De grens tussen zee en land is een kustlijn of een smalle zone, de kustzone of littorale zone. Littoraal Het littoraal of soms in engere zin, de getijdenzone, is de naam voor het gebied in de buurt van de kustlijn van een zee of een meer. De schaal van dit gebied kan naargelang de context variëren van enkele meters tot enkele kilometers. Het littoraal kan worden onderverdeeld in drie zones:
Het supralittoraal: ook wel spatzone genaamd, vanaf de hoogwaterlijn landinwaarts. Dit deel is gewoonlijk alleen bereikbaar voor opspattend zeewater en komt alleen onder water te staan bij hoog springtij en stormen.
Het Mediolittoraal of intergetijdengebied: is de getijdenzone, tussen de laag- en de hoogwaterlijnen.
Het sublittoraal: is de infralittoraal zone beneden de laagwaterlijn die in principe altijd onder water staat. Deze zone reikt tot aan de continentale helling.
In de kustzone zijn er de golfslag en stromingen, veroorzaakt door wind en getijden. Ook planten en dieren spelen een rol (wieren en koralen). De exacte scheidingslijn tussen water en land is de waterlijn. Omdat deze lijn zich verplaatst bij eb en vloed neemt men hiervoor de lijn van gemiddeld hoog water. De getijzone is bij steile rotskusten zeer smal. Op andere plaatsen is er een breed strand aanwezig. Over langere tijd en zeker als men denkt in geologische tijden ligt de kustlijn verre van vast. Factoren, die kustlijnen doen verplaatsen zijn o.a. erosie, sedimentatie, stijging en daling van de zeespiegel en stijging en daling van het land. De vaak wereldwijde stelsels van zeestromingen vervoeren wel materiaal, maar spelen geen grote rol bij de verandering van kustvormen. Ze kunnen wel een rol spelen, waar door rivieren grote hoeveelheden slib wordt aangevoerd. Van grotere invloed zijn de getijstromen en de golfslag.
Rotskusten
Bij kusten, waar vast gesteente aan de dag treedt vormen zich steile rotswanden. Vooral doordat het water verweringsmateriaal snel afvoert, maar ook door de erosie door de golven, die wel abrasie wordt genoemd. Daar de werking van de golfbeweging ondiep is, is ook de werking van de abrasie van de golven nooit dieper dan enkele meters onder de laagwaterspiegel. Waar een kustklif door de werking van de branding achteruit schuift vormt zich daardoor een abrasieplatform. Bij sommige gesteenten speelt ook de chemische eroderende werking van het zeewater een rol, bv. bij kalksteen. Bij zachtere gesteenten spelen ook dieren een rol bij de kustafbraak. 'Rotsboorders', die holen en gangen maken, vindt men onder de sponzen, holtedieren, wormen, crustaceeën, echiniden en vooral onder de mollusken.
Kusten uit los materiaal
Door de golfbeweging wordt los materiaal verplaatst loodrecht op de kust. De landinwaartse bovenstroom in de golven heeft in het algemeen een grotere snelheid dan de zeewaartse onderstroom. Hierdoor kan er sedimentatiemateriaal op het strand worden aangevoerd in de vorm van zand, schelpen en fijn grind. Dit kan door gebrek aan, aan te spoelen materiaal, natuurlijk niet eindeloos doorgaan. Verbreding van een strand heeft dan ook alleen plaats, als stromingen langs de kust nieuw materiaal aanvoeren. Wordt er integendeel steeds materiaal afgevoerd door longitudinale stromen, dan heeft er strandafbraak plaats. Sedimentverplaatsing evenwijdig aan de kust is meestal een gevolg van samenwerking tussen golfslag en stroming langs de kust. Doordat de golfslag meestal iets schuin op de kust staat en doordat afgezet materiaal daarna bovendien door de wind, dus eolisch, wordt verplaatst, heeft er bij veel eenzijdige windrichting een voortdurende materiaalverplaatsing plaats langs de kust. Dit noemt men kustdrift. Door het aanvoeren van materiaal op het strand ontstaat er op enige afstand van het strand een geul. Daarachter vormt zich in samenhang met de kustdrift een rug. Als er door rivieren in de buurt materiaal wordt aangevoerd kunnen deze ruggen zelfs tot boven de waterspiegel aangroeien. Ze beschermen dan het strand voor verdere sterke golfbewegingen, waardoor het strand zich sprongsgewijs voorwaarts kan verplaatsen. Op deze wijze kunnen er evenwijdig aan de kust ruggen en sleuven worden gevormd met tussenruimten van meestal enkele tientallen meters. Een kust is meestal niet kaarsrecht, maar vertoont vaak bochten. Hierdoor kunnen driftstromen soms zodanig ombuigen, dat er afzetting plaats heeft van sediment verbonden met de kust. Dan ontstaan er landtongen of schoorwallen. Dit gebeurt uiteraard het meest, als er veel los materiaal is. Plaatsen waar schoorwallen voorkomen liggen vaak bij kapen, inhammen en rivierdelta's. Langgerekte littorale, dus evenwijdig aan de kust liggende formaties, die vaak nog door duinvorming zijn opgehoogd, noemt men strandwallen. Er zijn veel strandwallen, die veranderd zijn in langgerekte strandwaleilanden, van elkaar gescheiden door zeegaten. Soms sluiten ze aan het begin of het eind aan bij het vasteland. Vb. de Waddeneilanden. Vrij algemeen wordt aangenomen, dat de Waddeneilanden niet zijn ontstaan in open zee, maar dat de achterliggende Wadden zijn te beschouwen als 'verdronken land'. Een dergelijk gebied, dat slechts bij hoge vloed onderloopt heet kwelder, schor of gors. Terwijl strandwallen over het algemeen smal blijven, konden ze zich in ons geval verbreden, toen de zeespiegelstijging zo'n 5000 jaar geleden sterk afnam, waardoor ze zich zeewaarts konden verbreden door longitudinale sedimentaanvoer. Als de zeespiegel als gevolg van geologische omstandigheden vele tienduizenden jaren ongeveer gelijk blijft kunnen er zich wereldwijd op vele plaatsen littorale pakketten afzetten, hetgeen kan leiden tot langdurige kustuitbouw. Hierdoor kan men onder terristische afzettingen vaak mooie fossiele strandwalformaties aantreffen. Het milieu in lagunes en waddengebieden is vaak minder zout tot brak door de aanvoer van rivierwater. Dit heeft zijn invloed op flora en de fauna, zoals men die later in fossiele afzettingen aantreft. Ook in estuaria (brede riviermonden) kan men rneestal een brak milieu aantreffen. Fossiele afzettingen in lagunes en waddengebieden zijn normalerwijze slechts dun als gevolg van de ondiepte van het water waarin ze zijn afgezet en anderzijds als gevolg van de grote kans, dat ze na afzetting weer zijn vernietigd, b.v. door kustafslag. Alleen in geval van bodemdaling kan het afgezette pakket dikker zijn. Er zijn talrijke voorbeelden van mariene afzettingen, die boven het laagwaterniveau zijn gevormd. We noemen de psammieten van Condroz in België.
Zeespiegelbewegingen
Deze zijn geologisch alleen van belang, als het eustatische bewegingen betreft, d.w.z. veranderingen van de zeespiegel over de gehele wereld. Dit is het geval bij aangroei of afsmelting van ijskappen en in enkele gevallen door grote veranderingen in oceaanbodems. Dit laatste heeft zich vermoedelijk voorgedaan tijdens het Boven-Krijt, toen grote stukken continent door shelfzeeën werden bedekt. Andere processen, die onder deze categorie vallen zijn: compactie, breukbewegingen, epirogenese (Rijzen en dalen van de aardkorst), isostatische daling en oprijzing bij de vorming, respectievelijk de afsmelting van ijskappen. Dit laatste vond o.a. plaats in het Kwartair. Aan het einde van het Pleistoceen, rond het begin van het Holoceen bedroeg de niveaustijging van de zee maximaal wel zo'n 8 cm per eeuw. Hierbij past uiteraard weer de opmerking, dat een stijging of daling, die we ergens ter plaatse waarnemen, een relatieve stijging is, namelijk t.o.v. het land.
Een transgressie is het overstromen van grote stukken land langs de zeekust als gevolg van eustatische zeespiegelstijging en/of van bodemdaling. Een regressie is het droogvallen onder omgekeerde omstandigheden.
Kustsoorten
Boogkust Zijn kusten die ontstaan zijn doordat dwarsketens van de Apennijnen doorlopen tot in de zee. Tussen die uitlopers liggen dan vaak Boogvormige strandjes met zand of kiezel. Voor toeristen heel prettig, voor de scheepvaart ongeschikt. Deltakust Klik hier. Duinkust Klik hier. Fjordenkust Klik hier. Haffenkust Klik hier. Limankust Liman is de naam die gegeven wordt aan een meer dat gevormd is aan de monding van een rivier waar de stroom is geblokkeerd door een ophoping van sediment. Een liman kan gevormd worden door sediment dat wordt aangevoerd door de zee of door een grotere rivier. De naam wordt gebruikt voor zulke ophopingen van sediment langs de westelijke en de noordelijke kust van de Zwarte Zee, maar ook voor de monding van de Donau. Riakust Diepe inhammen, ontstaan doordat rivierdalen ‘verdronken’ zijn door de zeespiegelstijging. Ideaal voor ontstaan van havens. (La Coruña en Vigo.) In Spanje komen ze voor in Galicië = Noord West Spanje. Scherenkust Klik hier. Waddenkust Klik hier.
Bijzondere wind
Barber: Noordelijke wind uit de Golf van St. Lawrence.
Bora: Noordoostelijke wind vanuit Oost-Europa naar Italië.
Buran: Noordoostelijke wind die over Siberië en andere delen van Rusland en Centraal-Azië waait.
Chinook: Oostelijke wind vanuit de Rocky Mountains.
Chocolatero: Noordelijke wind in het gebied rond de Golf van Mexico.
Etesian: Noordwestelijke wind vanuit Griekenland.
Föhn: Warme droge wind die vaak aan de noordzijde van de Alpen waait.
Ghibli: Een zuidelijke wind in Libië.
Gregale: Noordoostelijke wind vanuit Griekenland.
Harmattan: Een droge, stoffige wind ten zuiden van de Sahara in de richting van de Golf van Guinee tussen november en maart.
Marin: Zuidoostelijke wind vanaf de Middellandse richting Frankrijk.
Zomermoesson: Een zeer vochtige zeewind die in de regentijd voorkomt in tropische gebieden.
El Pampero: Een west of zuidwestelijke wind die gevormd wordt in Antarctica en stroomt naar de pampa's van Patagonië door naar noordelijk Argentinië en Uruguay, zo naar Paraguay.
Passaat: Oostelijke wind over het tropische deel van de Stille Oceaan.
Poniente: Noordwestelijke wind over Gibraltar.
Samoen: Hete, droge wind die woestijnzand mee voert.
Santa Ana wind: Een warme, droge wind in Californië die vanuit de Rocky Mountains en de Sierra Nevada.
Sirocco: Zuidelijke wind vanuit Afrika naar Europa (Frankrijk).
Soechovej: Een droge hete wind met een lage relatieve luchtvochtigheid, die voorkomt in steppegebieden, halfwoestijnen en woestijnen.
Tramontana: Een droge, koude, sterke wind, die van het noord-westelijk waait in de regio Languedoc-Roussillon.
Terral: Een droge, hete noordenwind uit de binnenlanden van Spanje.
Vendaval: Zuidwestelijke wind over Gibraltar
Voor extra uitleg over Coriolis_kracht. Klik hier. Voor extra uitleg over kustlandschappen. (deels Nederlands en deels Engels) Klik hier.
Combineer een element links met een element rechts. Indien je niet onmiddellijk bij de gepaste uitdrukking geraakt, plaats dan eerst je antwoord zo dicht mogelijk bij de juiste uitdrukking. Scroll vervolgens. Herhaal desnoods deze handelswijze tot uitdrukking en antwoord links op het scherm te zien zijn. Pas dan sleep je het antwoord naar de juiste uitdrukking. Als al de vragen zijn opgelost klik je op de toets "Controleer". Je kan nu nog je foute antwoorden verbeteren.
Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.
* De grens tussen zee en land is een kustlijn
* De kustlijn is de grens tussen enerzijds
* De naam voor het gebied in de buurt van de kustlijn van een zee of een meer is
* Het supralittoraal: ook wel spatzone genaamd loopt vanaf de
* Het intertidaal of intergetijdengebied: is de getijdenzone,
* Het sublittoraal: is de subtidale zone beneden de laagwaterlijn
* Een natuurlijke luchtbeweging van de atmosfeer, gekenmerkt door richting en snelheid noemt men
* Doordat het land en de zee op een verschillende manier opwarmen en afkoelen
* Wind kan ontstaan door de
* Koude lucht die vanaf een berg neerdaalt doet ook
* Een wind die op een zonnige warme dag met in het algemeen weinig wind vlak in de kuststreken vanuit zee plotseling kan opsteken noemt men
* Door de zeewind ontstaat een enorme afkoeling die afhankelijk van de windsnelheid 20 tot 40 km
* De windrichting is aanvankelijk min of meer loodrecht op de kustlijn gericht maar zal door het Coriolis kracht geleidelijk een afbuiging ondervinden die op het Noordelijk Halfrond
* Een wind die van land naar zee waait is een
* Een vloed die het gevolg is van getijdenwerking, die veroorzaakt wordt door de zwaartekracht van de zon en de maan die elkaar versterken noemt men
* Springtij treedt op bij nieuwe maan en bij volle maan, wanneer de zon, de aarde en de maan
* Een getijde waarbij het water van de zee stijgt noemt men
* Een getijde waarbij het zeewater afloopt noemt men
* De getijzone is bij steile rotskusten
* Het overstromen van grote stukken land langs de zeekust als gevolg van eustatische zeespiegelstijging en/of van bodemdaling.
* Een term die in de geologie gebruikt wordt om aan te geven dat de kustlijn verschuift van meer continentaal naar meer bekkenwaarts.
* Termen die worden gebruikt om de toestand van gravitationeel evenwicht van een drijvend voorwerp in een vloeistof aan te duiden.
* De verandering van het absolute wereldwijde zeeniveau langs de geologische tijdschaal.
* Een gesteente dat oorspronkelijk sedimentair van aard was en een korrelgrootte had tussen de 0,02 en 2 mm, dat wil zeggen een grote zandfractie had.
* Een Waals-Belgische landstreek die zich uitstrekt over de provincies Namen, Luik, Henegouwen en een klein stukje van de provincie Luxemburg, en heeft als hoofdplaats Ciney in Namen.
* Een verbrede, veelal trechtervormige riviermonding, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat, en waar getijverschil waarneembaar is.
* Een soort meer dat ontstaat tussen een strand en een schoorwal of strandwal.
* Een begroeide buitendijkse landaanwas die bij een gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt. Alleen bij erg hoge waterstanden komt hij blank te staan.
* De naam van de eilanden gelegen in de Noordzee, ten noorden van Nederland en Duitsland en ten westen van Denemarken. Tussen de eilanden en het vaste land ligt de Waddenzee, die bij eb grotendeels droogvalt en daardoor een zeer belangrijk foerageergebied is voor vogels.
* Langgerekte, uit zand gevormde verhogingen in het landschap van de kuststreek. Ze lopen min of meer evenwijdig aan de kustlijn.
* Een landtong die gevormd wordt door afzetting van zand in een bocht van de zeekust, en die die bocht op deze manier geheel of gedeeltelijk afsluit van de open zee, veelal evenwijdig aan de kust.
* Een uitham, vroeger ook wel nes, nis of neus genoemd, is een smal stuk land dat uitsteekt in zee (bijvoorbeeld een smal schiereiland of een kaap) en soms de vorm heeft van een tong; een smalle strook land die zich aan het uiteinde iets verbreed.
* Warme droge wind die vaak aan de noordzijde van de Alpen waait.
* Een zeer vochtige zeewind die in de regentijd voorkomt in tropische gebieden.
* Zuidelijke wind vanuit Afrika naar Europa (Frankrijk).
* Diepe inhammen, ontstaan doordat rivierdalen ‘verdronken’ zijn door de zeespiegelstijging. Ideaal voor ontstaan van havens.
* Een stelsel van aftakkingen van een rivier, voordat deze in zee of in een groot meer uitmondt. Op de kaart heeft zo'n stelsel min of meer de vorm van een driehoek.
* Een modder- of zandplaat, dat in een ondiepe zee is ontstaan, met een hoogte die zich tussen het normale eb- en vloedniveau bevindt noemt men een
* De benaming voor kustgebieden met ondiep en vaak brak water en talrijke, meestal kleine rotsachtige eilanden is