Geologische begrippen (deel 22)

BODEMS
Wat is nou eigenlijk een bodem? Soms worden de termen bodem en grond voor hetzelfde gebruikt, maar ze verschillen erg van elkaar. De term grond wordt gebruikt om al het losse gesteentemateriaal op aarde aan te duiden, dat is een heel breed begrip. Heel algemeen gezegd is de bodem een laag verweerd, los materiaal die organische stof bevat en waarop planten kunnen groeien. De bodem kent een aantal hoofdgroepen. De veengrond, de podzolgrond, de brikgrond, de eerdgrond en de vaaggrond. Elke bodem heeft zijn eigen specifieke kenmerken en eigen ontstaansgeschiedenis.

Door allerlei processen zoals humusvorming, inspoeling (De zone in een bodemprofiel waar de uitgespoelde stoffen blijven hangen.), uitspoeling (De bovenlaag van een bodem waaruit verschillende bestanddelen verdwijnen door bijv. oplossing.) en oxidatie ontwikkelt zich een bodem. Dit is een heel lang proces wat ook nooit stopt. Een bodem bestaat uit verschillende lagen. Die lagen verschillen in kleur, soort materiaal, hoeveelheid voedingsstoffen, wel of niet waterdoorlatend en nog veel meer kenmerken. Die lagen noemen we horizonten. Niet elke bodem heeft elke horizont.

Horizont Materiaal
H omvat een organische laag bestaande uit een accumulatie van organisch materiaal aan het oppervlak
O bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting
A humushoudende bovenlaag organische stoffen die vrijwel geheel zijn omgezet
E uitspoelingslaag verarmd aan organische stof, klei, ijzer, aluminium
B inspoelingslaag verrijkt met ingespoelde stoffen uit de E laag
C moedermateriaal niet veranderd door bodemvormende processen
R omvat een laag van hard gesteente.

Een toegevoegde kleine letter geeft meer informatie over de eigenschappen van een bodemhorizont. Er kunnen ook twee letters worden gecombineerd om meer eigenschappen aan te duiden, bijvoorbeeld Ahz, Btg, Cck.

letterBeschrijving
asterk omgezet organisch materiaal (sapric); bij een A horizont in de Nederlandse Bodemclassificatie: geheel of grotendeels door de mens van elders aangevoerd materiaal (antropogeen), b.v in enkeerdgronden
been begraven horizont
caccumulatie van concreties; meestal gebruikt met een suffix die de aard van de concreties aangeeft, bijvoorbeeld Bcs
eorganisch materiaal van intermediaire decompositie (hemic)
ggleyvlekken, als gevolg van oxidatie en reductie
haccumulatie van organisch stof in minerale horizonten (bijvoorbeeld Ah, Bh), de horizont mag hierbij niet door ploegen zijn verstoord
ilicht omgezet organisch materiaal
kaccumulatie van calciumcarbonaat
msterk gecementeerd, geconsolideerd of verhard; meestal gebruikt met een suffix die de aard van het materiaal aangeeft, bijvoorbeeld Cmk voor een petrocalcic horizont
naccumulatie van natrium
pverstoord door ploegen of andere grondbewerking (bijvoorbeeld Ap)
qaccumulatie van silica
rsterke reductie door de invloed van het grondwater
saccumulatie van ijzer- en/of aluminiumoxiden (sesquioxide)
taanrijking van klei door inspoeling (illiviatie)
uniet gespecificeerd; deze letter wordt gebruikt om verwarring met verouderde notaties (als A1, A2, B1, B2, B3) te voorkomen
wverwering in situ, zichtbaar in kleigehalte, bodemkleur en bodemstructuur
xaanwezigheid van een fragipan
yaccumulatie van gips
zaccumulatie van zouten die beter oplosbaar zijn dan gips

Cijfers kunnen worden gebruikt voor een verdere onderverdeling van de subhorizonten, bijvoorbeeld Bt1 - Bt2 - Bt3 - Bt4.
Is er sprake van een lithologische discontinuïteit dan wordt dat met een cijfer voor de horizontaanduiding aangegeven. Is bijvoorbeeld de C horizont verschillend van het materiaal waarin de bodem is gevormd, dan krijgt deze een 2 ervoor. Het bodemprofiel wordt dan bijvoorbeeld A, B, 2C.
Een (door elkaar) gemengde horizont, waarbij de delen herkenbaar zijn wordt aangegeven met een /, bijvoorbeeld E/B, B/C


Bodemhorizonten
De meeste bodems hebben een bovenlaag die donkerder gekleurd is en meer organische stof bevat dan de ondergrond. Veel van die organische stof is niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren. Boven- en ondergrondse plantenresten vormen het voedsel voor de bodemfauna en flora. Dit zijn bijvoorbeeld wormen maar ook schimmels en bacteriën. De grotere dieren zoals konijnen maken de plantenresten klein genoeg voor de kleinere dieren, zoals de wormen. Zo wordt plantenmateriaal omgezet in organische stof. Deze biologische omzetting van organische stof in de bovengrond van een bodemprofiel wordt gezien als het proces dat een A-horizont doet ontstaan.

H horizont
Dit omvat een organische laag bestaande uit een accumulatie van organisch materiaal aan het oppervlak, die gedurende langere tijd is verzadigd met water (tenzij er sprake is van kunstmatige ontwatering).

O horizont
Boven een A-horizont kan nog een horizont liggen. De O-horizont, die bestaat vrijwel geheel uit moerig materiaal (veen). De omzetting van plantenresten naar organische stof is daar heel langzaam. Veen is er alleen als het heel nat is en in een natte omgeving is het omzettingsproces heel traag.

E horizont
De E-horizont of uitspoelingshorizont heet ook wel eluviale horizont. Deze horizont is door verticale of laterale uitspoeling verarmd aan kleimineralen en voedingsstoffen. Dit proces wordt podzolering genoemd. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizonten en is daardoor lichter van kleur. De zandkorrels zijn bleek van kleur.

B horizont
In de B-horizont kunnen een aantal kenmerken/processen optreden: Inspoeling van kleimineralen of humus uit hoger gelegen horizonten. Dit wordt dan een inspoelingshorizont genoemd. De inspoeling is onder andere te zien aan de zandkorrels, die hebben dan een 'huidje' van een bruine kleur om zich heen. Dit huidje kan men er makkelijk vanaf wrijven. De bodem is gehomogeniseerd door bodemdiertjes. Samen met de A-horizont is dit de horizont met de meeste voedingsstoffen. Hier zitten dus ook veel bodemdiertjes en die woelen alles om en mengen de grond goed. Er zijn nieuwe kleimineralen ontstaan. In deze horizont vindt een verandering van bodemsamenstelling op, er treedt bodemvorming op.

C horizont
De C-horizont is het oorspronkelijke moedermateriaal. Het is geen vast gesteente meer, maar er heeft verder geen bodemvorming plaats gevonden.

R horizont
Dit omvat een laag van hard gesteente. Eventuele scheuren zijn te gering in aantal en te klein voor wortelontwikkeling. Grindrijk of stenig materiaal waarin wortels kunnen groeien wordt niet als R-horizont maar als C-horizont beschouwd.

De podzolbodem
Een groot deel van Nederland en België bestaat uit zandgronden. Een veel voorkomende bodem in zandgronden is een podzolbodem.

Profielbeschrijving van een podzolbodem

HorizontDiepte in cmKenmerken
Ah 0-5 cmzeer donker grijs, humusrijk zand
E05-18humusarmzand, de humus komt voor als stipjes en verder in oneffenheden van de zandkorrels,die overigens sterk gebleekt zijn
Bh18-23 zwart, humusrijkzand, de humus komt voor als een zwarte amorfe massa die nagenoeg alle poriën tussen de zandkorrels opvult; deze laag wordt aan de onderkant begrensd door een zeer dun ijzerbandje
Bh 23-50donker roodbruin, matig humus, naar onderen overgaan in geelbruin, matig humusarmzand; amorfe humus vult bovenin de ruimten tussen de zandkorrels gedeeltelijk op en komt verder voor als naar onder dunner wordende huidjes (tezamen met ijzer om de zandkorrels)
BC50-90/td>zeer geleidelijke overgang naar de ondergrond met een naar onder afnemende humusgehalte, door het dunner worden van de humushuidjes; hierbij treedt tevens de blonde kleur die door de ijzerhuidjes wordt veroorzaakt op de voorgrond
C>90licht geelbruin uiterst humusarm zand; er komen dunne ijzerhuidjes voor om de zandkorrels Vanaf ca 25-100 cm diepte komen grillige zwarte bandjes (fibers) voor die dezelfde micromorfologisch beeld vertonen als de bovenkant van de Bhs. Het zand is in het gehele profiel kalkloos, leemarm en matig fijn


Het moedermateriaal (parent) is bedekt met een humuslaag en al dan niet rustend op onverweerd vast gesteente. Het bodemvormingsproces vormt hiertussen horizonts, te onderscheiden als gekleurde lagen. Deze worden aangeduid met hoofdletters:
  1. 0 Organische toplaag.
  2. A en of Ah bovenste horizont = uitspoelingshorizont = cluviale zone. Met Ah wordt bedoeld dat het een A-horizont is met een extra kenmerk, de h staat voor heel veel humus in deze horizont.
  3. E uitspoelingshorizont.
  4. B en of Bh inspoelingshorizont = aanrijkingshorizont = illuviale zone. De h staat in deze horizont ook voor humus maar dan ingespoelde humus uit de E-horizont.
  5. C moedermateriaal.

  6. Inspoelend water bevat koolzuur en organische zuren uit de humuslaag. De zuurgraad = pH is dan laag; we spreken van zuur water.
    In de A-zone worden hierdoor ijzer en aluminium opgelost en meegevoerd. De kleur van de A-horizont wordt hierdoor bleekgrijs, waardoor we wel over loodzand spreken.
    In de B-horizont is de pH weer gestegen en slaan humus, ijzer en eventuele kleideeltjes neer. De B-horizont is hierdoor meestal donkerbruin, tot koffiebruin toe.
    Naar beneden toe gaat de B-horizont geleidelijk over in de C-horizont met moedermateriaal.

    Op nevenstaand voorbeeld zijn veel varianten mogelijk, afhankelijk van de volgende bodemvormende factoren:

    1. klimaat: neerslag, verdamping
    2. biosfeer: humus, soort begroeiing, wormen, schimmels, bacteriën
    3. moedermateriaal: textuur = granulaire- = granulometrische samenstelling = korrelgrootteverdeling; structuur = aanzien, aard en soort van het gesteente (b.v. kalk, klei) en permeabiliteit = waterdoorlatendheid
    4. reliëf: helling, afspoelend water, grondwaterspiegel
    5. tijd: bodemvorming vraagt tijd en omgekeerd zegt de fase van bodemvorming iets over de factor tijd
    6. antbropogene = door de mens veroorzaakte invloeden, zoals ploegen, bemesten, beplanten, kaalslag, grondverplaatsing, bevloeiing, wijziging van de grondwaterspiegel


    Bovenstaand voorbeeld is maar één enkele besproken podzolbodem. Er zijn veel soorten podzols, maar daarnaast ook nog podzolachtige = podsolic bodems en meer andere typen gekleurde bodems.
    Verder zal het duidelijk zijn, dat delen van bodems kunnen worden opgeruimd, vaak tot op de hardere B2-horizonten. Dan is er sprake van getrunkeerde bodems. Op deze en op andere wijze kunnen er aan de oppervlakte kalkkorsten onstaan. Deze lagen ontstaan wanneer bodemdeeltjes aan elkaar kleven door kalk- of magnesiumhoudende stoffen.

    Hier nog een paar begrippen, waarvan men de naam kan tegenkomen in publicaties.

    1. zonale bodems = bodems, gebonden aan klimaatzones
    2. intrazonale bodems = bodems, gevormd onder factoren, die de klimaatfactoren overheersen
    3. rendzina's = bodems op afwijkend gesteente, zoals b.v. kalk, die hun karakter bepalen
    4. gleybodems = bodems met kenmerken van stagnerend grondwater. Door het afwisselend stijgen en dalen van het grondwater met beurtelings reducerend en oxyderend milieu. Hierdoor ontstaat er een vlekkerige ijzerneerslag in een grijze omgeving
    5. latosols = laterietische bodems. Rode, sterk uitgespoelde bodem in de tropen. De rode kleur ontstaat door ophoping van ijzer en aluminium in de bodem. Ze zijn veelal dik en rood van kleur, met kaoliniet, hematiet en vaak gibbsiet
    6. tsjernozem of 'zwarte aarde', gevormd in steppen met lang gras en veel humus
    7. chestnutbodems = bruine bodems van drogere steppen.


    Bodems zijn voor landbouwkundigen heel belangrijk.
    Ook archeologen hechten er veel waarde aan, vanwege de mogelijkheid van relatieve ouderdomsbepaling en het vaststellen van erosie en/of afzettingen.
    De geologen moeten vooral bedenken, dat er in de ondergrond ontelbare lagen voorkomen, die ooit aan de oppervlakte hebben gelegen en daar onderworpen zijn geweest aan processen als erosie, uitspoeling, verwering.


Voor meer uitleg, klik op
BODEMCLASSIFICATIE.
BODEMHORIZONT.

Combineer een element links met een element rechts. Indien je niet onmiddellijk bij de gepaste uitdrukking geraakt, plaats dan eerst je antwoord zo dicht mogelijk bij de juiste uitdrukking. Scroll vervolgens. Herhaal desnoods deze handelswijze tot uitdrukking en antwoord links op het scherm te zien zijn. Pas dan sleep je het antwoord naar de juiste uitdrukking. Als al de vragen zijn opgelost klik je op de toets "Controleer". Je kan nu nog je foute antwoorden verbeteren.

Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.
*
De term om al het losse gesteentemateriaal op aarde aan te
duiden noemt men
*
Een laag verweerd, los materiaal dat organische stof bevat
en waarop planten kunnen groeien noemt men
*
Door allerlei processen zoals humusvorming, inspoeling, uitspoeling
*
Humus wordt gevormd door de ontbinding
*
Het bodemvormend proces waarbij deeltjes in de bodem van boven
naar beneden verplaatst worden door neerslagwater noemt men
*
Als uitgespoelde stoffen neerslaan in een andere bodem horizont
spreekt men van
*
Het chemisch proces waarbij een stof (de reductor) elektronen
afgeeft aan een andere stof (de oxidator) waarbij het oxidatiegetal
van de reductor toeneemt noemt men
*
De bodemlagen noemt men
*
De O horizont in een bodem bestaat uit bovengrondse plantendelen
*
De A horizont in een bodem bevat humushoudende organische stoffen
*
De E horizont in een bodem bestaat uit een uitspoelingslaag
verarmd aan
*
De B horizont in een bodem is de inspoelingslaag verrijkt met
*
De C horizont in een bodem bestaat uit moedermateriaal
dat niet verandert
*
Veengrond is een bodemtype waarbij de grond uit veen en
*
De podzol is een bodemtype dat in de schrale dekzandgronden
in Noord-Europa, waar een
*
Het Rusische woord Podzol: "pod" en "zola" betekenen
*
Bodemtype dat gekenmerkt wordt door een inspoelingslaag
waarin lutum is ingespoeld noemt men
*
Gronddeeltjes, die kleiner zijn dan 2 µm noemt men
*
Eerdgronden zijn humusrijke, donkere bodems
*
In de grondsoorten, ongeacht welke, waar nog geen bodemvorming
heeft plaatsgevonden vindt men vaaggronden. Deze bodems zijn
*
De uitspoelingshorizont wordt ook wel de
*
De inspoelingshorizont of de aanrijkingshorizont wordt
ook wel de
*
De zuurtegraad wordt aangeduid door de letters
*
Delen van bodems die opgeruimd zijn, vaak tot op
de hardere B2-horizonten noemt men
*
Een zonale bodem is een bodem
*
Intrazonale bodems zijn bodems gevormd onder factoren
*
Gleybodems zijn bodems met kenmerken
*
Tsjernozem of 'zwarte aarde' zijn gevormd in steppen
*
Bruine bodems van drogere steppen noemt men
*
Acrisol - sterk verweerde , met kleiinspoelingshorizont, lage
pH-waarden en slechte chemische eigenschappen.
Alisol - sterk zure met kleiinspoelingshorizont en
meer dan 50 % Al3+ verzadiging.
Ferralsol - sterk verweerde rode
en geelrode bodems. Het zijn bodems uit de
*
Wat zijn Leptosols
*
Cambisols in gematigde klimaten,
behoren tot de productiefste gronden ter wereld en zijn
zeer geschikt voor agrarisch gebruik
*
De bovengrond is vaak een Ah horizont.
*
Veelvuldig voorkomend onder landbouwgronden is de
Ap horizont,
*
Gley is het internationale bodemkundige begrip
voor roestvlekken in de bodem veroorzaakt door fluctuaties
in de grondwaterspiegel. In België spreekt men
*
Rendzina's zijn bodems op afwijkend gesteente,