Geschiedenis.
De oudst bekende classificatie is van
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] (384-322 v.Chr). Hij gebruikte de uiterlijke kenmerken van organismen als maatstaf, van eenvoudige tot complexe organismen. Dit systeem bleef globaal gangbaar tot in de 18e eeuw. Vanaf de 12e eeuw groeide de belangstelling voor de
botanie ten behoeve van de
geneeskunde . De
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] bracht een verdere opbloei van de
biologie .
De Zweed
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder (1707-1778) publiceerde in 1758 een indelingssysteem, dat geldt als basis voor de moderne botanische en zoölogische
nomenclatuur .
Zijn
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder nomenclatuur (stelsel van tweedelige namen), was van blijvende waarde. Dit stelsel is nog steeds gangbaar.
De eerste naam begint met een hoofdletter en geeft aan tot welk
geslacht (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ) het organisme behoort. (Met 'geslacht' wordt hier een groep bedoeld en niet of het organisme mannelijk of vrouwelijk is).
De tweede naam is de aanduiding van de
soort (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ) en die schrijft men met een kleine letter. Vaak staat achter de soortnaam nog een grote letter, die duidt op de persoon die de soort het eerst beschreven heeft. Wanneer men een
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder (
plantengids ) of dierengids er op naslaat ziet men dat achter heel veel namen de L. van
Linnaeus voorkomt.
Enkele voorbeelden van soortnamen zijn:
Parus major L. (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ),
Pardus caeruleus L. (pimpelmees) en
Bellis perennis L. (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ).
De namen, die ook worden gebruikt voor fossielen, geven over het algemeen een geslacht (genus) aan, gevolgd door de soort (species). Voorbeeld:
Equus caballus (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ).
Als uit de resten niet is vast te stellen, met welke soort binnen een geslacht men te maken heeft, dan gebruikt men de geslachtsnaam, gevolgd door species. Voorbeeld: Equus species of Equus sp.
Soms wordt achter een soortnaam ook nog een
ondersoort aangegeven. Voorbeeld:
Homo sapiens neandertalensis of
Homo sapiens sapiens .
Ook voegt men in hoofdletters wel de naamgever toe, eventueel met het jaartal, waarin de naam werd gegeven. Dit is van belang, als aan eenzelfde soort tweemaal een naam wordt gegeven. Zodra blijkt, dat men met eenzelfde soort te maken heeft, dan heeft de oudste naam voorrang volgens de prioriteitsregel.
In geschriften schrijft men de naam van een genus met een hoofdletter. Vb. Homo. Die van een soort met kleine letter. Vb. erectus. Beide termen cursief of onderstreept.
Wat ook heel belangrijk is, LINNAEUS somde de kenmerken op, die bruikbaar waren voor
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] .
Linnaeus onderscheidde de dieren in de volgende klassen:
Zoogdieren. Vogels. Amfibieën. Vissen. Insecten. Wormen. Een
klasse wordt onderverdeeld in:
orde ,
familie ,
genus (geslacht) en
species (soort) .
Een groep geslachten vormt een
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder . De naam eindigt op idae. Voorbeeld:
Hominidae .
Een groep families vormt een
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder . De naam eindigt in principe op da.
Een groep orden vormt een
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder en eindigt op a. Voorbeeld:
Gastropoda .
Een groep klassen vormt een
fylum (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ). Voorbeeld:
Bryoza (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ),
Mollusken (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ),
Echinodermata (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ),
Vertebrata (Gewervelde dieren). Alle stammen samen vormen de
Rijken .
Voorbeeld van de vereenvoudigde classificatie van de mens.
Voorbeeld van de uitgebreide classificatie van de mens.
Volgens de regels eindigt in de diersystematiek de naam van een klasse op a, subklasse is naar eigen keuze, orde op da en onderorde op na, superfamilie op idea, familie op idae en onderfamilie op inae.
In de plantensystematiek eindigen in het algemeen de namen van een orde op ales en die van een familie op aceae.
Een moderne taxonomie.
Een volledige taxonomie van de biologie begint bij
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder . Een regnum of rijk. Meervoud: regna.
Zowel Aristoteles als Linnaeus hanteerden een hoofdindeling van alle levende organismen in een plantenrijk en een dierenrijk.
Paddestoelen en
bacteriën rekende Linnaeus tot de planten. Bij de paddestoelen leek dit geen probleem; ze waren immers onbeweeglijk verankerd met wortels. Bij ééncellige organismen blijken de moeilijkheden groter. Sommige ééncellige
algen hebben zowel plantaardige als dierlijke kenmerken, door bv. wèl
chlorofyl (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ) te bezitten, terwijl anderzijds de cellen zeer beweeglijk zijn. De grens van de plantaardige en dierlijke kenmerken loopt zelfs dwars door de
flagellaten .
De oudste classificatiesystemen zijn kunstmatige systemen, d.w.z. ze zijn gebaseerd op de
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] (
uiterlijke kenmerken ).
Moderne systemen, waartoe Linnaeus een eerste poging deed, trachten natuurlijke systemen te zijn. Ze proberen minder te letten op uiterlijkheden en meer op biologische kenmerken en eigenschappen. Een moderne taxonomie wordt opgesteld op basis van
fylogenetische verwantschap (de vraag in hoeverre ze in de evolutie verwant zijn of van elkaar afstaan).
Een paleontologische reeks is een serie van fossiele vormen, waardoor een ontwikkelingsproces zichtbaar wordt.
De onvrede over de indeling in twee rijken leidde in de vorige eeuw tot aanpassingen.
Op voorstel van
Ernst Häckel (1839-1919) werd het rijk der
Protisten of
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder ingevoerd. In een onderverdeling maakte hij onderscheid tussen ééncelligen mèt en zonder
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder .
Hier raakt men één van de grondslagen van de moderne classificatiemethodiek. Door de enorme mogelijkheden van de huidige techniek, b.v. van de
biochemie en van de
elektronenmicroscopie is het nu mogelijk inzicht te krijgen in de bouw van cellen van levende organismen.
Men nam waar, dat sommige organismen geen celkern hebben. In 1939 introduceerde de
Franse bioloog Chatton hiervoor de naam
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] (
organismen zonder celkern ). Pro = vóór, karyon = kern.
Het overgrote deel der organismen heeft wèl een celkern; het zijn
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] (organismen mèt celkern). De celkern is gescheiden van het
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] .
Prokaryotische cellen zijn eenvoudiger en kleiner (1 - 10 mu; 1 mu = 0.001 mm) dan
eukaryotische cellen (10 - 100 mu). Er zijn nog meer verschillen, o.a. de ligging van de
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] in de kern, het voorkomen van
chromosomen en de wijze van vermenigvuldigen.
Men stelt vast, dat de verschillen zo fundamenteel zijn, dat men hier te maken heeft met één van de grootste verschillen, die ooit zijn ontstaan in de evolutie. In 1950 introduceerde
Herbert Copeland (1901-1968) een nieuw koninkrijk, de
Fungi (
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder [?] ), die geen bladgroen bezitten en geen wortels. In 1959 publiceerde
Robert Whittaker een vijf-koninkrijken systeem. In 1977 introduceerde
Carl Woese een taxonomie van 5 rijken en in 1999 introduceerde hij In de biologie 3 domeinen, het hoogste taxonomische niveau. In andere talen wordt ook wel een synoniem voor domein gebruikt: imperium (Latijn: imperium, Engels: empire).
Leven op aarde (taxonomie).
Klik hier .
Dlat hiermee de problemen niet waren opgelost bewijst het feit, dat men in boeken en naslagwerken nauwelijks twee schema's zal vinden, die volkomen identiek zijn. Dat is geen ramp, omdat een moderne taxonomie in grondgedachten wel overeenstemt met alle andere. De verschillen liggen in nuances en in de naamgeving.
Hier enkele voorbeelden.
De
Encyclopaedia Brittanica van 1986 geeft zowel een systeem met vijf koninkrijken als een met vier.
Classificatie in vier koninkrijken.
Koninkrijk
Monera (de verzamelnaam voor alle eencellige organismen
ééncelligen Aristoteles binaire bladgroen cytoplasma determinatie DNA Eukaryoten familie Flora genus kern klasse koolmees Linnaeus madeliefje morfologie mosdiertjes orde paard Prokaryoten Renaissance rijken schimmels of zwammen species stam stekelhuidigen weekdieren zonder celkern, de zogenaamde prokaryotische cellen).
Divisie Schizophyta (bacteria en
blauwe wieren ).
Divisie
Cyanophyta (blauwgroene algen).
Koninkrijk
Protista of protisten. Subkoninkrijk Protophyta. Vb. algen,
korstmossen .
Subkoninkrijk Protozoa.
Koninkrijk Plantae (
Metaphyta =
bryophyta (mossen of bladmossen) = niet-vaatplanten +
Embryophyta =
vaatplanten ).
Koninkrijk
Metazoa (hogere dieren).
Subkoninkrijk
Parazoa (
sponzen en
plakdiertjes ).
Subkoninkrijk
Metazoa .
Een verdere onderverdeling is in fyla, enz.
Opmerking. Het valt op, dat er als eerste onderverdeling sprake is van divisies en van subrijken. Plantkundigen houden vast aan
divisies . Dierkundigen aan subrijken.
Het meest gebruikte systeem is het Vijf-Koninkrijken systeem, dat voorkomt in de Encyclopaedia Britannica en in verschillende andere publicaties:
Rijk I. Monera = Moneren =
Prokaryota . Dit Rijk omvat de prokaryotische ééncelligen, dus zonder celkern.
Rijk II.
Protista = Protisten = Eukaryota . Dit Rijk omvat de eukaryotische ééncelligen, dus mèt een celkern.
De eukaryotische méércelligen omvatten:
Rijk III.
Plantae (planten) .
Rijk IV.
Fungi (hogere schimmels, zwammen) .
Rijk V.
Animalia (dieren) .
Na de hoofdindeling in rijken, die soms worden gesplitst in subrijken en divisies, volgt een verdere splitsing naar stam, klasse, orde, familie, geslacht en soort. Elk van deze groepen kan weer verder worden onderverdeeld, verfijnd en uitgesplitst.