Geologische begrippen (deel 12)

DE GEOLOGISCHE GESCHIEDENIS VAN DE AARDE EN VAN BELGIË (van Mioceen tot Plioceen)

Het Cenozoïcum is het laatste era uit de geologische geschiedenis tussen 65 miljoen jaar geleden (Ma) en nu. Het wordt onderverdeeld in de Systemen/Perioden en Series/Tijdvakken:

  1. Quartair: (2,5 Ma - heden)
  2. Neogeen: (23 - 2,5 Ma)
  3. Paleogeen: (65 - 23 Ma)

De era voorafgaand aan het Cenozoïcum heet het Mesozoïcum.

MIOCEEN (23 - 5 miljoen jaar)
Voortgaande regressie. Dus erosie en een hiaat in de afzettingen.
Fauna: zoogdieren evolueren verder. In het Mioceen valt misschien de splitsing van Pongidae, de voorvaders van huidige apen en de Hominidae, die behoren tot de voorvaders van de mens.
In Nederland werd in het Mioceen de Breda Formatie gevormd, die bestaat uit mariene klei die naar de top toe steeds meer wordt afgewisseld met deltaïsche zanden. Verder naar het zuiden, in het noordwesten van België, werd in het vroege Mioceen de Berchem Formatie afgezet, die bestaat uit in ondiep zeewater gevormde kleien en glauconiet houdende zanden. Tegelijktijdig werd verder naar het zuidoosten de Bolderberg Formatie gevormd, een afwisseling van ondiep mariene zanden en kleien en continentale zanden en bruinkoollaagjes. In het late Mioceen werd over deze formaties de Diest Formatie afgezet, die bestaat uit in een erg ondiepe zee gevormde zand- en grindlagen.


PLIOCEEN (5 - 2,5 miljoen jaar)
Flora: Misschien al in het Mioceen, maar zeker in het Plioceen valt de sterke verbreiding van grassen over de aarde.
Fauna: In het Plioceen vallen de vondsten van Australopithecus afarensis, die passen in de stamboom van de mens.

Lucy, (3.5 milioen jaar) (Lucy was een volwassen vrouw die ongeveer 3,2 miljoen jaar geleden leefde in wat tegenwoordig Ethiopië wordt genoemd. Van haar geraamte bestaan tegenwoordig nog vrij veel botten, waaronder haar ribben, onderkaak en een deel van het bekken. Lucy had het bekken van een rechtoplopend dier, en was daarmee in 1974 de oudst bekende fossiele hominide die rechtop kon lopen.)



Africanus, (3 - 2.5 miljoen jaar) (of zuidelijke mensaap, was een naam die door Raymond Dart gegeven werd aan een klein schedeltje dat hij had gevonden in een grote bak met fossielen uit de leisteengroeve van Taung. Het wezentje leefde 2,5 miljoen jaar geleden en liep op twee benen. Het schedeltje werd eerst werd afgedaan als een voorouder van de mensapen, maar na de vondst van een volwassen exemplaar van dezelfde soort, zagen de wetenschappers pas hoeveel dit diertje meer op ons leek dan op de mensapen. Niet alleen liepen de Australopitheken rechtop, ook hun gebit begon meer op dat van de mens te lijken. Ongeveer 50 jaar na de vondst van het Taung kind, zoals het schedeltje genoemd werd, vond Donald Johanson in Hadar een voor 45% compleet skelet. Hij noemde dit wezen, dat zo'n 500.000 jaar ouder was dan het Taung kind, Australopithecus afarensis.)

Aan het begin van het Plioceen komt het Rijns Massief verder omhoog, een proces dat steeds sneller verloopt. De Roerdalslenk zakt in de loop van het Plioceen. Tijdens het Plioceen verplaatst de kustlijn zich verder naar het noordwesten, waardoor het zuidoosten en noordoosten van ons land vrijwel steeds buiten bereik van de zee blijven. Aan het eind van het Plioceen loopt de zuidkust van het Noordzee Bekken van Oost-Engeland, via Zeeuws-Vlaanderen door Noord-België naar Midden-Brabant.
In de niet-mariene delen van met name de Rijn-Maas-delta wordt tijdens het Vroeg-Plioceen klei afgezet. Tussen de vertakte rivierlopen liggen daar uitgestrekte watervlakten en moerassen. Onderzoek aan fossiele stuifmeelkorrels leert, dat de vegetatie zich ten opzichte van het koelere Laat-Mioceen herstelde. Aan het einde van het Reuverien neemt de gemiddelde jaartemperatuur zodanig af, dat uiteindelijk alle karakteristieke floratypen verdwijnen. In de kleiige moerassen van de kust- en riviervlakten vormen de iep en de els steeds belangrijker elementen in de vegetatie. Uit een dergelijk vegetatiebeeld valt een gemiddelde jaartemperatuur van ongeveer 13 tot 14 °C af te leiden. In de slotfase van het Reuverien bepalen dennen en heidesoorten het vegetatiebeeld en loopt het aandeel warmteminnende bomen in de vegetatie sterk terug.


Extra uitleg over de
geologie van Nederland en Vlaanderen. Klik hier.
geologie van Nederland. Klik hier.
geologie van de Ardennen en de Eifel. Klik hier.
geologische periodes. Klik hier.

ALLE WOORDEN HEBBEN BETREKKING OP HET PLIOCEEN EN HET MIOCEEN.

Klik op een nummer in het raster om de aanwijzing of aanwijzingen voor dat nummer te zien. Als je vastzit, kun je op "Hint" klikken om een letter te krijgen. Men verliest dan wel punten. Vul het kruiswoordraadsel volledig in en klik vervolgens op de toets "CONTROLEER", om je antwoorden te controleren.

Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.
  1                    2            
3               4            5     6      
                              
7                      8            
                              
                      9          
10      11           12       13              
                      14          
       15                         
16                   17               
      18     19    20                     
                21                
   22                             
23             24                     
               25            26       
  27           28                     
                     29           
30           31          32               
       33            34        35         
36                         37         
           38          39             
 40                  41               
     42                           
                     43           
44           45      46                   
                   47             
   48       49         50                 
                              
            51                    
                              

Horizontaal

3. Klasse van warmbloedige, meestal levendbarende chordadieren die hun jongen voeden met moedermelk. Reeds aanwezig in het Mioceen. Geef de naam (enk).
4. Tussen 8 en 4 miljoen jaar geleden vond de splitsing plaats tussen gorilla's, mensen en chimpansees, de drie geslachten behoren tot een zelfde familie. De naam van die familie?
5. Andere naam voor opperdieren. Ze vormen een orde van zoogdieren, waartoe mensen, apen en halfapen behoren.
7. De naam van een geologische formatie in de ondergrond van het noorden van België. De formatie bestaat uit een afwisseling van ondiep mariene tot continentale zanden en kleien.
8. De naam van een dier of een ander organisme dat zijn prooi actief bejaagt om deze te doden.
9. De naam van een hooggebergte in het noorden van Iran. Het bevindt zich tussen de Kaspische Zee en het Hoogland van Iran. Ontstaan in het Mioceen.
10. De naam van een geslacht van de mensachtigen. Komen voor in de bossen en regenwouden van Afrika. De intelligentie is wellicht ongeveer even hoog als die van de mens.
12. Een uitgestorven mens-achtige uit het geslacht Australopithecus, die bijna een eeuw geleden al werd ontdekt door Raymond Dart (1893-1988). Leefde in het Mioceen.
14. De naam van een tropisch of subtropisch graslandschap met verspreid voorkomende bomengroei.
15. Een geologisch en geomorfologisch proces waarbij gesmolten materiaal uit de ondergrond naar boven komt.
16. De ouderdom in miljoenen jaren. Het is een afkorting van het Latijnse mega-annum.
17. Eén van de drie groepen van amfibieën, naast de salamanders (Caudata) en de wormsalamanders (Gymnophiona). Het is ook de grootste groep van de ongeveer 6400 soorten amfibieën.
18. De naam van een blauw- of geelgroen tot groen mineraal met een perfecte splijting langs kristalvlak en een lichtgroene streepkleur. Behoort tot de mica's.
21. De verkorte naam van een grotendeels continentale tektonische plaat die het Arabisch Schiereiland en het gebied ten noorden ervan tot aan Turkije bevat. Het is één van de kleinere tektonische platen op Aarde.
23. Het deel van een meteoroïde dat op de aarde inslaat na vanuit de ruimte door de atmosfeer te zijn gevallen. Tijdens de tocht door de dampkring wordt het materiaal sterk afgeremd en zeer heet.
24. Ander naam (enk.) voor Gramineae of Poaceae is één van de succesvolste plantenfamilies op aarde. Er bestaan ongeveer 8000 soorten. Leden van deze familie komen op alle werelddelen voor.
26. Andere naam (enk.) voor Serpentes, zijn een groep van aan hagedissen verwante reptielen, die behoren tot de orde schubreptielen (Squamata).
27. De naam van bossen (enk.) komen voor in klimaten met koude winters en genoeg neerslag, of in warmere klimaten wanneer de bodem niet voedzaam genoeg voor loofbos is. Komen zowel voor in landklimaten, zeeklimaten als gebergteklimaten.
28. Andere naam voor vleeseter.
30. Geef de naam van de grootste landmassa op aarde. Het is een supercontinent dat de continenten Europa en Azië omvat.
31. Ander naam voor zee-engte, een smalle doorgang tussen twee zeeën en daarmee tevens de scheiding tussen twee landmassa's.
34. De naam van een land in Zuid-Azië. Met 1.147.995.898 (2008) inwoners is het na China, het land met de meeste inwoners ter wereld.
36. De naam voor de gemiddelde hoogte van de zeespiegel (het vlak van de zee), als alle variaties die het gevolg zijn van de getijden worden weggemiddeld.
37. De meisjesnaam van een uitgestorven mensachtige uit het Plioceen van Oost-Afrika. Het is een van de oudste bekende mensachtigen.
38. Knaagdier behorende tot het geslagt van de rattus. De oudste fossielen van dit geslacht stammen uit het Laat-Plioceen.
41. De naam van natuurlijk grasland in Noord-Amerika.
42. Geef de Nederlandse naam (Engels: foreland). Het is in de geologie het gebied dat langs een gebergte of subductiezone ligt, aan de kant van de subducerende plaat.
44. De naam van de rivier die ontspringt in het Rocky Mountain National Park. Doorstroomt de zuidwestelijke staten Utah, Arizona, Nevada en Californië.
45. Ander naam (enk.) voor robben (Phocidae) vormen een familie van zeezoogdieren. Ze behoren tot de roofdieren (Carnivora).
47. De naam voor onbebouwde vlakte of boomloos landschap. Komen voor in gebieden waar 8 tot 9 maanden per jaar droogte heerst en waar door gebrek aan regen geen bomen groeien.
48. De naam van de zee die bij Istanbul via de zee-engte van de Bosporus, de Zee van Marmara en de Dardanellen met de Egeïsche Zee en Middellandse Zee is verbonden.
51. Een plant die gebruikt kan worden om de geur en smaak van gerechten te verbeteren.

Verticaal

1. Ander woord voor "botsing" van bv. continenten.
2. Een wereldwijd voorkomend ecosysteem onder de zeespiegels. De naamgevende soort komt van grootgroeiende meercellige soorten uit de afdeling van de bruinalgen, ook wel vingerwier genoemd.
4. De naam van een mensensoort die 2,2 tot 1,5 miljoen jaar geleden in Oost Afrika leefde. Deze soort was kleiner dan de tegenwoordige mens en had een geschatte lengte tussen 1,20 m en 1,55 m.
6. Een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 23 tot 5 miljoen jaar geleden (Ma). Volgt op het Oligoceen en wordt gevolgd door het Plioceen.
7. Een geologische formatie in de ondergrond van het noorden van België, met name rondom de stad Antwerpen. De formatie bestaat voornamelijk uit ondiep marien zand.
11. De naam van een walvis. Het is de grootste soort van de onderorde tandwalvissen.
13. De naam van het continent vooral bewoond door Negers en Arabieren.
19. De naam van een roofvogel. Zij vliegen vaak geruisloos door de nacht op zoek naar prooidieren.
20. Het geologisch tijdperk "het weinig nieuwe" is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 33 tot 23 miljoen jaar geleden (Ma). Het komt na het Eoceen en wordt gevolgd door het Mioceen.
22. De naam die men geeft aan een groep zeer grote (zoog)dieren in een bepaald gebied. In het geologische tijdvak Pleistoceen.
25. Gebergte in het noorden van India.
26. Het proces waarbij een oceanische plaat onder een andere continentale of oceanische plaat schuift.
29. Behoren tot de kraakbeenvissen en zijn nauw verwant aan de roggen.
32. Een indeling van de tijd in een niet constant aantal jaren. De middeleeuwen, de bronstijd en een epoch in de geologische geschiedenis.
33. Andere naam voor "zeer groot" behoorde tot de slurfdieren.
35. Een bergketen in Europa, die zich uitstrekt van de Franse Middellandse Zeekust in het zuidwesten tot het Pannonisch Bekken in het oosten.
38. Een onderfamilie van de familie der holhoornigen (Bovidae).
39. De naam van een breukvlakgebergte dat ligt in Zuidwest-Azië.
40. Een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 5 tot 2,5 miljoen jaar geleden (Ma). Het volgt op het Mioceen en wordt gevolgd door het Pleistoceen.
43. De naam van een tektonische vallei ontstaan door twee ruwweg evenwijdige afschuivingsbreuken met een tegenovergestelde hellingsrichting.
46. Een marterachtige uit het geslacht Lutra met zwempoten en een donkere, dichte, bruine vacht.
49. De algemene naam voor een aantal soorten vogels uit de familie van de Anatidae.
50. De naam voor allerlei kleine zoogdieren, in het bijzonder de (Mus domesticus), maar ook vele andere soorten, vooral knaagdieren.