland en België bestaat de Eocene serie net als de rest van het Paleogeen voornamelijk uit mariene afzettingen. In het westen van België bestaat het Eoceen uit (van onder naar boven):
de
Ieper Groep (is een set van gesteentelagen in de ondergrond van het noordwesten van België. De groep bestaat uit drie mariene formaties uit het geologisch tijdperk Ypresien (55 tot 49 miljoen jaar geleden, Vroeg-Eoceen. Zowel de groep als het tijdperk zijn genoemd naar de plaats Ieper in West-Vlaanderen.)de
Zenne Groep (is een set van gesteentelagen in de ondergrond van het midden en noordwesten van België. De groep bestaat uit drie formaties uit de tijdperken Ypresien en Lutetien (Vroeg-Eoceen, 50 tot 40 miljoen jaar oud). Deze formaties hebben gemeen dat ze in ondiep mariene omstandigheden gevormd zijn.) de Formatie van Maldegem
(is een geologische formatie in de ondergrond van België. De formatie bestaat uit afwisselende lagen marien zand en klei uit het Laat-Eoceen. De formatie dagzoomt in Oost- en West-Vlaanderen en in het gebied tussen de rivieren de Zenne en de Dender. Ze vormt in het noorden van Vlaanderen een tot 50 meter dikke laag in de ondergrond. Verder naar het zuiden en in de Antwerpse Kempen wigt ze uit en is ze soms maar een paar meter dik. Dit zijn over het algemeen zanden en kleien, maar ook komen sporadisch bruinkool- en kalksteenlagen voor. Ze dagzomen in een min of meer oost-west lopende band.) In het begin van het Oligoceen verandert de geografische situatie aanzienlijk. Amerika drijft dan sneller van Eurazië weg en brengt onze plaat weer in een rekgregime. Het Noordzeebekken daalt daardoor verder, met een nieuwe, zeer grote
transgressie in het
Rupelien tot gevolg. De zee overspoelt Nederland en de noordelijke helft van België. Het Midden-Nederland-Hoog zakt in en er vormt zich een zeer omvangrijk, relatief ondiep zeegebied tot aan de randen van het Rijns- en het
Brabant-Massief. De breuken langs de
Roerdalslenk zijn vanaf die tijd zeer actief. De forse daling van deze slenk blijkt duidelijk uit de grote dikte van de opeenvolgende sedimentpakketten in dit slenkgebied. Op de overgang van het
Rupelien naar het
Chattien daalt de zeespiegel weer scherp. Hoewel minder warm dan het Eoceen, was het Oligoceen gemiddeld toch wat warmer dan tegenwoordig. Aan het eind van dit tijdvak trad een relatief koele periode op, waarbij de zeespiegel ongeveer zestig meter daalde.
Fauna: uit het Oligoceen kennen we een aantal aapachtigen, die in verband kunnen worden gebracht met de ontwikkelingslijn richting mens.
Sinds het Boven-Krijt was er al sprake van het naderen tot elkaar van Afrika en Europa. In het Oligoceen heeft dit een culminerend effect. In het algemeen is er regressie van de oceanen o.a. door vergletsjering van Antarctica. Zand- en kleiafzettingen. België en Engeland vormen één landgebied.