AARDRIJKSKUNDIGE BEGRIPPEN 12

Vul alle gaten in en druk vervolgens op de toets "CONTROLEER" om je antwoorden te controleren. Indien aanwezig, gebruik de "Hint"-knop voor het bekomen van een extra letter, of de knop "[?]" voor een aanwijzing te krijgen. Let op: je verliest punten als je om hints of aanwijzingen vraagt!

AARDRIJKSKUNDIGE BEGRIPPEN

LEES AANDACHTIG DE TEKSTEN LINKS OP HET SCHEM EN VUL DAN DE ONTBREKENDE WOORDEN RECHTS OP HET SCHERM IN.


Rabat (bosbouw)
Rabatten zijn langwerpige ophogingen die gelegen zijn tussen greppels. De grond die uit de greppels afkomstig is wordt gebruikt om het rabat mee op te hogen.De methode wordt in de bosbouw toegepast om droge stroken te verkrijgen waarop dan de bomen geplant worden. De greppels dienen ter ontwatering. Rabatten zijn maar enkele meters breed doch kunnen tientallen meters lang zijn, er liggen dan ook meestal vele greppels naast elkaar in een op rabatten aangelegd bos. Bij vorst konden jonge boompjes met wortels uit de grond geduwd worden bij vochtig weer. Eens het bos aangepakt had werden de rabatten niet meer onderhouden bij drogere gronden. Deze vervagen en verdwenen uiteindelijk door erosie en opvulling door bladval. Het is niet precies bekend wanneer bosbouw op rabatten voor het eerst is toegepast, maar in 1799 werd de methode reeds vermeld.
Bosbouw op rabatten is niet aan een bepaalde boomsoort gebonden maar is geschikt voor uiteenlopende bomen zoals naaldbomen, eikenhakhout of populieren. Rabatten worden soms als boomgaard of griend gebruikt. Rabatten werden aangelegd op zeer natte, moerasachtige bodems maar ook op wat drogere grond. Tijdens de economische crisis in de jaren 30 van de 20e eeuw werden wel werklozen ingezet om de rabatten aan te leggen in het kader van ontginningsprojecten. Vele productiebossen die ooit op rabatten zijn aangelegd krijgen in de 21e eeuw een meer natuurlijk beheer, waarbij de rabatten langzaam verdwijnen. Wanneer de bomen uitgegroeid zijn, zijn de rabatten overbodig geworden.

Rak
Een rak is een nagenoeg recht stuk van een vaarwater. Het woord is verwant aan het werkwoorden rekken en rukken. Zo is het Damrak het rechte stuk van de Amstel voorbij de Dam. Soms heeft zo'n recht gedeelte van een rivier een eigen, afwijkende naam. Zo is het Langerak een gedeelte van het Reitdiep. Ook het Skagerrak heeft als de zeestraat tussen Noorwegen en Denemarken een zelfde betekenis omdat men vanaf de Noordzee in een ruk zonder laveren naar Skagen kon doorzeilen. Een variant is raken, zoals bij het Kromme Raken. De naam is soms overgegaan naar het naastliggende gebied. Zo heet een streek in de gemeente Het Hogeland bijvoorbeeld De Raken. Het gebied is omsloten door een verzande meander van het Reitdiep.

Ravelijn
Een ravelijn is een buitenwerk van een vesting. Het is een vijfhoekig of redanvormig versterkt eiland dat zich omgeven door een extra ravelijnsgracht in de vestinggracht bevindt. In sommige gevallen is het als een schiereiland aan de vesting vastgebouwd. Het vooruitgeschoven verdedigingswerk bevindt zich halverwege de bastions, vaak voor een toegangspoort van de vesting. Soms ook voor het gordijn (courtine), de muur tussen twee bastions.

Ringvaart (polder)
Een ringvaart is een kanaal rond een polder. Een vaart wordt aangelegd bij de droogmaking van een polder en heeft blijvend de functie om het teveel aan water dat uit de polder weggepompt wordt op te vangen en af te voeren. De vaart is daartoe verbonden met een afvoerkanaal. Het peil in de ringvaart is hoger dan dat in de polder. Ringvaarten zijn vaak aangelegd rond een meer dat werd drooggelegd, een voorbeeld is de ringvaart van de Haarlemmermeer.

Rivier
Een rivier is een natuurlijke waterloop en fungeert als het zichtbare afvoersysteem van het overtollige water in een bepaald gebied. Elke rivier ligt in een stroomgebied. Dat is het totale omringende gebied waarbinnen al het overtollige water via die ene rivier wordt afgevoerd.

Soorten
In Nederland maakt men het onderscheid tussen oceanische rivieren die in een zee of oceaan uitmonden, en continentale rivieren die in een meer, een moeras of woestijn eindigen. In Franstalig België maakt men naar Frans voorbeeld soms het onderscheid tussen stroom (fleuve), een waterloop die in een zee of oceaan uitmondt, en een rivier (rivière) die in een stroom of meer uitmondt. In Vlaanderen wordt dit onderscheid in de spreektaal niet gemaakt. De Nijl en de Amazone zijn volgens deze definitie stromen; het is echter gebruikelijk om ook deze stromen als rivier aan te duiden. Een beek is de aanduiding voor een kleine rivier. Een rivier die in een andere rivier uitmondt wordt zijrivier genoemd (zijrivier van eerste orde); een rivier die in een zijrivier uitmondt wordt bijrivier genoemd (zijrivier van tweede of hogere orde). Het stroomgebied van een rivier beslaat het oppervlak dat in deze rivier of haar zijrivieren afwatert. De scheidingslijn tussen twee stroomgebieden wordt waterscheiding genoemd. De bepaling van de linker- en de rechteroever van een rivier gebeurt ziende vanaf de bron, dus in de stroomrichting van de rivier. Naar de vorm van een rivier maakt men onderscheid in meanderende en vlechtende rivierbeddingen. Een meanderende rivier bestaat uit één stroomgeul die kronkelt (meandert), waarbij de bochten kunnen uitbouwen en zichzelf afsnijden. De bedding van een vlechtende rivier, ook wel genoemd verwilderde rivier, kent verschillende stroomgeulen die door elkaar heen vlechten en regelmatig verschuiven. Soms heeft één rivier meerdere, min of meer parallel lopende geulen. Dit doet zich voor in rivierdelta's en in vlakke riviervalleien. In laaggelegen, vlakke rivierdalen (zoals Nederland) zijn rivieren van nature meanderend, vooral als ook de afvoer van de rivier redelijk constant is, bijvoorbeeld omdat zij een groot stroomgebied heeft (Rijn, Amazone, Mississippi). Rivieren waarvan de afvoer over het jaar sterk wisselt zijn vaak van het vlechtende type. In de laatste ijstijd was de Rijn in Nederland een vlechtende rivier. Naar de ligging, van de bron tot de monding, maakt men onderscheid in bovenrivier, middenrivier en benedenrivier, gekenmerkt door afnemend verhang, afnemende snelheid en verschil in eroderend vermogen en sedimentatie. Materiaaltransport en depositie geschieden, onder invloed van afnemende stroomsterkte, in een aflopende reeks van blokken, grof grind, fijn grind, grof zand, fijn zand, silt, zavel, lichte klei en zware klei.

Aftakking
Een aftakking is een rivier die zich aftakt van een andere rivier (de hoofdstroom). Wanneer een aftakking via een aparte monding uitmondt in zee en een eigen stroomgebied heeft, wordt gesproken van een bifurcatie. Aftakkingen kunnen echter ook verderop weer samenstromen en worden dan (althans in de benedenloop) ook wel rivierarmen genoemd en de stukken land ertussen riviereilanden. Aftakkingen vormen vaak onderdeel van riviersystemen of vlechtende rivieren (bovenstrooms), maar met name van rivierdelta's (benedenstrooms). Een aftakking die weer in een andere rivier stroomt vormt daarvan een zijrivier. Een aftakking kan ook ontstaan wanneer een rivier in een meer stroomt en er als twee rivieren weer uitstroomt. Bij een dergelijk bifurcatiemeer is de waterscheiding niet precies te bepalen.

Zelling
Een zelling is een ondiep stuk grond langs een rivier. Vroeger werd een zelling gebruikt om rivierklei te winnen voor de steenfabriek. Ook werd er elders afgegraven klei tijdelijk opgeslagen, in afwachting van latere bewerking. Veel watervogels gebruiken de zellingen om daar te foerageren. Vooral in rivieren waar door de getijdenbeweging de waterstand voortdurend wisselt, zijn de regelmatig overstroomde en dan weer droogvallende zellingen een ideale plek om voedsel te vinden. Nu zellingen niet meer nodig zijn voor de steenfabrieken, worden ze op sommige plaatsen geschikt gemaakt voor de bouw van woningen of bedrijfsruimten. Als bij het ophogen van een zelling verkeerd materiaal wordt gebruikt, kan dat ernstige gevolgen hebben. In Gouderak moest een wijk met bijna honderd woningen, de Zellingwijk, worden gesaneerd omdat daar destijds chemisch afval was gestort. Alle woningen moesten worden afgebroken. Vanaf 2010 worden er nieuwe woningen gebouwd.

Schans (verdedigingswerk)
Een schans of verschansing is een oud verdedigingswerk, meestal gemaakt van afgegraven aarde. Schansen kunnen gebouwd zijn als kleine vestingwerken door en voor militairen of door de lokale bevolking voor hun bescherming zoals de boerenschansen in de 16de en 17de eeuw. In middeleeuwse teksten en toponiemen wordt de term ook wel gebruikt om een kasteel aan te duiden. Voor meer uitleg. Klik hier.

Scheepslift
Scheepslift Falkirk-wiel
Een scheepslift is een mechanische constructie die een bak water waar een schip in geplaatst kan worden, verticaal kan verplaatsen. Het schip kan zo naar een hoger of lager niveau in een kanaal getild worden. Scheepsliften kunnen in één keer een veel groter verval aan dan schutsluizen, waardoor er met scheepsliften behoorlijk wat tijdwinst gemaakt kan worden. In tegenstelling tot een schepenlift en een scheepskameel verplaatst een scheepslift niet alleen het schip maar ook de bak met water waarin het schip ligt. Voor meer uitleg. Klik hier.
   bifurcatie      droogmakerij      getijde      greppels      griend      kanaal      meanderende      papierfabricage      polder      productiebos      redan      rivierklei      schans      schepenlift      schutsluis      Skagerrak      sloot      vaarwater      verticaal      verval      vesting      vlechtende      waterloop      zeestraat      zwaartekracht   
Een rivier is een natuurlijke waterloop en fungeert als het zichtbare afvoersysteem van het overtollige water in een bepaald gebied. Elke rivier ligt in een stroomgebied. Dat is het totale omringende gebied waarbinnen al het overtollige water via die ene rivier wordt afgevoerd. Naar de vorm van een rivier maakt men onderscheid in en rivierbeddingen.
Een rak is een nagenoeg recht stuk van een . Het heeft als de zeestraat tussen Noorwegen en Denemarken een zelfde betekenis omdat men vanaf de Noordzee in een ruk zonder laveren naar Skagen kon doorzeilen.
Een zelling is een ondiep stuk grond langs een rivier. Vroeger werd een zelling gebruikt om te winnen voor de steenfabriek.
Rabatten zijn langwerpige ophogingen die gelegen zijn tussen . De grond die uit de greppels afkomstig is wordt gebruikt om het rabat mee op te hogen. Rabatten worden soms als boomgaard of gebruikt.
Wanneer een aftakking via een aparte monding uitmondt in zee en een eigen stroomgebied heeft, wordt gesproken van een .
Het tussen twee punten van een watergang is het absolute hoogteverschil tussen deze punten.
Een militaire is een aarden verdedigingswerk aangewend voor militaire doeleinden.
Een ringvaart is een rond een polder. Een vaart wordt aangelegd bij de droogmaking van een en heeft blijvend de functie om het teveel aan water dat uit de polder weggepompt wordt op te vangen en af te voeren. De vaart is daartoe verbonden met een afvoerkanaal. Het peil in de ringvaart is hoger dan dat in de polder.
Een ravelijn is een buitenwerk van een . Het is een vijfhoekig of vormig versterkt eiland dat zich omgeven door een extra ravelijnsgracht in de vestinggracht bevindt.
Een scheepslift is een mechanische constructie die een bak water waar een schip in geplaatst kan worden, kan verplaatsen.
Een greppel is een lange en ondiepe gegraven geul in akkers en weilanden. Greppels worden gebruikt om overtollig water naar een af te voeren waardoor de grond minder drassig wordt. Planten, die anders verrotten en schimmelen, kunnen dan beter groeien. Ze zijn vooral nuttig in kleigrond omdat klei water moeizaam doorlaat. Greppels liggen vaak droog.
Een wordt in de bosbouw een bos bedoeld dat beheerd wordt met een productiedoelstelling; de bomen groeien totdat ze bijvoorbeeld geschikt zijn voor de of de meubelindustrie.
Zee-engte is een smalle doorgang tussen twee zeeën en daarmee tevens de scheiding tussen twee landmassa's. Ander woord is .
Een meander is een lus in de loop van een natuurlijke (beek, rivier of zeestroming).
Een is een bemalen gebied (polder) dat van oorsprong een meer, een ander groot open water of drasland was.
Een (ook wel: vallaat, verlaat of sas) is de bekendste uitvoering van een sluis.
Een , niet te verwarren met een scheepslift (soort sluis), is een moderne manier om schepen droog te zetten en weer te water te laten. Als zodanig is een schepenlift een alternatief voor een droogdok.
Het , tij of getij is de periodieke wisseling van de waterstand, en de daarmee samenhangende getijstroom, die op Aarde optreedt als gevolg van de van de Maan en, in mindere mate, die van de Zon.