eon | Era | Periode | Tijdvak | Evolutieve ontwikkeling van de organismen |
---|---|---|---|---|
Fanerozoïcum | Cenozoïcum | Quartair | Holoceen | Grote zoogdieren, zoals mammoet, bizon en Ierse eland, sterven uit. Dodo uitgeroeid. Culturele ontwikkeling van de moderne mens |
Pleistoceen | Opkomst, ontwikkeling en verdwijnen van verschillende soorten mensen. 200.000 jaar geleden: ontstaan van de moderne mens. Aanwezig: holenbeer, mammoet, wolharige neushoorn. | |||
Neogeen | Plioceen | Huidige flora van het gematigde klimaat in Europa. Verschillende voorlopers van de moderne mens. Grote zoogdieren. | ||
Mioceen | Ontwikkeling van graslanden ten koste van bossen. Grote opkomst van zoogdieren en haaien. Mensapen en misschien 6-7 miljoen jaar geleden eerste voorouders van de mens. | |||
Paleogeen | Oligoceen | Ontwikkeling van paardachtigen en andere moderne zoogdieren. Baleinvissen. Mensapen in Afrika. | ||
Eoceen | Bomen, struiken en kruidachige planten. Eerste grassen. Ontstaan van de voorouders van de paarden (Hyracotherium). Ontwikkeling van de walvis uit een landzoogdier. Verdere ontwikkeling van zoogdieren en van aapachtige voorouders. | |||
Paleoceen | Moderne planten; tropische regenwouden zonder grassen. Dinosauriërs sterven uit. Eerste Aapachtige voorouders. Geleidelijke ontwikkeling van iets grotere zoogdieren. Opkomst van slangen, slakken en tweekleppige weekdieren. |
eon | Era | Periode | Evolutieve ontwikkeling van de organismen |
---|---|---|---|
Fanerozoïcum | |||
Mesozoïcum | Krijt | Ontwikkeling van planten met bloemen. Grote reptielen verdwijnen geleidelijk: Dinosauriërs. Verschijnen van echte vogels, slangen, salamanders, buideldieren, insecteneters, spitsmuisachtige zoogdieren. Uitsterven van ammonieten en belemnieten. | |
Jura | Nog altijd veel varenpalmen, varens en naaldbomen. Bloeiperiode van de reptielen in zee, op het land en in de lucht; veel dinosauriërs. Eerste vogels met tanden. Aanwezig: Archaeopteryx. Kleine, primitieve zoogdieren. Bloeiperiode van ammonieten. | ||
Trias | Veel naaldbomen, varenpalmen, paardenstaarten en varens. Drie kwart van de diersoorten sterven uit. Wel talrijke reptielen: eerste dinosauriërs, zeereptielen, vliegende reptielen. Eerste kleine, primitieve zoogdieren. Bloeiperiode van ammonieten, eerste belemnieten. | ||
Paleozoïcum | Perm | Veel varens en naaldbomen. Opkomst van eerste reptielen. Eerste ammonieten. Uitsterven van de trilobieten. | |
Carboon | Weelderige wouden van varens, wolfsklauwen en naaldbomen: de steenkoolwouden. Primitieve, echte amfibieën en reptielen. Vliegende insecten, reuzeninsecten. | ||
Devoon | Eerste zaadplanten en boomvarens. Eerste beenvissen in zoet water. Aan het eind van het tijdperk ontstaan van amfibieën uit vissen. Eerste reptielen. Bloeiperiode van koralen, brachiopoden. Uitsterven van de graptolieten. Eerste insecten en spinnen. | ||
Siluur | Ontwikkeling van landplanten. kaakloze vissen. Eerste kaakvissen. Opbloei van koraalriffen, eerste schorpioenen. | ||
Ordovicium | Eerste planten op het land. Eerste gepantserde, kaakloze vissen. Bloei van trilobieten, graptolieten, tweekleppige schelpdieren en brachiopoden. | ||
Cambrium | Ontwikkeling van bacteriën, wieren en zwammen. De Cambrische explosie: eerste dieren met een hard kalkskelet en vertegenwoordigers van alle stammen van ongewervelde dieren. Bloeiperiode van de trilobieten. Vooral zeebodembewoners: brachiopoden, koralen, graptolieten, schelp- en schaaldieren en veel ongewervelde dieren waarvan nu geen ermee verwante dieren nog leven. |