AARDRIJKSKUNDIGE BEGRIPPEN 1

Afwatering



Afwatering is het afvoeren van een overschot aan water en als zodanig een onderdeel van de waterkringloop. Dit wordt ook het uitslaan van het water genoemd. In het grootste deel van de wereld is de afwatering natuurlijk of wordt die met waterbouwkundige kunstwerken zoals dijken en waterkeringen in toom gehouden. Het water vloeit weg in het grondwater, of stroomt naar rivieren, meren en de zee. In dichtbevolkte en laaggelegen gebieden, zoals de kustvlakte van West-Vlaanderen, het grootste deel van Nederland en een deel van Noord-Duitsland is dit niet voldoende voor de eisen die de mens sinds de vroegmoderne tijd stelt aan zijn omgeving. In dergelijke gebieden wordt de waterhuishouding actief gereguleerd, onder andere met spuisluizen en pompgemalen of watermolens. In Nederland is een fijnmazig stelsel van sloten aangelegd, waar ontwaterde percelen hun water in lozen. Via kanalen en boezems stroomt het water naar het lozingspunt van het gebied.

Er zijn twee soorten afwatering:
  1. Er is sprake van natuurlijke afwatering als het water op een natuurlijke wijze via het lozingspunt het gebied verlaat. Hierbij kan het gebied óf te allen tijde, óf alleen bij eb afwateren.
  2. Er is sprake van kunstmatige afwatering als het water met hulpmiddelen, zoals een pompgemaal of watermolen, afwatert uit het gebied, bijna altijd een polder. In geval van kunstmatige afwatering zegt men dat een gemaal of molen uitslaat op het betreffende oppervlaktewater. In ruimere zin wordt dit ook van waterschappen gezegd.


Zie ook:
Neerslagafvoermodel. Klik hier.
Waterscheiding. Klik hier.
Tripelpunt (waterscheiding). Klik hier.
IJsscheiding. Klik hier.
Europese waterscheiding. Klik hier.
Continental Divide. Klik hier.

Klik op een nummer in het raster om de aanwijzing of aanwijzingen voor dat nummer te zien. Als je vastzit, kun je op "Hint" klikken om een letter te krijgen. Men verliest dan wel punten. Vul het kruiswoordraadsel volledig in en klik vervolgens op de toets "CONTROLEER", om je antwoorden te controleren.

Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.
 1       2                            
3                                  
                                
   4               5                  
  6                  7         8         
              9                    
10                      11              
                                
12    13      14                 15             
    16                              
                17     18              19   
   20           21                      
                         22         
23                  24                  
                                
  25               26                   
                                
    27   28      29                   30        
                                
   31    32             33     34          35       
                                
       36                           
37                                  
          38                        
   39                               
             40                     
  41                                
          42                        
                                
       43                           
                                
     44    45                           
                                
      46                            
                                
                                
     47                             
                                
   48                               

Horizontaal

3. Een voorstelling van het deel van de waterkringloop dat de oppervlakte-afvoer van een hydrologisch opvanggebied betreft. Het model wordt meestal gebruikt om de oppervlakteafvoer of -afstroming te begrijpen en om voorspellingen te kunnen doen over de afvoer om het waterbeheer te regelen of om waterbouwkundige maatregelen te ontwerpen voor het beheersen van overstromingen.
4. Andere naam voor interfluvium, is de grens tussen twee stroomgebieden.
7. Een gebied van laagliggend (0 tot 5 meter hoog) vlak land dat grenst aan een kustgebied.
9. In de natuurkunde, de gasvormige toestand van een stof bij een temperatuur lager dan de kritische temperatuur.
10. Een gebied dat is aangewezen om bij een hoge waterstand van een rivier, te overstromen.
11. Het afvoeren van een overschot aan water en als zodanig een onderdeel van de waterkringloop. Dit wordt ook het uitslaan van het water genoemd.
13. Een fase van het getij waarbij het zeewater daalt of afgaat.
14. Een biogeochemische kringloop en beschrijft alle processen waarbij water door het systeem Aarde circuleert. Hierbij verdampt oppervlaktewater, zoals zeewater. In de atmosfeer vormt deze damp wolken waaruit neerslag valt. Deze komt terug op aarde in waterwegen, of zakt weg als grondwater. Een groot deel verzamelt zich weer als oppervlaktewater.
15. Een brug voor vliegtuigen, te vergelijken met een viaduct voor auto's.
16. Een met één of twee sluisdeuren afgesloten gegraven haven of complex van havens, waar schepen kunnen worden geladen of gelost onafhankelijk van het getij.
18. De infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt.
20. Een proces waarbij op verschillende plaatsen grondwater wordt opgepompt en via een leiding wordt afgevoerd, om plaatselijk en tijdelijk de grondwaterspiegel te verlagen.
22. Een civiel kunstwerk waarover in het wild levende dieren een obstakel, zoals een verkeersweg, kunnen kruisen.
23. Een object dat als functie het tegenhouden van (oppervlakte)water heeft.
24. Al het water dat zich in de ondergrond, in bodems en gesteenten bevindt.
25. Een gemaal respectievelijk windmolen die het uitmalen van het water uit de boezem verzorgt.
26. Een punt in een landschap waar drie stroomgebieden samen komen.
27. Een bouwwerk of constructie als vaste of beweegbare verbinding voor het verkeer over een hindernis zonder de doorgang onder de verbinding te belemmeren.
29. Een windmolen die water van een lager niveau naar een hoger niveau verplaatst. Bv. in polders.
30. Een variant van de schroef van Archimedes en schroeft het water van laag naar hoog.
32. In de natuurkunde de faseovergang van vloeistofmoleculen aan een oppervlak naar de gasfase.
33. Een relatief laaggelegen, door de mens permanent drooggelegd stuk land dat door een of meer waterkeringen wordt omgeven en waarvan de waterstand kunstmatig wordt geregeld.
35. Een deels omsloten stuk water, dat gebruikt kan worden als ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen, vooral schepen.
36. Een pomp voor het verpompen van vloeistoffen. Bestaat uit een buis waarin een schroef draait die eruitziet als een scheepsschroef.
37. Een civieltechnisch kunstwerk. Het is een kokervormige constructie, gelegen in een weg of toegangsdam, die is bedoeld om wateren met elkaar te verbinden.
39. Het proces van volumevermindering van grond door verdroging of onttrekken van grondwater.
40. De Groningse benaming voor kleine spuisluis (met sluisdeuren) dan wel een klepduiker, soms ook een stuw in de vorm van een houten schot die moest voorkomen dat te veel water wegstroomde.
41. Een verzameling waterdeeltjes die uit een wolk of een groep van wolken valt en het aardoppervlak bereikt.
43. Een wateropvoerwerktuig, in tegenstelling tot een waterrad, dat gebruikt wordt als aandrijving of voor het opwekken van energie.
44. Het afvoeren van water uit de bodem, met als doel het verlagen van het grondwaterpeil.
46. Een kunstmatig aangelegde onderdoorgang om tussen twee punten transport, passage of communicatie mogelijk te maken.
47. Een waterbouwkundig kunstwerk dat als doel heeft de waterspiegel in een loop, beek of rivier te beïnvloeden.
48. Een gegraven watergang die dient om overtollig water af te voeren om wateroverlast te voorkomen, en is breder dan een greppel en smaller dan een gracht.

Verticaal

1. Een door land omringde watervlakte, meestal met zoetwater.
2. Is, naast wegenbouwkunde, onderdeel van de civiele techniek. Deze toegepaste wetenschap richt zich op het ontwerp en beheer van water.
5. Een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen. Het brengt of houdt water in een peilgebied op een bepaald peil.
6. Oppervlaktewater dat er toe dient om polderwater op te vangen en af te voeren.
8. Is in de waterbouwkunde een duiker met daarin een klep die onder druk uit de gewenste richting open gaat staan, maar onder druk uit tegengestelde richting dichtblijft.
12. Is, in bouwkundige zin, een door mensenhanden gemaakt, meestal niet voor bewoning bestemd bouwwerk.
17. Een pomp waarbij de te transporteren vloeistof of het te transporteren gas door middel van een zuiger wordt verplaatst.
19. Een molen die het stromen of vallen van water, bijvoorbeeld in een beek of een rivier, door middel van een waterrad omzet in rotatie-energie, die nuttig kan worden gebruikt voor het malen van graan of het persen van olie.
21. Een waterstaatkundig kunstwerk, dat in de waterkering is gelegen en dat bedoeld is om (vers) water in de polder te laten.
28. Een natuurlijke waterloop en fungeert als het zichtbare afvoersysteem van het overtollige water in een bepaald gebied.
31. Een zichtbare verzameling – al dan niet onderkoeldewaterdruppeltjes of ijskristalletjes in de atmosfeer op enige hoogte boven het aardoppervlak.
34. Een dwars door een water gelegen afsluiting, bedoeld om vissen te vangen, water te keren of te beheersen ten behoeve van bijvoorbeeld inpoldering, energieopwekking voor met name de mijnindustrie, of wegenaanleg.
36. Een sluis bedoeld om binnenwater te spuien en buitenwater te keren.
37. Een door mensen aangelegde waterkering die het achterliggende land beschermt tegen schade als gevolg van hoogwater en overstromingen.
38. Een grote hoeveelheid water, die in verbinding staat met een andere zee of met een oceaan.
40. Een waterloop die, geheel of in grote mate, tot stand is gebracht door het ingrijpen van de mens.
42. Het zoute water dat in zeeën en oceanen voorkomt.
45. Een soort viaduct (brug) voor een waterloop (spreng, rivier, kanaal) of waterleiding, waarbij andere verkeersstromen onder het water door worden geleid.