ONDERGROND EN BODEM

De aardkorst is opgebouwd uit gesteenten.

Aardkorst
De buitenste laag van de aarde, de aardkorst, is eigenlijk maar een dun schilletje. Op de continenten (nr.1) is de laag ongeveer 30 tot 80 km dik en in de oceanen (nr.2) slechts 5 tot 10 km. De korst bestaat uit zeven grote en een paar kleinere platen. Deze platte schollen of tektonische platen van gesteente liggen tegen elkaar aan. Hoewel je er niets van merkt bewegen de platen met een snelheid van 2 tot 20 cm per jaar. Als twee platen uit elkaar drijven, komt er magma (vloeibaar gesteente uit de diepere aardlagen) naar boven, dat een nieuwe korst vormt. Als platen tegen elkaar aanschuiven, schuift de ene onder de andere en ontstaat er een trog. Ze kunnen ook langs elkaar schuiven en dan ontstaan er breuken in de aardkorst. Als ze tegen elkaar botsen, vormen zich bergen.


Aardmantel Zie tekening (nrs. 3, 4)
De aardmantel is een laag in de inwendige structuur van de aarde die gelegen is tussen de kern en de korst. De mantel bevindt zich tussen 30 en 2.900 kilometer onder het aardoppervlak en bestaat voornamelijk uit silicaten. Hoewel er temperaturen heersen van 100 tot 3500°C, zorgt de enorme druk ervoor dat het mantelgesteente zijn vaste vorm behoudt.


De aardkern Zie tekening (nrs. 5, 6)
Op een diepte van ongeveer 2900 km is er een abrupte overgang tussen de aardmantel en de aardkern. Het begrip ‘aardkern’ zou je kunnen laten denken dat de kern één geheel is. Dat is echter niet het geval. De aardkern bestaat uit twee delen: de buitenkern (2000 kilometer dik) en de binnenkern (1300 kilometer dik). Het grote verschil is dat de buitenkern vloeibaar is en de binnenkern vast is. We weten echter niet precies uit welke gesteenten de aardkern bestaat. Uit de dichtheid zou men kunnen concluderen dat het om vloeibaar ijzer of nikkel gaat. De kern van de aarde is zo zwaar dat het meer dan 28,4 procent van de totale massa van de aarde bepaalt.


Extra uitleg over de samenstelling van de aarde! Klik hier.

Grind
Grind bestaat uit grove afbraakproducten van gesteenten met een korrelgrootte tussen de 2 en 63 milimeter. Het is een essentiële component voor de productie van betonmortel en betonwaren. Samen met keileem is grind het grofste sediment in de Nederlandse ondergrond. In de natuur komt grind voor in combinatie met zand, silt en klei en grovere componenten, zoals stenen en keien. De kwaliteit van grind, en daarmee de waarde van grind als grondstof, hangt af van de grootte, samenstelling en vorm van de grindcomponenten.


Extra uitleg over het los gesteente grind! Klik hier.

Zand
Is korrelig afbraakmateriaal van gesteenten. We gebruiken het voor zeer veel doeleinden, bijvoorbeeld in beton- en metselmortels, in asfalt, als ophoogmateriaal voor bouwterreinen of wegfunderingen en in bouwstenen. Het Nederlandse zand bestaat meestal uit een mengsel van silt, klei en grind. Zand kan ook schelpen bevatten en organische resten, bijvoorbeeld van bladeren, riet en hout. Zand vormt de grondstof voor een groot aantal producten. De kwaliteit van die producten hangt af van de mineralogische samenstelling, grootte en vorm van de zandkorrels. Andere kwaliteitbepalende factoren zijn de aard en hoeveelheid van de bijmengsels. Die zijn op hun beurt weer bepaald door de wijze waarop het zand ooit is afgezet en alles wat het daarna heeft meegemaakt. Rivieren zetten meestal scherp, hoekig zand af, terwijl we op stranden veelal zacht, afgerond zand aantreffen.


Extra uitleg over het los gesteente zand! Klik hier.

Klei
Bestaat voor een groot deel uit lutum. Dit is zeer rijk aan plaatvormige kleimaterialen. De grofkeramische industrie gebruikt klei voor de productie van bakstenen en dakpannen, terwijl de fijnkeramische industrie er aardewerk van maakt. Verder vindt klei een toepassing in het ophogen en het onderhouden van dijken.


Extra uitleg over het los gesteente klei! Klik hier.

Leem
Leem is een mengsel van klei, silt en zand, met relatief veel deeltjes met een grootte van 0,002 mm tot 0,063 mm.


Extra uitleg over het los gesteente leem! Klik hier.

Zavel
Grondsoort, meestal bestaande uit klei en 60-80% zand, zware zavel heeft een groter percentage klei dan lichte zavel.


Extra uitleg over het los gesteente zavel! Klik hier.

Mergel
Bovenste korrelige laag van de kalk die afgezet is in het Limburgse heuvelland tijdens het Krijt toen dit deel van Nederland en België onder de zeespiegel lag. Bestaande uit een mengsel van klei en van resten van organisme met een kalkschaal dan wel een kalkskelet. In Zuid-Limburg veelvuldig afgegraven t.b.v. de cementindustrie.


Extra uitleg over het los gesteente mergel! Klik hier.

Lijst van gesteenten. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"

GESTEENTEN

LOSSE GESTEENTEN EN VASTE GESTEENTEN

De aardkorst is samengesteld uit gesteenten. Die aardkorst is in feite een dun vlies, 5 km (onder de oceaan) tot 70 km dik, dat de aardbol omhult. Daaronder zit het vuurhete materiaal van de mantel. De kern van de aarde, waar een buitengewone druk heerst, bestaat overwegend uit zwaar materiaal, o.a. ijzer. De man die de gesteenten bestudeert is een geoloog. Hij rekent tot de gesteenten ook het losse materiaal, zoals klei en zand. Er zijn dus twee groepen van gesteenten: de losse gesteenten en de vaste gesteenten.

LOSSE GESTEENTEN BESTAAN UIT KORRELS

ZAND is een los gesteente dat in droge toestand door je vingers glijdt, want de korrels hangen niet samen. Deze korrels zijn tastbaar tussen de vingertoppen. Onder een vergrootglas zie je ze als kleine glinsterende deeltjes. Er bestaat fijn en grof zand. Als de korrels groter zijn dan 2mm spreekt men van grind. Zuiver zand is wit maar door de onzuiverheden is het meestal gelig soms roestkleurig of groen. Zand laat het water goed door, men zegt dat het doorlatend voor water is.

KLEI voelt fluweelzacht aan. Natte klei kun je kneden, maar gedroogde klei is verhard en vertoont barsten. Klei bestaat ook uit korrels, maar ze zijn zeer klein. Klei is grijsblauw tot bruin. Droge klei slorpt weinig water op maar natte klei is bijna ondoorlatend voor water. In de polders zijn er dan ook veel afwateringskanalen, omdat de polders bestaan uit kleibodems. In verlaten kleiputten staat er steeds water, omdat de bodem ondoorlatend is voor water. Het verschil in doorlatendheid tussen zand en klei is een gevolg van het verschil in korrelgrootte. Tussen de grotere korrels liggen grotere openingen waarlangs het water gemakkelijk kan doordringen. Bij klei daarentegen is er tussen de zeer kleine korrels heel weinig ruimte en kan het water moeilijk weg.

LEEM vertoont meestal een bleekbruine kleur. Het bestaat uit korrels, kleiner dan die van zand, maar groter dan die van klei. Dank zij de zuurproef kun je nagaan dat leem dikwijls een weinig kalk bevat: giet er enkele druppels zuur op en je ziet het opbruisen. Natte leem is vettig en is tamelijk doorlatend. Een mengsel van fijn zand en leem noemt men zavel.

MERGEL is een mengsel van klei en kalk en heeft een vale kleur. De meeste losse gesteenten zijn gemengd. Zo spreekt men van lemig zand, zandleem, lichte klei (bevat zand) enz...