Geologische begrippen (deel 39)

Voor meer uitleg over zouten, klik op ZOUTEN.

Evaporiet
Een evaporiet is een gesteente dat is ontstaan door indamping. Als de verzadiging van mineralen en zouten die opgelost zijn in (zee)water te hoog wordt, slaan deze neer en vormen een indampingslaag. Naarmate er meer verzadiging en toch verse aanvoer van water plaatsvindt, wordt het pakket evaporieten steeds dikker.

Bekende voorbeelden van evaporieten zoals bekend uit de geologie zijn
Haliet (steenzout (NaCl))
Anhydriet (CaSO4), ontstaat uit gips (CaSO4.H2O) door indamping en verlies van het water.


Voor meer uitleg over zeewater, klik op ZEEWATER.

Voor meer uitleg over
kalium, klik op KALIUM.
natrium, klik op NATRIUM.
calcium, klik op CALCIUM.
magnesium, klik op MAGNESIUM.

saliniteit, klik op SALINITEIT.
gips, klik op GIPS.

hydratatie, klik op HYDRATATIE.
kunstmest, klik op KUNSTMEST.

Strandwal
Een strandwal is een door de branding opgeworpen, boven het zeeniveau liggende, zandbank. Een strandwal is langgerekt, enkele meters hoog en ligt evenwijdig aan de kust.
Oudere strandwallen zijn in Nederland gevormd tijdens het Holoceen, gedurende het Atlanticum. Als gevolg van hogere temperaturen in deze periode steeg de zeespiegel, waardoor de vorming van zandbanken en strandwallen mogelijk was. De ophoging van de zeebodem ging in deze periode sneller dan de rijzing van de zeespiegel. Achter deze wallen ontstond een waddengebied, waar oude zeeklei kon bezinken. Het droog geworden zand van de strandwallen werd later door de wind opgeblazen tot kleine duintjes. Via vegetatie werd uiteindelijk duinvorming een feit. Dit zijn nu de oude duinen. In het natte westen van Nederland boden de hoger gelegen strandwallen gelegenheid tot de eerste transportroutes over land en werden er al snel nederzettingen gesticht.


Meer uitleg over een pakket gesteentelagen in de ondergrond van grote delen van het noorden en midden van Europa KEUPER.

Cyclotheem
Een cyclotheem is in de sedimentologie en stratigrafie een cyclische afwisseling van mariene en niet-mariene sedimentlagen, waarin steenkool voorkomt. Cyclothemen worden alleen gevonden in het Carboon (359 tot 299 miljoen jaar geleden). Ze zijn waarschijnlijk gevormd door afwisselende perioden van transgressie en regressie als gevolg van het cyclisch aangroeien en weer smelten van ijskappen (in het Carboon vond een ijstijd plaats). Cyclothemen worden in de huidige ijstijd (het Kwartair, vanaf 2,5 miljoen jaar) niet gevormd. Dit komt waarschijnlijk omdat in het Carboon de randen van de continenten bestonden uit laaglanden met zeer kleine topografische verschillen in hoogte, waardoor een kleine stijging van de zeespiegel voor een grote verschuiving van de kustlijn kon zorgen.


Voor meer uitleg over
laminaties, klik op LAMINATIES.
zoutkoepel, klik op ZOUTKOEPEL.
halokinese, klik op HALOKINESE.

Carbonaat
Een carbonaat is een chemische verbinding met koolstof (carbon) en zuurstof, het is een ion. De chemische formule is CO32-.
Een carbonaat is een zout van koolzuur. Carbonaten zijn meestal vaste stoffen doordat de ionen-binding zo sterk is dat een regelmatig ionenrooster wordt gevormd. De meeste carbonaten zijn kleur- en reukloos. Met uitzondering van de alkali-carbonaten zijn de carbonaten slecht oplosbaar in water. Het carbonaat dat het meeste voorkomt in de aardkorst is calciumcarbonaat. Andere voorbeelden van carbonaten zijn: natriumcarbonaat, natriumwaterstofcarbonaat.


De geologie van Helgoland
Onder de dikke Trias- en Krijtlagen bevindt zich een zoutkoepel uit het Perm. Door bewegingen van de aardschollen die 65 miljoen jaar geleden plaatsvonden drukte het steenzout de bovenliggende lagen omhoog en veroorzaakte daarbij breuken met een helling van bijna 20 graden. Op dit tijdstip rees een ongeveer 30 vierkante kilometer groot gebergte dat bestond uit krijtgesteente en bontzandsteen op in de Duitse Bocht. Gletsjers uit de ijstijden polijsten het gebergte en vlakten het af. Tegenwoordig is Helgoland het enige stukje dat is overgebleven van dit gebergte.
Helgoland is opmerkelijk rijk aan fossielen. In 1910 werd bijvoorbeeld de schedel van een Paratosaurus geborgen. Tegenwoordig valt deze te bezichtigen in het Humboldt-museum in Berlijn. Dergelijke vondsten, evenals die van andere grote dieren zoals de resten van een waterdinosaurus en een longvis zijn natuurlijk uitzonderlijk. Fossiele ammonieten, belemnieten en zee-egels uit de krijtzee komen veel vaker voor. Stukken veen met fossiele slakkenhuisjes spoelen regelmatig aan op het strand. Deze stammen uit de tussenijstijd in het Eemien en zijn dus een stuk jonger dan de krijtfossielen. Naast de rode bontzandsteenklip stond vroeger een klip van witte kalksteen die minstens evenhoog was. Deze klip was tot (ongeveer) het jaar 1700 nog duidelijk zichtbaar. De kalksteenrots is door mensenhanden en door stormvloeden volledig weggeslagen. Bij extreme eb zijn de resten onder water te zien. De Helgolander duinen, een zandeilandje dichtbij Helgoland, zijn gelegen op deze witte klif. Het relatief zwakke kalksteen stamt uit het Trias.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
   anhydriet      calcium      carbonaat      cyclothemen      Evaporieten      gips      haliet      halokinese      Helgoland      hydratatie      kalium      Keuper      kunstmestindustrie      laminaties      magnesium      natrium      saliniteit      saltdomes      strandwal      zoutvlakte   
ZOUT
of indampingsgesteenten
Evaporieten ontstaan door het verdampen van zeewater en het water van meren, die gezien het klimaat, dat gunstig is voor snelle verdamping meestal woestijn - of steppemeren zijn. Evaporieten bestaan uit goed oplosbare zouten, zoals chloriden en sulfaten van (K), (Na), (Ca) en (Mg). Hoewel dolomiet in vergelijkbare omstandigheden kan ontstaan rekent men het niet tot de evaporieten, omdat het ontstaat uit kalkslib en dus niet valt onder de definitie van goed oplosbare stoffen.
Bij indamping ontstaan de kristallen in volgorde van hun oplosbaarheid. Bij zeewater begint de kristallisatie als ongeveer 70% van het water is verdampt. Dan is de of het zoutgehalte ongeveer 12%, waarbij de eerste kristallen verschijnen van (calciumsulfaat). Is 90% verdampt dan voltrekt zich bij een saliniteit van 31% de afzetting van (steenzout = NaCl), ook wel keukenzout genoemd. Als 98% van het zeewater is verdampt zetten zich de laatste zeer oplosbare zouten af. Dat zijn de chloriden en sulfaten van kalium en magnesium. In de zoutmijnbouw spreekt men in dit verband van 'Abraumsalze'.
Gips bevat een zekere hoeveelheid in het molecuul gebonden water. Chemisch gezien is gips CaSO4.2H2O. Bij hoge temperatuur wordt gips omgezet in ( CaSO2). Aan de oppervlakte kan in vochtige klimaten anhydriet weer worden omgezet in gips.
Als anhydriet, dat als een laagje voorkomt in een gesteenteblok door (vochtbinding) verandert in gips, kan dat door de volumevergroting, desquamatie (bloksplijting = afschilfering van gesteenten) veroorzaken.
Kaliumzouten worden gewonnen voor de .
Het zal duidelijk zijn, dat zoutafzettingen vooral ontstaan in afgesloten bekkens of afvloeiloze depressies. Water kan afkomstig zijn van een rivier of van grondwater. Als de bodem droogvalt, ontstaat er een (playa of salina).
In een lagune kan ook zout worden afgezet, als de verdamping sneller verloopt dan de toevoer van nieuw zeewater door een kleine opening in de .
Fossiele evaporieten komen voor in alle hierboven beschreven vormen.
Afzettingen uit lagunes en zoutmeren, die meestal beperkt zijn in dikte en oppervlakte zijn bv. bekend als gips- en halietlagen in het in Duitsland, als gipslagen in het Eoceen in het Bekken van Parijs en als gipslagen in het Mioceen in Spanje.
Dit soort afzettingen stammen van de grens tussen continentale en mariene milieus, langs de randen van zeebekkens.
Veel belangrijker en omvangrijker zijn de Permische evaporieten in Noord-Nederland en Noord-Duitsland. Het voorkomen van aardgas houdt daar verband mee. Het eiland is een boven zee uitstekende Bontzandsteenrots, die de top vormt van een, dieper liggende zoutbult.
Grote evaporietafzettingen, met een oppervlakte van honderdduizenden km² en dikten tot ongeveer 1000 m moeten zijn ontstaan in flinke binnenzeeën ter grootte van bv. de huidige Middellandse Zee of de Rode Zee.
Deze bekkens zullen wel afgesloten zijn geweest door een continentaal plat, zodat er toch een voortdurende en langdurige aanvoer is geweest van vers zout water vanuit een oceaan, dit dan gevoegd bij de aanvoer door rivieren.
Dicht bij de instroming is vooral afgezet. Meer naar binnen volgt er een dikker pakket gips. Midden in het bekken ligt er op een dunne gipslaag een dik pakket haliet (steenzout). Daarop kunnen zich afzettingen bevinden van kalium- en magnesiumzouten.
Dit laatste duidt op een toenemende afsluiting van de toevoer van oceaanwater. Als de saliniteit door gehele afsluiting en latere hernieuwde toestroming sterk wordt gewijzigd, dan ontstaat er een in het zoutpakket.
Verder komt er in zoutlichamen vaak een fijne gelaagdheid voor, die men toeschrijft aan seizoenfluctuaties. Deze jaargelaagdheid of worden ook wel varven of warven genoemd.
Zout wordt onder hoge druk zeer plastisch, waardoor het erboven liggende gesteenten omhoog kan persen en zoutpijlers (zoutkoepels = ) kunnen worden gevormd. Hierdoor kan de zoutlaag, die in N.Nederland op zo'n 2500 m. diepte ligt b.v. bij Winschoten een niveau bereiken van slechts een paar honderd meter diepte. Dergelijke verschijnselen vallen onder het begrip of zouttektoniek.