Meteorologie of weerkunde: WIND

De in het blauw onderlijnde woorden zijn koppelingen (hyperlinks) naar andere websites!


Zie ook: Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI). Klik hier.

Zie ook: KNMI - Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Klik hier.

Zie ook: Geoweather.weebly. Klik hier.

Wind is een natuurlijke luchtbeweging van de atmosfeer. Deze ontstaat door horizontale luchtdrukverschillen, waarna de kracht en richting worden beïnvloed door de draaiing van de aarde en eventueel de wrijving met het aardoppervlak.

Straalstroom
Een straalstroom is een zeer sterke wind die in de regel op 9 à 10 kilometer hoogte waait. Weerkundigen spreken van een straalstroom als de wind op die hoogte een snelheid heeft van meer dan 100 kilometer per uur (windkracht 11 of meer). Regelmatig worden hogere windsnelheden bereikt van meer dan 350 kilometer per uur.
Het bestaan van de straalstroom werd reeds in 1926 aangetoond door de Japanse weerkundige Oishi Wasaburo door met een theodoliet sondebalonnen te volgen. De ontdekker dacht dat een mededeling in het Japans niet zou gelezen worden en meldde daarom zijn ontdekking in het Esperanto aan de wereld. Hij kreeg weinig aandacht en wordt zelfs nu nog miskend in de wetenschappelijke wereld. Pas 20 jaar later ontdekten de Amerikanen zijn werk.
De straalstroom is gemiddeld enkele duizenden kilometers lang, enkele honderden kilometers breed en slechts een paar kilometer hoog. Het is dus een zeer langgerekte maar smalle band met hoge windsnelheden, die door de atmosfeer kronkelt als een rivier in het landschap. De stroming is van west naar oost. Dat is dezelfde richting als de draaiing van de aarde, zodat de lucht in de straalstroom sneller beweegt dan de aarde. Door de vele kronkels kan de luchtstroming plaatselijk ook naar zuid of noord gericht zijn.
De straalstroom is een geofysisch effect dat ontstaat door het grote temperatuurverschil tussen de noordpoolgebied of zuidpoolgebied en de evenaar. Iets dergelijks gebeurt ook op kleine schaal. Als in de zomer de nacht valt en de grond afkoelt waar de zon weg is, waait er lucht van noord naar zuid over de grens tussen warme en koude lucht. Dit is de verfrissende avondwind. Niet alleen in onze omgeving komt een straalstroom voor, maar ook bij de evenaar of in het poolgebied. Verspreid over de wereld komen er meestal verscheidene straalstromen op hetzelfde moment voor, de polaire of arctische straalstroom en de subtropische straalstroom. De richting en de plaats van de straalstroom is van groot belang voor het weer. Vanuit noordelijke richting voert een straalstroom in onze omgeving in de regel koudere lucht aan dan vanuit het westen of zuiden. De straalstroom voert bovendien depressies met een warmtefront en een koufront aan. Wanneer de straalstroom over of vlak langs Nederland of België loopt krijgt men in de regel de ene na de andere depressie te verwerken met herhaaldelijk regen en wind. De straalstroom is soms te herkennen aan de wolkenlucht. Karakteristiek zijn de zeer langgerekte banden van hoge bewolking, vaak in de vorm van windveren. Deze wolkenvormen wijzen meestal op snelle veranderingen in het weerbeeld.
Bij de planning van een vlucht met een (verkeers)vliegtuig wordt altijd rekening gehouden met de ligging en sterkte van de straalstroom. Het vliegtuig "lift" mee met de straalstroom als dat van pas komt (of probeert de straalstroom te vermijden als die nadelig is voor de te vliegen route). Een nadeel van het vliegen in of nabij de straalstroom is de turbulentie die vaak optreedt bij de straalstroom.
De dominante windrichting over het aardoppervlak en de straalstromen hoger in de atmosfeer worden beschreven door drie zogenaamde circulatiecellen:
  • De Hadleycellen (genoemd naar George Hadley, die de cellen voor het eerst beschreef) is een atmosferische circulatiecel in de tropen, die vanaf de thermische evenaar tot 30 graden naar het noorden of zuiden loopt. De windrichting aan het oppervlak (de passaat) is naar de evenaar toe gericht. Aan de evenaar stijgt warme, natte lucht op tot de tropopauze waar het richting de polen begint te stromen. Rond de 30ste breedtegraad daalt de afgekoelde lucht weer, waardoor hier meestal een hogedrukgebied ligt. De lucht zal daarna weer in de vorm van een passaat naar de evenaar stromen, waarmee de cirkel compleet is. In schematische tekeningen zijn er twee Hadleycellen, één vanaf de evenaar naar het noorden en één vanaf de evenaar naar het zuiden. De breedtegraad waar de zon recht boven het aardoppervlak staat (de zogenaamde thermische evenaar) verschuift met de seizoenen. Tijdens de zomerzonnewende staat de zon boven de Kreeftskeerkring, tijdens de winterzonnewende boven de Steenbokskeerkring, en op andere momenten ergens ertussenin. Alleen tijdens de equinoxen (op of rond 20 maart en 23 september) staat de zon precies boven de evenaar. De Hadleycellen volgen de beweging van de Zon met een vertraging en verschuiven dus jaarlijks mee met de beweging van de Zon.

  • De Ferrelcellen (genoemd naar William Ferrel) is een atmosferische circulatiecel die zich ongeveer tussen de 30e en 60e breedtegraden bevindt. In tegenstelling tot de Hadley- en polaire cellen zijn Ferrelcellen een secundair verschijnsel, dat zijn bestaan te danken heeft aan de polaire en Hadleycellen. Een Ferrelcel bestaat uit alle atmosferische wervels die tussen de Hadley- en polaire cellen in liggen. Zoals het Corioliseffect de passaat in de Hadleycellen naar het westen afbuigt, wordt de wind in de Ferrelcellen naar het oosten afgebogen. Dat betekent dat de dominante windrichting uit het westen is. Sterke hogedrukgebieden als een Siberisch hoog zijn een soort kortstondige onderbrekingen in Ferrelcellen. Terwijl de Hadley- en polaire cellen gesloten systemen zijn, zijn Ferrelcellen minder duidelijke atmosferische fenomenen. Dit blijkt uit het feit dat de dominante westenwinden vaak onderbroken worden door andere windrichtingen. De luchtcirculatie in de Ferrelcellen is ingewikkelder en onregelmatiger dan in de andere cellen. Het weer varieert op gematigde breedtegraden daardoor meer dan in de tropen of poolgebieden. De basis van een Ferrelcel wordt gevormd door de beweging van luchtmassa's, die voor een gedeelte wordt beïnvloed door de plek van de straalwinden. Deze worden gevoed door de opgestegen lucht in lagedrukgebieden. Lagedrukgebieden volgen daardoor de beweging van de straalstromen op een weerkaart. Hoewel aan het oppervlakte de gemiddelde windrichting van de evenaar af is (op het noordelijk halfrond naar het noorden), is de bovenstroming hoger in de atmosfeer niet erg sterk ontwikkeld. Dit komt gedeeltelijk omdat in tegenstelling tot in polaire of Hadleycellen in de Ferrelcellen geen sterke aandrijvende warmtebron of koudtebron aanwezig is om de circulatiestroming aan te drijven. Ook de wervels aan het oppervlak destabiliseren de luchtstroom in de hogere delen van de atmosfeer.

  • De polaire cellen zijn één van de drie typen atmosferische circulatiecellen die de stroming van lucht in de lagere delen van de aardatmosfeer (de troposfeer) beschrijven (de andere twee zijn Hadleycellen en Ferrelcellen). Zoals de naam al zegt bevinden de polaire cellen normaal gesproken rond de polen, tot aan de 60e breedtegraad. De stroming in een polaire cel wordt aangedreven door de koude lucht boven de poolgebieden, die over het aardoppervlak naar warmere gebieden van de polen af stroomt. Hoewel de lucht rond de poolgebieden droog en koud is ten opzichte van de evenaar, is de luchtmassa rond de 60e breedtegraad warm genoeg om daar op te stijgen en de luchtstroming van de polaire cel aan te drijven. De lucht stijgt op tot de tropopauze rond de 8 km hoogte, om daarna richting de polen te stromen. Als de lucht de polen bereikt is ze genoeg afgekoeld om weer te dalen, waardoor er boven de polen bijna permanent een hogedrukgebied ligt. Vanaf de pool stroomt de lucht weer richting de evenaar, daarbij wordt de windrichting westwaarts afgebogen als gevolg van het Corioliseffect. Dit veroorzaakt de polaire oostenwinden. Door verstoringen in de polaire cellen ontstaan harmonische golven in de atmosfeer, die Rossby-golven genoemd worden. Deze golven spelen een belangrijke rol in het bepalen van de straalstroom. Als het winter is op het noordelijk halfrond kan de polaire cel soms zo ver naar het zuiden verschuiven dat gebieden in bijvoorbeeld Midden-Europa in het polaire hogedrukgebied komen te liggen, dit wordt een Siberisch hoog genoemd. Er heerst dan een koude noordenwind terwijl het zonnig weer is.

De circulatiecellen geven aan wat de dominante windrichting (noord/zuid) is op een bepaalde breedtegraad en bepalen ook in welke zones meestal hoge- of lagedrukgebieden liggen. Hoewel dit een eenvoudig patroon lijkt, is de werkelijkheid ingewikkelder. Zie verder: Atmosferische circulatie. Door drukverschillen rond (vooral hoge) gebouwen ontstaat ook een hardere wind, vergelijkbaar met tocht. De wind kan sterk variëren in snelheid. Als de wind kortstondig en snel toeneemt spreekt men van een windstoot of een (wind)vlaag. De windsnelheid wordt uitgedrukt in een getal van de schaal van Beaufort, in m/s of, in de meteorologie minder gebruikelijk, in km/h. In de luchtvaart wordt de windsnelheid aangegeven in knopen. De termen 'windkracht' of 'windsterkte' worden ook wel gebruikt, maar zijn formeel onjuist, omdat deze grootheid wordt uitgedrukt in de eenheid van snelheid. De windsnelheid heeft veel effect op de gevoelstemperatuur die iemand ervaart.

Ontstaan van wind
Door luchtdrukverschillen is er sprake van een drukgradiëntkracht en zal er een luchtstroming op gang komen van het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied. De richting wordt daarnaast beïnvloed door allereerst het corioliseffect. Bij het aardoppervlak speelt ook de wrijvingskracht een rol. Zodra lucht zich onder invloed van de gradiëntkracht in beweging zet, zal deze aanvankelijk recht van het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied stromen, loodrecht op de isobaren. Onder invloed van de corioliskracht zal er volgens de wet van Buys Ballot op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts optreden, loodrecht op de bewegingsrichting. De baan van de hoeveelheid lucht wordt hierdoor naar rechts afgebogen. Als de windrichting uiteindelijk evenwijdig is aan de isobaren, dan is de corioliskracht gelijk aan de gradiëntkracht. Dit is de geostrofische wind.

Windrichtingen in België

N3,8 %3,6 m/sZ7,3 %4,4 m/s
NNO4,2 %3,8 m/sZZW9,0 %4,8 m/s
NO6,6 %3,7 m/sZW12,5 %4,9 m/s
ONO5,8 %3,3 m/sWZW11,0 %4,4 m/s
O5,3 %2,9 m/sW9,1 %4,0 m/s
OZO3,1 %2,5 m/sWNW5,5 %3,8 m/s
ZO3,5 %3,2 m/sNW4,7 %3,4 m/s
ZZO4,9 %3,9 m/sNNW3,7 %3,4 m/s


Dit is (voor Ukkel, KMI) de verdeling van de verschillende windrichtingen en de gemiddelde windsnelheid. Jaarlijks zijn er verschillen, maar de grote lijnen blijven dezelfde. Voor andere streken in België gelden soortgelijke waarden, al kunnen lokale effecten (bijvoorbeeld de ligging in een vallei) ook nog meespelen. Zuidelijke en westelijke winden hebben gemiddeld dus een hogere snelheid dan noordelijke en oostelijke winden. Het zou kunnen dat we als gevolg van het broeikaseffect nog iets meer zuidwestelijke luchtstromingen krijgen dan vroeger - maar daarover bestaat nog geen duidelijkheid. Er zijn duidelijk twee voorkeurregimes. Meest voorkomend is een stevige zuidwesten- tot westenwind. Dat hangt dan samen met Altantische depressies en bijbehorende neerslagzones die van west naar oost over ons land schuiven. Ook de noordoosten- tot oostenwind is vrij goed vertegenwoordigd. Die winden waaien als ons weer wordt bepaald door een hogedrukgebied dat zich tussen twee Atlantische depressies ontwikkelt en zich via Groot-Brittannië verplaatst richting Centraal-Europa of Scandinavië. De andere windrichtingen komen niet zo vaak voor. Mogelijk zijn het gewoon overgangsrichtingen tussen de twee belangrijke windregimes in ons land.

Gemiddelde wind in Nederland
In Nederland varieert het jaargemiddelde van de windsnelheid van ruim 8 km/h (2.2 m/s) in het binnenland tot 20 km/h (5.6 m/s) aan de kust. Van plaats tot plaats en van dag tot dag zijn er grote verschillen. De gemiddelde windrichting in Nederland is ongeveer zuidwest. Gemiddeld waait in Nederland 2 à 3 uur na zonsopkomst de wind het zwakst en ongeveer 3 à 4 uur na de hoogste zonnestand het sterkst. Als er geen grote weersveranderingen op til zijn, wordt op een zomerdag rond 4 of 5 uur 's middags de sterkste wind verwacht. In de middag waait het dan gemiddeld 50% harder dan vroeg in de ochtend, maar in de namiddag neemt de wind meestal weer af. Ook blijkt de wind 's avonds vaak iets te krimpen; dat is draaien tegen de richting van de wijzers van de klok (zie hierna). Dat betekent vaak dat de wind draait van noordwest in de ochtend naar zuidwest in de middag. In het algemeen is de windsnelheid in het westen en het noorden van Nederland groter dan in het oosten en zuidoosten, zodat gebruikmaken van windenergie in de kustprovincies aantrekkelijker is dan elders in het land.

Windmetingen
De wind wordt gemeten op een mast met een anemometer of windmeter. Dit instrument werd in 1846 geïntroduceerd door de Ierse astronoom Thomas Romney Robinson (1792-1882).

Anemometer
anemometer.jpgEen anemometer of windmeter is een meetinstrument dat de windsnelheid kan meten. De naam anemometer komt van het Griekse woord anemos, dat wind betekent.




Soorten:
Molentje met halve bollen
Dit instrument werd in 1846 geïntroduceerd door de Ierse astronoom Thomas Romney Robinson (1792-1882). Het is een ronddraaiend molentje met drie of vier halve bollen (cups) die met stangetjes aan een draaibare as zijn bevestigd. De as staat verticaal en het instrument werkt dan ook bij elke windrichting. De halve bollen zijn van binnen hol. De wind oefent op de holle zijde meer kracht uit dan op de bolle zijde, waardoor het molentje in beweging komt. De beweging van de draaiende bollen wordt via de as omgezet met een dynamo in een elektrisch spanningssignaal. De grootte van dit signaal is een maat voor de windsnelheid.

Schoepenrad
Een andere vorm van een anemometer wordt gebruikt om de luchtsnelheid in kanalen (mijngangen, airconditioning) of gebouwen te meten. Bij dit type heeft het molentje wieken in vleugelvorm of een wieltje met schoepen. De as ligt evenwijdig met de richting van de wind. Weer zet een gekoppelde dynamo de beweging om in elektrische spanning.

Ultrasone anemometer
Deze bewegingloze opnemer berust op het principe dat de voortplantingssnelheid van geluid verandert met de windsnelheid. Tevens is de windrichting af te leiden en kunnen windstoten en pieken gemeten worden.

Thermische anemometers
Deze bestaat uit twee verwarmde Pt100-meetsensoren, die onderling constant in temperatuur verschillen. Door de langsstromende lucht koelen de sensoren af. De elektrische stroom die nodig is om het temperatuurverschil te onderhouden wordt gemeten en is een maat voor de luchtsnelheid.

Dit type is vergelijkbaar met de klassieke hot wire anemometer, waarbij de afkoeling een maat is voor de stroomsnelheid van de wind. De afkoeling beïnvloedt een temperatuurgevoelige weerstand (bijvoorbeeld NTC) in een schakeling, zodat de windsnelheid wordt omgezet in een spannings- of stroomverschil.

Laser-Doppler-anemometers
Lichtverstrooiing door deeltjes in de stromende lucht kan ook gebruikt worden als maat voor de windsnelheid. Terugkerend licht heeft tweemaal een dopplereffect ondergaan, waaruit de snelheid kan worden gevonden.

windvaan.jpgDe windrichting wordt boven land bepaald met een windvaan of windzak.

Windzak
windzak.jpgEen windzak is een eenvoudig instrument dat een indicatie van windrichting en -snelheid geeft. Hij bestaat uit een koker van stof of flexibel plastic, aan het uiteinde voorzien van een verticaal geplaatste metalen ring die draaibaar rond een ophangpunt is bevestigd. Om de windzak goed zichtbaar te maken heeft hij een opvallende kleur: oranje of rood/wit gestreept. Voor betere zichtbaarheid 's nachts en in de schemering worden windzakken vaak verlicht. Het voornaamste doel van de windzak is het zichtbaar maken van de windcondities ter plaatse aan lucht- of wegverkeer. Daarnaast gebruikt de brandweer windzakken om de verspreiding van rook en gevaarlijke gassen te kunnen voorspellen. Windzakken vervullen een belangrijke functie op vliegvelden en landingsplaatsen voor helikopters. Een vliegtuig moet namelijk tegen de wind in opstijgen en landen. Op grotere luchthavens krijgt de piloot zijn instructies natuurlijk van de verkeerstoren. Ook langs hooggelegen bruggen en viaducten vindt men vaak een windzak, om het wegverkeer te informeren over de sterkere wind die op die plaatsen kan optreden. Er is ook een verkeersbord dat voor wind en windstoten waarschuwt - het toont een windzak.

Op voorschrift van de Wereld Meteorologische Organisatie worden windmeters op weerstations geplaatst op open terrein op een mast van 10 m hoogte. In een volgebouwd land als België wordt het steeds moeilijker om geschikte meetlocaties te vinden. Om storende invloeden van gebouwen of bomen te beperken, worden de meters soms hoger geplaatst. Zo staan sommige windmeters in wel op 20 meter hoogte. Met formules wordt de meting omgerekend naar 10 meter hoogte, zodat de gegevens vergelijkbaar zijn. Ook is er in de loop der jaren veel veranderd aan het meetnet, waardoor windgegevens uit de eerste helft van de 20e eeuw niet vergelijkbaar zijn met die van latere datum. Tegenwoordig geven automatische weerstations continu (digitaal) informatie over de wind. Zo kan het KMI nauwkeurig bepalen hoe hard het heeft gewaaid. De wind wordt bepaald over perioden van 10 minuten. Wanneer in het weerbericht wordt gesproken over windkracht 8 dan wordt verwacht dat de windsnelheid gedurende 10 minuten gemiddeld tussen 17,2 en 20,7 m/s (62-74 km/h) ligt. Zo hoort bij elk van de dertien klassenummers volgens de schaal van Beaufort een gemiddelde. In de scheepvaart werkt men met knopen: één knoop komt overeen met 0,5144 m/s. Actuele informatie bij storm gaat over het tienminutengemiddelde of kortdurende windstoten. Gegevens die tijdens een storm worden gemeld, zijn voorlopig; achteraf moeten vaak correcties worden toegepast. Wanneer een windstoot bijvoorbeeld sterk afwijkt van het gemiddelde, wordt de waarde als verdacht gekenmerkt en nader onderzocht. Voor klimatologische statistieken en vergelijking van stormen wordt gebruikgemaakt van uurgemiddelden. Klimatologen spreken van een zware storm wanneer de windsnelheid ergens boven land een uurgemiddelde haalt van windkracht 10, dat wil zeggen tussen 24,5 en 28,4 m/s (89–102 km/h). Ligt de windsnelheid gedurende een uur gemiddeld tussen 28,5 en 32,6 m/s (103–117 km/h), dan wordt de storm achteraf geboekt als een zeer zware storm en boven 32,6 m/s (118 km/h) als orkaan. Wind is eigenlijk te vergelijken met water: het stroomt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Door de draaiing van de aarde gaat de wind ook nog via allerlei omwegen naar dat lagedrukgebied.

Windrichting en windstreken
windroos.pngDe begrippen noord, zuid, oost en west hangen samen met de draaiing van de aarde en de ligging van de Noord- en Zuidpool. De belangrijkste toepassing van deze "windstreken" is vanouds om aan te duiden uit welke richting de wind waait. Daarom heet het onderdeel van het kompas waarop de richting wordt afgelezen een "windroos". Een verandering van windrichting betekent vaak een verandering van het weer. Zeker in Nederland en België, waar het veel uitmaakt of de wind vanaf het droge vasteland van Europa blaast of over de vochtige noordzee wordt aangevoerd. Een lagedrukgebied dat een westen-, zuidwesten- of noordwestenwind met zich meebrengt, zal vaak ook regen met zich meebrengen. Komt de wind (in de winter) van een lagedrukgebied uit het oosten of noordoosten, dan zal er vaak sneeuw worden meegebracht. Oosten-, zuidoosten- en zuidenwind zijn droge en in de zomer hete en in de winter koude winden. Zuidenwind brengt ook vaak warme lucht uit Zuid-Europa met zich mee, een noordenwind koudere poollucht.

Ruimende en krimpende wind
Van oudsher is een "ruimende" wind een wind die draait met de schijnbare beweging van de zon mee. Vaak hangt het ruimen van de wind samen met de komst van een hogedrukgebied en dus gunstiger weer. Omgekeerd heet een draaiing tegen de beweging van de zon in "krimpend". Meestal nadert dan een depressie met ongunstig weer. "Een krimper is een stinker", zegt men. Tegenwoordig wordt ruimen veelal gedefinieerd als "draaien van de wind met de klok mee" en krimpen als "tegen de klok in". Deze definities gebruikt men ook op het zuidelijk halfrond. Omdat daar de draaiing van de wind rondom een hoge- of lagedrukgebied tegengesteld is aan de draaiing op het noordelijk halfrond, is op het zuidelijk halfrond de koppeling tussen ruimen en krimpen en een weersverandering precies andersom. De oorspronkelijke benamingen komen volgens het Instituut van Nederlandse Lexicologie in Leiden uit de scheepvaart. Het Zeemans woordenboek van Twent uit 1813 omschrijft krimpen als draaiing tegen de zon in. Woordenboeken aan het eind van de 19e eeuw komen met specifiekere betekenissen. Zo geeft Van Dale in 1914 als voorbeeld van ruimen: "het lopen door het westen naar het noorden, de wind gaat ruimen, we krijgen beter weer".
Zie ook KMI. Ruimen of krimpen van de wind. Klik hier.

Wind en golven
Als de wind over het water waait, is de situatie gecompliceerd. Eerst ontstaan er korte golfjes door instabiliteit van de stroming. Deze korte golfjes wekken langere golven op, die verdergroeien onder invloed van de wind. Dit proces kan zich op zee over grote afstand voortzetten, waarbij uiteindelijk lange - en hoge - golven ontstaan, zeegang, niet te verwarren met deining. Als de golven te steil worden, breken ze. Hierdoor bestaat er, bij gegeven windsnelheid, een maximale golfhoogte. Bij een windsnelheid van 10 m/s wordt dat maximum pas bereikt nadat de golven over een afstand van honderden kilometers de invloed van de wind hebben ondergaan. In Nederland wordt vooral bij een noordwesterstorm de zee het meest opgestuwd door de wind. Nederland wordt goed beschermd tegen de hoge waterstand en golven bij een storm. Door de constructie van de Deltawerken na de watersnood van 1953 is Nederland veilig geworden.

Zeegang
De zeegang is de toestand van de zee. De hoogte in meter is de gemiddelde hoogte van de hoogste, duidelijk afgetekende, golven van het beschouwde golfopppervlak.

Gebruikte termenHoogte in meter
Vlak, spiegelglad0
Vlak, licht kabbelend 0 tot 0,1
Kabbelend, licht golvend0,1 tot 0,5
Golvend 0,5 tot 1,25
Onstuimig 1,25 tot 2,5
Aanschietende zee 2,5 tot 4
Wilde zee 4 tot 6
Hoge zee 6 tot 9
Zeer hoge zee9 tot 14
Buitengewoon hoge en wilde zee meer dan 14



Windwaarschuwing
Te harde wind kan het maatschappelijk leven sterk ontwrichten. Daarom is het van belang om windwaarschuwingen tijdig kenbaar te maken. Het KMI geeft een stormwaarschuwing als in één of meer districten een windkracht 6 of meer wordt verwacht. Christophorus Buys Ballot ontwikkelde de "aeroclinoscoop", een seintoestel om scheepvaart vanaf de wal te waarschuwen. Het was een seintoestel met een dwarsbalk op een hoge paal. De stand van de dwarsbalk was een maat voor het luchtdrukverschil tussen Oost- en West-Nederland. Hoe schuiner de stand, hoe groter het luchtdrukverschil en daarmee de (verwachte) windsterkte. Van zijwind of dwarswind wordt gesproken als de wind van opzij komt bij een zich bewegend object, zoals een vervoermiddel. Zie ook. Weeralarm. Klik hier.

Enkele bijzondere wind
In andere landen bestaan bijzondere windcondities die een eigen naam hebben gekregen:
  • Aábrego - is een warme luchtmassa met een relatieve vochtigheid waardoor de wind vaak vergezeld gaat door regen. De wind waait vaak ten zuidwesten aangezien deze gevormd wordt boven de Atlantische Oceaan door luchtstromen nabij de Canarische Eilanden en de Azoren. Deze windconditie is hoofdzakelijk in de lente en/of de herfst te merken. In de deelstaat Cantabrië staat deze wind bekend als de “viento castellano” terwijl deze de naam “aire de las castañas” in de deelstaat Asturië heeft gekregen omdat als de ábrego wind van zich laat horen de kastanjes van de bomen vallen.

  • abrolhos.gifAbrolhos - komt typisch voor van mei tot augustus (Australische winter) in de buurt van de Abrolhos-eilanden langs de kust van Oost-Brazilië, tussen Cabo de São Tomé en Cabo Frio. De zuidwestelijke winden van de tropische Zuid-Atlantische Oceaan nemen warmte en vocht op door de warme Braziliaanse zeestroom, waardoor het daar veel regent. De Abrolhos komt meestal voor langs de koude fronten van Antarctica die door de tropen doordringen.


  • andhi.gifKali Andhi -, of zwarte storm is een gewelddadige, zware stofstorm die in de late lente in noordwestelijk India voorkomt. De Andhi is de voorbode van de aanstaande aankomst van de moesson. Deze wind kan snel ontstaan waardoor de droge hete middag in een donkerbruine lucht wordt omgezet. De aanval van de Andhi duurt meestal slechts een paar minuten, voordat de tropische moessonregen het stof uit de atmosfeer wast.


  • barber.gifBarber - noordelijke wind uit de Golf van St. Lawrence. De barber is een zware wind die over het algemeen waait van oost tot zuidoosten, die sneeuw meebrengt bij luchttemperaturen dicht bij het vriespunt. Deze naam wordt gegeven aan de stormwinden van Canada en de Verenigde Staten die extreme koude en vochtige lucht meebrengen. Zo koud dat het alles bevriesd, met inbegrip van haar en baard. Bekend op zee voor het bevriezen van dekken en relingen van boten en bekend in de Golf van St. Lawrence als een lokale vorm van blizzard, waarin door de wind gevoerde ijsdeeltjes de huid bijna opensnijden.


  • Autan - is een onstuimige zuidoosten wind die waait in het gebied rond Toulouse en de Tarn. Hij is het verlengstuk van een zeebries die waait aan de kust van de Languedoc-Roussillon. De oorsprong is gerelateerd aan het effect van de Pyreneeën samen met een pijplijn van meerdere valleien. De wind is eerst nat door haar mediterrane oorsprong maar door een Föhn-effect droogt hij.

  • bora.jpgBora - noordoostelijke wind vanuit Oost-Europa naar Italië. De bora is een droge, vaak snijdend koude valwind uit noordoostelijke richting. Deze wind laat zich vooral voelen tijdens de winter over de Adriatische Zee en de kustgebieden tussen Triëst en Dubrovnik. De wind ontstaat boven de Balkan-hoogvlakte en valt langs een steile bergwand (1000 m). De wind wordt gekanaliseerd door de bergtoppen waardoor plaatselijk windstoten tot 180 km/u kunnen ontstaan. De naam van de wind verwijst naar Boreas, de Griekse god van de noordenwind. In het Sloveens en het Kroatisch heet de wind burja respectievelijk bura. Bora is de Italiaanse naam.

  • Buran - noordoostelijke wind die over Siberië en andere delen van Rusland en Centraal-Azië waait. De buran is een wind die waait over Oost-Azië, met name Sinkiang, Siberië en Kazachstan. De buran kent twee vormen. In de zomer is het een hete droge wind, die vaak zandstormen met zich meebrengt. Deze versie staat bekend als de “zwarte buran”. In de winter is het een koude wind die vaak blizzards met zich meebrengt. En die zeer koude lucht aanvoert, en sneeuw doet opdwarrelen. Deze versie heet ook wel de “witte buran”.

  • Chamsin of De Khamsin - (Arabisch voor vijftig, oude Egyptische Resetu, Hebreeuwse Sharav ) is een zeer hete en droge woestijnwind (Scirocco), die in het voorjaar voor midden april of begin mei tijdelijk in Libië, Egypte en Israël / Palestijnse autonome gebieden, Syrië, Libanon en Cyprus waait. In zeldzame gevallen ook in maart. De chamsin blaast gedurende een gemiddelde van drie tot vier dagen binnen een periode van 50 dagen vanaf de equinox.
    De Chamsin is gecreëerd door een typische verandering van de weersomstandigheden in het voorjaar en de herfst, met name met een hoge drukzone over Mesopotamië. Het gevolg is de aanvoer van hete en droge continentale lucht (slechts 10-20% luchtvochtigheid), vaak ook verbonden met een zandstorm, waardoor de snelheid van de storm eerder een ondergeschikte rol speelt. De chamsin blaast van zuid en west. In Israël bereiken de temperaturen tijdens de Chamsintage de jaarlijkse piek (tot meer dan 40 ° C). In het oude Egypte was de Chamsin bekend als de Resetyu, die gemiddeld drie dagen in de Nijl Delta waaide, waardoor een onaangenaam klimaat werd veroorzaakt.
    Bij bepaalde weersomstandigheden zorgt de chamsin ervoor dat zandstof doordringt tot in het Duitse Rijnland.

  • chinookwind.jpgChinook - oostelijke wind vanuit de Rocky Mountains. Een chinook is een droge en warme wind, vergelijkbaar met een föhn in de Alpen. Deze wind waait vanuit het westen over de Rocky Mountains en over de prairies in het westen van Canada (Alberta) en de Verenigde Staten (Montana). De naam chinook komt van het Chinook-indianenvolk in het noordwesten van Noord-Amerika.
    Het chinookfenomeen ontstaat als gevolg van bepaalde klimatologische omstandigheden. Wanneer het weer verandert naar een chinookconditie ligt er meestal een koude deken van lucht over de Rocky Mountains en de prairies. Wind met wolken begint te waaien vanuit het westen. Wanneer deze wind eerst aan de westkant tegen de bergen opwaait krijgt de lucht een hogere relatieve vochtdichtheid en dit vocht condenseert en valt bijvoorbeeld in de vorm van regen of sneeuw. Door deze condensatie wordt de lucht steeds droger en tegelijkertijd komt de latente warmte vrij uit het vocht. Deze relatief droge en warme lucht duwt de koude lucht steeds verder naar het oosten.
    Een duidelijk visueel kenmerk is de chinook arch: het wolkendek is zover naar het oosten weggeduwd dat het als een grote boog in de lucht hangt, strekkend naar het noorden en zuiden, met naar het westen een heldere lucht, en naar het oosten het resterende wolkendek. De universiteit van Calgary heeft bij de ingang een grote boog staan. Deze boog heet de Chinook Arch en symboliseert het verschijnsel dat in de lucht te zien is.
    Wanneer de wind de oostkant van de bergen heeft bereikt is er weer ruimte in verticale richting en waait het vanaf de bergen naar beneden de prairie op, onder de vooralsnog zich daarboven bevindende koude lucht, die de binnenkomende lucht naar beneden duwt waardoor het adiabatisch nog warmer wordt. In steden blijft de koude lucht vaak tussen de gebouwen hangen, waardoor het mogelijk is dat het op de daken van flats of in hogere delen aangenaam warm is met temperaturen boven nul, terwijl in de laaggelegen straten nog strenge vorst heerst.
    Een (meestal hard waaiende) chinook kan 's winters de temperatuur in vrij korte tijd enige tientallen graden dramatisch doen stijgen: van bijvoorbeeld -20 °C naar +10 °C of zelfs +20 °C in een paar uur. Deze verhoogde temperatuur kan een aantal dagen aanhouden waarna deze weer naar het lage niveau terugvalt. In Loma, Montana, liet een chinook op 15 januari 1972 de temperatuur van -48 °C naar +9 °C stijgen, een temperatuursverschil van 57 Celciusgraden binnen 24 uur en daarmee een record. Op 22 januari 1943 bedroeg de temperatuur in Spearfish, South Dakota, om 7:30, -20 °C. Om 7:32 was het, dankzij een plotseling opgestoken chinook, +7 °C. Om 9:00 was het zelfs nog een beetje warmer met +12 °C, maar vrij snel daarna stopte de chinook en daalde de temperatuur in slechts 27 minuten weer naar -20 °C.
    Een chinook was er verantwoordelijk voor dat tijdens de Olympische Winterspelen in februari 1988 in Calgary de temperatuur een prettige +15 °C was. Bij het ontwerpen van de schaatsfaciliteiten (Olympic Oval) en de bobsleebaan was hier rekening mee gehouden: deze hadden koelsystemen ingebouwd om deze bevroren te houden, zelfs bij een omgevingstemperatuur van +20 °C.
    Over het algemeen wordt de chinook als hinderlijk ervaren. De wind kan orkaankracht bereiken, auto's van de weg blazen en treinen doen ontsporen. Hoewel de hoge temperatuur de sneeuw uiteindelijk zal doen smelten, wordt deze door de harde wind eerst opgewaaid wat eveneens verkeershinder geeft. Er lijkt een verband te bestaan tussen de chinook en een toename in hoofdpijn- en migraineklachten. Bovendien is het mogelijk dat in grote steden de koude lucht tussen de gebouwen blijft hangen met de door de chinook verwarmde lucht erboven, wat ertoe leidt dat luchtvervuiling eveneens in de steden blijft hangen. Ook voor planten is de chinook eerder nadelig dan voordelig omdat ze voortijdig hun winterrobuustheid verliezen. Door de warmte gaan de knoppen open, waarna de (bloem)bladeren in de daaropvolgende kou kapotvriezen.

  • Chocolatero - noordelijke wind in het gebied rond de Golf van Mexico. Het betreft een noordelijke gematigde windstroom die zeer warm is. Hij komt voor in het gebied rond de Golf van Mexico. De naam dankt deze wind aan het feit dat hij door het ijzerhoudende gekleurde zand dat hij meevoert een chocoladebruine kleur heeft.

  • Cierzo - is een droge wind met lage temperaturen die hoofdzakelijk voorkomt in de Ebro vallei (valle del Ebro) en afkomstig is uit het noordwesten van het land. Deze windconditie ontstaat door het drukverschil in het gebied door de combinatie van storm boven de Middellandse Zee en de anticycloon in de Golf van Biskaje. De cierzo wind kan enorme snelheden aannemen tot wel 160 kilometer per uur, iets wat geregistreerd werd in 1954. Alhoewel de cierzo wind als kenmerk heeft dat deze een gebrek aan vocht heeft en het leven in de Ebro vallei daardoor sterk beïnvloed, zorgt de wind er ook voor dat bepaalde ziekten en plagen moeilijk kunnen overleven in de zone.

  • Etesian - noordwestelijke wind vanuit Griekenland. De etesian wind is de jaarlijks terugkerende zomerwind, waait over grote delen van Griekenland, de Egeïsche zee en de oostelijke Middellandse Zee. Deze wind blaast gestaag vanuit Noord naar noordwestelijke richtingen, brengt een koude continentale lucht tussen eind mei en begin oktober. Etesian winden zijn meestal nogal droge, koele en gematigde winden, bereiken hun maximale windsnelheden rond de vroege namiddag. De etesian winden zijn zelf een deel van het Aziatische moesson-systeem. De etesian wind is bekend in Griekenland en Turkije en wordt gerespecteerd door zeilers op de Egeïsche Zee. Etesians kunnen zich voordoen als gevolg van thermische dieptepunten in Turkije.

  • fohn.JPGFöhn - is een warme droge wind die vaak aan de noordzijde van de Alpen waait. De benaming is afgeleid uit het Latijnse "favonius" (warme wind) en het gotische fôhn (vuur). In de Alpen is het een normaal verschijnsel, maar föhnwinden waaien ook op veel andere plaatsen in de wereld, soms onder andere benamingen. In het Alpengebied steekt de föhn meestal op aan de voorzijde van een lagedrukgebied dat over Zuid-Frankrijk naar de Middellandse Zee trekt. Daar waait dan een warme zuidenwind, die vochtige lucht naar de Alpen voert. Aan de zuidelijke kant van dat gebergte wordt de lucht gedwongen te stijgen. De stijgende lucht zet uit en wordt daardoor kouder in een proces van adiabatische expansie. De koudere lucht kan minder water vasthouden en er treedt condensatie op, waarbij warmte vrijkomt en het gecondenseerde water als regen valt. Wanneer de lucht aan de noordzijde van het gebergte omlaagstroomt ondergaat zij adiabatische compressie en wordt daardoor warmer. De resulterende luchtstroom is warmer geworden dan de oorspronkelijke doordat de condensatiewarmte over de berg is meegevoerd. De resulterende lucht is ook droger, omdat waterdamp als regen uit de lucht is gevallen. De noordzijde van het gebergte wordt in deze situatie ook wel de regenschaduw van het gebergte genoemd. Hetzelfde process werkt ook in de omgekeerde richting. De föhn kan namelijk zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de Alpen optreden.
    Dit model verklaart niet alle föhnverschijnselen. De föhn kan ook optreden zonder wolken en regen aan de loefzijde van de berg. Een deel van de warmte in de föhnstroom is dan mogelijkerwijs meegevoerd van de andere kant van de berg, en mogelijk spelen ook complexe turbulentie processen een rol, alsook de vermenging van verschillende luchtlagen.
    In de Alpen komt de föhn in het voorjaar het vaakst voor, maar ook in het najaar en de winter waait die wind. Sommige gebieden in Zwitserland hebben jaarlijks gedurende gemiddeld 33 dagen een warme zuidelijke föhnwind. Deze houdt soms enkele dagen aan. De temperatuur kan in enkele uren met 10 of meer graden fors stijgen. Het grootst gemeten verschil in temperatuur was in het Beierse Brannenburg: op 29 november 2000 om 23 uur was het daar nog +22°C, maar zeven uur later de volgende ochtend om 6 uur nog slechts -3°C.
    De relatieve vochtigheid kan tot 20% teruglopen, een zeer lage waarde die in Nederland en België niet vaak voorkomt. De gemiddelde windsnelheid is zo'n 25 kilometer per uur (windkracht 4), maar in windstoten kunnen snelheden van 100 kilometer per uur voorkomen. Een positief aspect van een föhn is dat het zicht zeer helder wordt en de lucht opklaart, wat samenhangt met de droge lucht, en men daardoor schitterend uitzicht over de Alpen krijgt. Een zicht van 100 kilometer en meer is dan mogelijk.
    In sneeuwrijke berggebieden vergroot de föhn het lawinegevaar. Ook neemt het aantal verkeersongelukken toe en krijgen veel mensen bij föhnweer last van verhoogde bloeddruk, hoofdpijn, spierpijn, slapeloze nachten en infrageluid. Daardoor is de föhn een belangrijk maatschappelijk verschijnsel. De oorzaak van de fysiologische effecten is wetenschappelijk gezien niet geheel opgehelderd. Als oorzaak wordt enerzijds de snelle luchtdrukwisseling vermoed, anderzijds een lichte uitdroging.

  • Galerna - wind is een van de bekendste van de Cantabrische Zee en de Golf van Biskaje omdat deze plotseling en zeer krachtig kan opkomen en dus zeer gevaarlijk kan zijn voor de vissers op zee. Deze windconditie komt het meeste voor in de lente en/of herfst en meestal op rustige en zonnige dagen. De galerna wind ontstaat door het verschijnen van een koude luchtfront die abrupt door de wind van richting veranderd wordt. Een van de kenmerken is de plotselinge daling van de temperatuur tot wel -10 graden. Bovendien stijgt de luchtvochtigheid tot bijna 100% waarbij tevens windstoten bereikt worden tegen de 100 kilometer per uur.

  • Ghibli - is een zuidelijke wind in Libië, die hete en droge lucht uit de Sahara naar het noorden voert, vergelijkbaar met de Sirocco. De ghibli waait vooral in mei, juni en oktober en duurt één tot vier dagen. Deze hete wind voert zand en stof mee, waardoor de lucht roodbruin kleurt en het zicht daalt tot minder dan 30 meter. Omdat Libië vrijwel geen natuurlijke barrières heeft, bereikt de wind gemakkelijk het hele land. Wanneer de Middellandse Zee bereikt wordt loopt de temperatuur zeer snel op en daalt de luchtvochtigheid binnen enkele uren. Een stijging van 40 naar 50°C en een luchtvochtigheid van 80% naar 10% is mogelijk.

  • windenmiddellandsezee.gifGregale - noordoostelijke wind vanuit Griekenland. Een sterke noordoostenwind in het midden en westen van de Middellandse Zee. Deze waait vooral in het winterseizoen en voert buien aan. De wind hangt vaak samen met een koudeput waardoor grote onstabiliteit optreedt. De buien gaan soms samen met hagel. Deze wind duurt meestel enkele dagen, maar soms bijna een week.


  • harmattan.jpgHarmattan - droge, stoffige wind ten zuiden van de Sahara in de richting van de Golf van Guinee tussen november en maart. De harmattan is een warme en droge noordoosten- tot oostenwind die over het noordwesten van Afrika waait. Hij beïnvloedt een gebied dat zich uitstrekt tot 5° noorderbreedte in januari en tot 18° noorderbreedte in juli. In de hogere luchtlagen vindt men hem terug ten zuiden van deze limiet waar hij boven de zuidwestmoesson stijgt.

  • Marin - zuidoostelijke wind vanaf de Middellandse richting Frankrijk. Het is een warme, vochtige wind in de Golf van Lion in Frankrijk, waait vanuit het zuidoosten of zuidoosten op de kust van Languedoc en Roussillon. Brengt regen naar deze regio, die werd opgehaald van over de Middellandse Zee, kan ook mist brengen langs de kust. De wolken die door de Marin worden gedragen, veroorzaken vaak regen op de hellingen van de bergen in het het binneland van de Corbières, Montagne Noire en de Cevennen. De wind wordt meestal gedroogd door het föhn effect als het de bergen overstijgt en naar de andere kant afdaalt. De Marin wind draagt ​​bij aan de oprichting van een andere regionale wind, de autan. De Marin blaast zachtjes van de kust van de Middellandse Zee naar de Cevennen en de Montagne Noire. Wanneer dit optreedt, is het goed weer om te zwemmen in de Golf, maar als de wind sterk is, leidt het tot zware zwellingen die de kust met grote golven raken.

  • Levanter - oostelijke wind over Gibraltar. De levanter of levant(e) is een warme en sterke oostelijke wind met een gemiddelde sterkte van 3 tot 6 op de schaal van Beaufort. Dit kan echter oplopen tot 8 en meer. Meestal volgt de wind de mistral op. Het ontwikkelingsgebied ligt in het westen van de Middellandse Zee tussen Spanje en de Noord-Afrikaanse kust. De wind waait vanuit het oosten in westelijke richting. Hij waait in het noorden door de Spaanse Sierra Nevada en in het zuiden door het Atlasgebergte. De wind versnelt als hij door de Straat van Gibraltar gaat, maar verliest zijn snelheid weer boven de Atlantische Oceaan. De wind waait het sterkst in de zomermaanden van juni tot augustus. In de wintermaanden is de levanter minder aanwezig en vaak zwakker doordat het verschil tussen de grond- en luchttemperatuur niet zo groot is. Surfers en kitesurfers gebruiken deze wind aan de Costa de la Luz tussen Tarifa en Cádiz.

  • Libeccio - zuidwestelijke wind richting Italië. Dit is een west tot zuidwestenwind die vooral in het noorden van Corsica voorkomt. Het hele jaar kan deze wind aanwezig zijn. Deze wind veroorzaakt flinke golven. In de zomer is deze wind vrij vaak aanwezig, maar in de winter wordt deze afgewisseld door de Tramontana.

  • Lobarde - deze meest noordoostlijke wind waait langs de Italiaanse grens in het noorden van de Hautes-Alpes, Drôme, Isère en Savoie. Zijn opmerkelijkste kenmerk zijn de gewelddadige uitbarstingen. Van noord-oostelijke richting is hij koud en droog. Vanuit het zuidoosten is de wind warm en droog. De droogte is te wijten aan een Föhn-effect dat optreedt in de westelijke hellingen van de Alpen. De meeste neerslag valt op de hellingen in Italië.

  • Meltemi - noordoostelijke wind vanuit Griekenland. Deze wind ontstaat in de zomer boven de Egeïsche Zee. Het is een harde wind die over de Griekse eilandenwaait. Vaak wordt windkracht 7 of 8 gehaald. In Turkije staat deze wind bekend als Meltemi en in Griekenland als Etesische wind. Boven de Egeïsche Zee heeft de wind zomers een noordelijke windcomponent. Dit wordt veroorzaakt door drie verschillende gebeurtenissen:

    * De invloed van een diep lagedrukgebied boven Noord India dat de moesson veroorzaakt in Azië. Een uitloper strekt zich uit tot Italië, doordat boven de Sahara een atmosferische depressie ontwikkelt.
    * Versterking van het Azorenhogedrukgebied dat haar invloed ver oostelijk uitgebreid. Dit gebeurt vooral in de zomer.
    * Versterking van het windveld in de Egeïsche Zee door de warmte van Turkije. Hier ontstaat een klein thermisch lagedrukgebied. Deze laatste is vooral belangrijk voor het ontstaan van de wind.


    Deze wind zorgt voor droog en een goed weertype. De grootste hitte wordt hierdoor getemperd. De wind waait van mei tot september en gaat 's nachts liggen. Vooral langs de kust waar de aflandige wind uit de heuvels en bergen van Griekenland de zee bereikt kan turbulentie ontstaan.

  • Mistral - noordwestelijke wind vanuit Midden-Frankrijk richting Middellandse Zee.Is de naam van een koude noordelijke valwind in de Rhóne-vallei in Frankrijk. Hij strekt zich verder uit over de Middellandse Zee, ten zuiden van de Rhóne-delta, tot aan Corsica. De richting van de mistral is steeds uit de noordelijke sector. De gemiddelde snelheid ervan aan het aardoppervlak gemeten bedraagt zo'n 50 km/h. Naar de monding toe van de Rhóne loopt die snelheid op tot zelfs 80 á 100 km/h, te wijten aan de versmalling van de Rhóne-vallei. Op lage hoogte is hij heviger bij helder dan bij betrokken weer. De mistral vertoont een uitgesproken dagelijkse schommeling; het maximum komt voor tussen 13 en 17 uur. De belangrijkste eigenschappen van de mistral zijn: zijn frequentie, zijn kracht en de koude droogte. Zijn duur is variabel, maar meestal duurt hij enkele dagen.

    Mistral Bru
    Lokale wind in Frankrijk. Het is in tegenstelling tot de echte mistral een zeewind vanaf de Middellandse Zee. Deze zeewind brengt nogal eens wat regen mee in de buurt van Marseille.

    Mistral general
    Lokale wind uit noord tot noordwest in het Zuid-Franse Rhóne-dal. Deze mistral is vooral in de zomer actief en ontstaat ten gevolge van een isobarische situatie. Bij voldoende gradiënt tussen een lagedrukgebied boven de Golf van Genua en een uitloper van het Azoren-hoog boven Midden-Frankrijk komt deze koude valwind op gang.

    Mistral locale
    Koude valwind uit noord tot noordwest in het Zuid-Franse Rhóne-dal. Deze mistral manifesteert zich vooral in het winter-halfjaar. Boven het dan relatief warme water van de Middellandse Zee ontstaat een lagedrukgebied en boven het koude Centraal Massief een hogedrukgebied. Er komt een stroming op gang van het hoge- naar het lagedrukgebied, vanaf Het Centraal Massief naar de Middellandse Zee dus, door het Rhóne-dal.

  • moesson.jpgMoesson - zeer vochtige zeewind die in de regentijd voorkomt in tropische gebieden. De benaming moesson werd oorspronkelijk gebruikt om winden bij de Arabische Zee aan te duiden die gedurende zes maanden waaien uit noordoostelijke richting en uit zuidwestelijke richting gedurende de overige zes maanden. De voornaamste oorzaak van het ontstaan van die winden is het seizoensgewijze verschil tussen de temperatuur van de zee en het vasteland. In beginsel komen deze winden overeen met land- en zeebries, maar hun periode strekt zich hier over een heel jaar uit in plaats van een dag. Ook zijn hier uitgestrekte gebieden bij betrokken in plaats van een smalle strook. De gebieden die voor moessoncirculaties in aanmerking komen zijn de gebieden aan de keerkringen. Tijdens het zomerseizoen ontstaat boven Centraal-Azië een uitgestrekt laag waarbij in zulke mate lucht wordt aangezogen dat de invloed tot op de westelijke Stille Oceaan en over gans de Indische Oceaan waarneembaar is. Dit is de zomermoesson of zuidwestmoesson die warme en vochtige lucht over het zuidelijk gedeelte van het vasteland aanvoert, wat op hoger gelegen gebieden overvloedige neerslag met zich meebrengt. Gedurende het winterseizoen strekt zich boven Centraal-Azië een uitgebreid en krachtige anticycloon uit waarbij koude en droge luchtmassa's zich naar de evenaar verplaatsen waar deze een snelle transformatie ondergaan en in de passaatwinden van het noordelijk halfrond overgaan. Dit is de winter- of noordoostmoesson.



    Er zijn verschillende moessongebieden te onderscheiden:
    1. Zuid-Azië en het noordelijk deel van de Indische Oceaan;
    2. Oost-Azië, Zuidoost-Azië, de Oost-Chinese Zee en Zuid-Chinese Zee;
    3. Indonesië ten zuiden de evenaar, Noord-Australië en het zuidwestelijke deel van de Grote Oceaan;
    4. het kustgebied van West-Afrika tussen 5°N en 20°N;
    5. De westkust van Midden-Amerika.

  • El Pampero - westelijke of zuidwestelijke wind die gevormd wordt in Antarctica en stroomt naar de pampa's van Patagonië door naar noordelijk Argentinië en Uruguay, en zo naar Paraguay. Deze stroming veroorzaakt in het algemeen een temperatuursdaling en storm. Het is over het algemeen een koude, droge wind die van oktober tot januari voorkomt.

    In het Spaans wordt deze wind:
    1. Pampero seco (droge pampero) genoemd wanneer deze geen regen met zich meebrengt;
    2. Pampero sucio (vieze pampero) genoemd wanneer deze stof van de pampa's meeneemt en geen regen veroorzaakt;
    3. Pampero limpio (schone pampero) genoemd wanneer deze wel regen met zich meebrengt.

  • windsystemen.gifPassaat - oostelijke wind over het tropische deel van de Stille Oceaan. De passaat is een zeer bestendige oostelijke wind die het hele jaar waait tussen de subtropische hogedrukgebieden (op de paardenbreedten) en de intertropische convergentiezone (ITCZ) met lage druk. Op noorderbreedte wordt deze NO-passaat genoemd en op zuiderbreedte ZO-passaat naar de meest voorkomende windrichting. De wind is het oppervlaktedeel van de Hadleycel en de passaatgordels beslaan een gebied aan weerszijden van de ITCZ tot een breedte van ongeveer 30°, waarbij de gordels tot hogere breedte komen aan de oostzijde van de oceanen. Onder meer in het noorden van de Indische Oceaan en de Zuid-Chinese Zee verdringt de moesson tijdens de zomer de passaat.

    Zeestromen
    De doorstaande winden veroorzaken driftstromen die de invloed van het corioliseffect ondervinden. Daardoor hebben deze zeestromen op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links, wat de Ekmanspiraal genoemd wordt. Het resultaat is een equatoriale stroom richting het westen. Het tropische deel van de Stille Oceaan heeft een sterk gelaagde opbouw: boven op het koude diepzeewater ligt een warm laagje oppervlaktewater van gemiddeld honderd meter dikte. De overgang tussen deze twee lagen is vrij abrupt. Normaal is de warme bovenlaag in het westen dikker en warmer dan in het oosten, en verloopt de scheiding tussen warm en koud water van zo'n 200 m diep in het westen tot zo'n 50 m diep in het oosten. Die scheiding wordt thermocline genoemd.

    Weer
    De rotatie van de Aarde leidt tot een corioliseffect voor de stromingen die door de passaatwinden en de zuidoostenwinden langs de kust van Peru opgewekt worden. Hierdoor worden deze stromingen afgebogen van de equator en van de kust. Het uit elkaar gedreven oppervlaktewater wordt door opwelling aangevuld met koud water van onderen. In het oosten langs de evenaar is het daardoor kouder dan 500 km van de evenaar af. Door de opstuwing van warm water bij Azië en het opwellen van koud water bij Amerika is het westen van de tropische Stille Oceaan gemiddeld ongeveer vijf graden warmer dan het oosten.

    Normaal is het in het westen van de oceanen dus warm, met zeewatertemperaturen van rond de 30°C, warm genoeg voor de vorming van tropische buien en opstijgende lucht. In het oosten is het koeler, rond de 25°C, droog, met hooguit wat laaghangende bewolking. Boven warm water stijgt lucht meer op dan boven koud water. Als lucht stijgt en dus kouder wordt, condenseert het water in de lucht en regent het: daarom regent het in de Stille Oceaan veel meer aan de warme kant bij Azië (bijvoorbeeld Indonesië) dan aan de koude kant bij Amerika (bijvoorbeeld Peru). Ook wordt er door de stijgende lucht aan de westkant lucht aangezogen, wat een deel is van de verklaring van de passaatwinden.

    In de tropen is de circulatie van de aardatmosfeer zeer gevoelig voor de zeewatertemperatuur. Boven het warme water in het westen van de Stille Oceaan stijgt lucht op en regent het vaker dan in het koelere oosten van de Stille Oceaan, waar lucht daalt. Lucht die opstijgt veroorzaakt een lage luchtdruk aan het aardoppervlak, dalende lucht een hoge. Het temperatuurverschil zorgt zo ook voor een drukverschil tussen het oosten en westen van de Stille Oceaan. Het drukverschil versterkt op zijn beurt de passaatwind.

    Zo houdt een cirkel van oorzaken en gevolgen zich in stand:
    1. De passaatwind stuwt warm water naar het westen en brengt koud water aan de oppervlakte in het oosten.
    2. Het temperatuurverschil veroorzaakt stijgende en dalende lucht.
    3. Dit houdt het drukverschil tussen oost en west in stand.
    4. Het drukverschil is weer verantwoordelijk voor een deel van de kracht van de passaat.
    5. Kleine verstoringen van de passaatwinden, oostelijke golven (easterly waves) genoemd, veroorzaken hevige regen in anders relatief droge landen als Venezuela of Guyana. De zo optredende depressies kunnen zware buien verzoorzaken, waarbij 100 mm op een dag kan vallen.
    6. Deze cirkel van de passaatwinden wordt helemaal doorbroken tijdens een periode van de El Niño.

  • poniente.gifPoniente - noordwestelijke wind over Gibraltar. De Poniente is een warme en droge westelijke of noordwestelijke wind die in de Straat van Gibraltar en langs de kusten van het noordwesten van de Middellandse Zee blaast. Het is het tegenovergestelde van de Levante (Levanter). Deze wind kan het hele jaar door vaak veranderen. De Poniente (of wind uit het westen) brengt echter heet, helder en meestal droog weer.



  • zandstorm.jpgSamoem - hete, droge wind die woestijnzand meevoert. Samoem (ook: samoen, simoom en samyel, naar het Arabische 'samm') is een hete, droge wind in het westelijk gedeelte van Azië, vooral in Arabië en langs de kust van de Perzische Golf. Hij voert veel woestijnzand mee, dat de hemel rood of geel kleurt en wordt zeer gevreesd. Gewoonlijk blijft hij twee of drie dagen waaien.

  • santa_ana_wind.jpgSanta Ana - een warme, droge wind in Californië vanuit de Rocky Mountains en de Sierra Nevada. De winden van Santa Ana zijn sterke, extreem droge winden die afkomstig zijn van het binnenland en van invloed zijn op de kust van Zuid-Californië en Noord- Baja Californië. Ze zijn afkomstig van koele, droge hogedrukmassa's in het Great Basin. Ze zijn bekend voor het hete droge weer dat ze in de herfst brengen (vaak het warmste van het jaar), maar ze kunnen zich op andere tijden van het jaar ook voordoen. Ze brengen vaak de laagste relatieve vochtigheid van het jaar naar zuidelijke Californië. Deze lage luchtvochtigheid, gecombineerd met de verwarmde luchtmassa, plus hoge windsnelheden, creëren kritische brandweerstanden. Bekend als "duivelswinden", Santa Anas zijn berucht om te hevige regionale bosbranden. De Nationale Weerdienst definieert Santa Ana winden als "Sterke hellingwinden" die door de bergpassen in zuidelijk Californië blazen. Deze winden, die gemakkelijk 40 mijl per uur (18 m / s) kunnen bereikenn, zijn warm en droog.

    De Santa Anas zijn katabatische winden die in hogere hoogten optreden en naar zee verschuiven. Santa Ana winden zijn afkomstig van hoge druk luchtmassa's over het Great Basin en de Mojave woestijn. Elk laagdrukgebied over de Stille Oceaan, langs de kust van Californië, kan de stabiliteit van het Great Basin veranderen, waardoor een drukgradiënt wordt veroorzaakt die de weersomstandigheden zuidwaarts naar de oostkant van de Sierra Nevada en in Zuid-Californië regio bepalen. Koel, droge lucht stroomt naar buiten volgens de wijzers van een uurwerk vanuit het hogedrukcentrum. Deze koele, droge luchtmassa verplaatst zich over de woestijnen van Oost-Californië naar de kust en ontmoet de torenhoge Transversale bergen, die de zuidelijke Californië van de woestijnen scheiden. De luchtmassa, die van het hoge druk gebied in het Grote Basin stroomt naar een laagdrukcentrum van de kust, neemt de weg van de minste weerstand door de bergpassen naar de lagere kusthoogten.

    Aangezien de wind in de smalle passages wordt samengeperst, neemt de snelheid ervan dramatisch toe. Tegelijkertijd, als de lucht van hoge hoogte naar beneden daalt, wordt ze adiabatisch verwarmd ongeveer 5 ° C voor elke 1000 voet het afneemt (10 ° C voor elke 1.000 m). De warmtecapaciteit neemt toe, waardoor de relatieve luchtvochtigheid afneemt. De lucht is al gedroogd alvorens het Great Basin te bereiken, evenals door de bodem van de bovenste atmosfeer, waardoor deze extra verwarming vaak de relatieve luchtvochtigheid onder de 10 procent laat dalen. Het eindresultaat is een sterke, warme en zeer droge wind die over de bodem van bergpassen naar de valleien en kustvlakte blaast.

    Tijdens de Santa Ana omstandigheden is het typisch warmer langs de kust dan in de woestijnen, zodat de kuststreek in Zuid-Californië in de herfst de hoogste jaarlijkse temperaturen bereikt. Als de Santa Anas sterk zijn, komt de gebruikelijke dagblauwe zeebries niet op, of ontstaat later zwak in de dag omdat de sterke offshore-woestijn tegen de kustzee komt.

    Regionale gevolgen
    Santa Ana wind brengt vaak de laagste relatieve vochtigheid van het jaar naar het zuidelijke Californië. Deze lage luchtvochtigheid, gecombineerd met het warme, compressief verwarmde luchtmassa, plus de hoge windsnelheden, creëren kritische brandhaarden. De combinatie van wind, hitte en droogte die de Santa Ana winden vergezelt, zorgt voor de beruchte veldbranden. Hoewel de wind vaak een vernietigende kracht heeft, zijn er ook enkele voordelen. De wind zorgt ervoor dat koud water van onder de oppervlakte van de oceaan, naar boven komt waardoor er veel voedingsstoffen de lokale visserij ten goede komt. Naarmate de wind over de oceaan waait, dalen de oppervlaktetemperaturen ongeveer 4 ° C .

    Tijdens de wind van Santa Ana kunnen grote oceaangolven ontstaan. Deze golven komen van een noordoostelijke richting; naar de normaal beschutte kant van Catalina eiland. Beschermde havens, zoals Avalon en Two Harbors, zijn normaal gesproken beschut en de wateren in de havens zijn zeer rustig. In sterke Santa Ana omstandigheden ontwikkelen deze havens hoge branding en sterke winden die boten kunnen afscheuren van hun ligplaatsen en ze op de kust neerzetten.
    Een Santa Ana mist is een afgeleid fenomeen waarin een bodem mist zich in het zuidelijke Californië kust op het einde van een Santa Ana wind kan voordoen. De lucht in de mariene laag wordt zeer vochtig en zeer lage wolken of mist ontstaan.

  • Sirocco - zuidelijke wind vanuit Afrika naar Europa (Frankrijk.De sirocco, ook wel scirocco, siroc of jugo, is een zuidelijke wind, die hete en droge lucht uit de Sahara naar het noorden voert.
    sirocco1.gifDe sirocco begint door een warme, droge, tropische luchtmassa die naar het noorden wordt gedrukt door lage-druk-cellen die zich via de Middellandse Zee naar het oosten verschuiven. De hetere, drogere continentale lucht mengt met de koudere, nattere lucht van de maritieme cycloon en de tegen-de-klok-indraaiende circulatie duwt de gemixte lucht naar de zuidkusten van Europa.
    De lucht, die de sirocco aanvoert, is verontreinigd met zand en stof dat in de landen rond de Middellandse Zee met regen naar beneden komt. In Griekenland wordt de "rode regen" brengende wind de Gharbi genoemd. Op satellietopnamen is het spoor van zand en stof dat de Middellandse Zee oversteekt terug te vinden en als de luchtstromingen in een groot deel van Europa zuidelijk zijn kan het stof veel verder noordwaarts komen. Ook in Nederland bevat de regen soms uit de Sahara afkomstig stof. Deze winden met snelheden van bijna 100 kilometer per uur komen het meeste voor tijdens de lente. De hoogtepunten zijn in maart en november.

    Effecten op de mens
    De sirocco zorgt voor stoffige en droge condities langs de noordelijke kust van Afrika, storm in het Middellandse Zeegebied, en koud, nat weer in Europa. De sirocco duurt doorgaans een halve dag of enkele dagen. Mensen kampen met problemen door de stoffige hitte langs de Noord-Afrikaanse kustregio's of met de koudere vochtigheid in Europa. Het stof dat de sirocco met zich meebrengt kan schade toebrengen aan machineapparaten en woningen.
    De woestijnwind, die ook wel de Afrikaanse pest wordt genoemd, leidt bij een deel van de bevolking tot verschijnselen als migraine en slapeloosheid. De hete wind houdt de mensen ook 's nachts uit de slaap omdat het dan weinig afkoelt. In het uiterste zuiden van Italië komt de temperatuur onder deze omstandigheden soms de hele nacht niet onder de 30 graden en overdag kan het in het uiterste zuiden van Europa 40 tot 45 graden worden.

  • Soechovej - droge, hete wind met een lage relatieve luchtvochtigheid die voorkomt in steppegebieden, halfwoestijnen en woestijnen. De soechovej (Russisch: Суховей; "dorstige wind"). De wind komt alleen voor bij hogedrukgebieden en kan grote schade toebrengen aan gewassen. Soechovejs trekken vaak langzaam over gebieden (5 tot 20 m/sec) en hebben een relatieve luchtvochtigheid van minder dan 30%. Soechovejs zijn karakteristiek voor Kazachstan en de regio rond de Kaspische Zee. Soechovejs ontstaan in de zomer aan de randen van hogedrukgebieden, meestal wanneer tropische luchtmassa's binnendringen (net als bij bijvoorbeeld de chamsin en de sirocco). Door de hoge temperatuur van 20 tot 25 °C, heeft de soechovej een groot tekort aan vochtigheid met een insignificante relatieve luchtvochtigheid, die voor een scherpe stijging zorgt van de evaporatie (verdamping) van water uit de bodem. De langzame snelheid van de soechovej (enkele dagen) zorgt voor een langdurige evaporatie wat in combinatie met een ontoereikende bodemvochtigheid zorgt voor droogte, beschadiging van de oogsten van graanvelden en fruitboomgaarden en het verlies van gewassen.
    Tropische luchtmassa's komen voor in de woestijnen van Afrika, Anatolië en Zuid-Kazachstan, waardoor de winden ook voorkomen in noordelijkere bosrijkere gebieden. Meestal blijven ze echter beperkt tot de steppes en de halfwoestijnen. De schade van soechovejs kan worden beperkt door de aanplant van boomgordels om de wind te breken, het irrigeren van de bodems en door grondverbetering. De wind komt ook in Noord-Amerika voor.

  • Tramontana - droge, koude en sterke wind in de regio Languedoc-Roussillon.Tramontana is een bijzondere windconditie die een eigen naam gekregen heeft. De tramontana (etymologie: transmontanus (Latijn), de overkant van de bergen) is een droge, koude en sterke wind, die vanuit het noordwesten waait in de Franse regio Languedoc-Roussillon, de Spaanse regio Alt Empordà en op het eiland Minorca. Hij versnelt, door het Venturi-effect (Wet van Bernoulli), tijdens zijn doorgang tussen de Pyreneeën en het zuiden van het Centraal Massief. De tramontana komt meestal op na een periode van minder goed weer, waarna mooi weer volgt. De tramontana-wind haalt minimaal een windsnelheid van 3 beaufort, maar kan soms tot 9 beaufort aantrekken. Windvlagen van 150 km/uur komen regelmatig voor. Aan de kust is hij gewild door ervaren windsurfers. Volgens de inwoners van de Languedoc-Roussillon waait de tramontana-wind steeds in een veelvoud van 3 dagen. In die zin is de tramontana vergelijkbaar met de mistral. Alleen de valleien waardoor de wind aangewakkerd wordt verschillen:

    De gebruikte doorgangen:
    1. tramontana: tussen de Pyreneeën en het zuiden van het Centraal Massief
    2. mistral: tussen het oosten van het Centraal Massief en het westen van de Alpen (de Rhônevallei).
    3. ook de föhn valt in deze klasse van winden.

  • Terral - droge, hete noordenwind uit de binnenlanden van Spanje. De terral wind is zeer bekend bij menig buitenlander die in de provincie Málaga woont omdat deze windconditie daar het meeste voorkomt en soms zeer onaangenaam kan zijn. De terral wind komt met name voor in de zomermaanden en zorgt voor een of meerdere zeer ondraaglijke en onaangename warme dagen waarbij een airconditioning geen overbodig luxe is. Vaak wordt verondersteld dat de “El Terral” wind afkomstig is uit Afrika maar, op uitzonderingen na, is dat niet het geval. Deze windconditie wordt in de provincie Málaga namelijk gevormd wanneer de zonnestraling verdwijnt en de zee de warme temperatuur overdag langer vasthoudt dan het vasteland welke sneller afkoelt dan de zee. Op dat moment ontstaat een drukgradiënt waarbij de warme zeelucht stijgt en de plaats wordt ingenomen door de koude vasteland lucht waardoor de zogenaamde aflandige wind (brisa terrestre) of “El Terral” te voelen is. De “El Terral” wind is dus niet afkomstig uit het zuiden/zuidoosten zoals de warme en droge Afrikaanse wind maar uit het binnenland, het noorden/noordwesten, vandaar ook de naam Terral van Tierra. De terral wind is vooral te merken tijdens de zomermaanden maar de windconditie kan ook in de winter voorkomen waarbij het dan een droge en koude windsoort is.

  • Vendaval - zuidwestelijke wind over Gibraltar. De Vendavel (alternatieve spellingsprijzen zijn Vendevale en Vendaval ) is een westelijke wind die in de Middellandse Zee rond het gebied van de Straat van Gibraltar en Marokko blaast. Dit wordt meestal geassocieerd met depressies die de Middellandse Zee vanuit het westen binnendringen.

  • Zie ook: lijst van winden 1 (Engels). Klik hier.
    Zie ook: lijst van winden 2 (Engels). Klik hier.

    Zijwind
    Van zijwind of dwarswind wordt gesproken als de wind van opzij komt bij een zich bewegend object, zoals een vervoermiddel. De wind kan loodrecht van opzij komen maar ook van schuin achter of voor. In dat geval kan men spreken van wind met een zijwindcomponent. De wind kan verdeeld worden in twee componenten, in feite vectoren, waarbij er één loodrecht op de lijn van het voertuig staat, van links of rechts dus, en één in de richting van het voertuig. Dit is uiteraard dan tegenwind of rugwind. De sterkte van de zijwind wordt berekend door de windkracht te vermenigvuldigen met de sinus van de hoek tussen de windkracht en de richting waarin het voertuig beweegt: als er bijvoorbeeld een zijwind is van 10 knopen, ongeveer 18,5 km/h onder een hoek van 45 graden is de zijwindcomponent, de feitelijke zijwind dus 10 kn•sin(45°) dus ongeveer 7,07 knopen of 13 km/h. De tegen- of rugwindcomponent wordt via dezelfde methode gegeven door de cosinus van deze hoek. In dit geval is deze ook 7,07 knopen. Alleen de zijwindcomponent is verantwoordelijk voor hoe het voertuig zich zal gedragen. In de zeilvaart rekent men ook met de schijnbare wind.
    Voor deze berekeningen worden in de luchtvaart gewoonlijk tabellen of grafieken gebruikt. Zijwind wordt hier vaak aangeduid met X/WIND of (en) Crosswind. Vooral bij de luchtvaart kan deze wind van belang zijn bij opstijgen en landen. De fabrikant van een vliegtuig schrijft normaliter een waarde voor als maximale (demonstrated) X/WIND. Bij start en landing van een vliegtuig kan sterke dwarswind heel gevaarlijk zijn; diverse vliegrampen zijn door dit fenomeen (mede) veroorzaakt.
    De reden hiervoor is het feit dat bij sterke zijwind de vleugel die "in de wind" ligt veel liftkracht levert, en de vleugel in de luwte van de wind veel minder. De piloot zal hiervoor moeten corrigeren door middel van de roeren. Bij de meeste verkeersvliegtuigen is dit mogelijk tot een maximale dwarswindcomponent van ongeveer 30 knopen (droge baan). De maximale toegestane dwarswind is mede afhankelijk van de toestand (frictie) van de landingsbaan. Zo zal op een gladdere baan (door water of sneeuw/ijs) de maximaal toegestane dwarswindcomponent lager zijn omdat er in zulke omstandigheden minder frictie is tussen de band en de landingsbaan.
    Een bijkomend probleem is dat, vooral bij slecht weer, de windrichting en snelheid zeer snel kan veranderen. Dit verschijnsel heet windshear. Bovendien is het niet altijd mogelijk om een start- of landingsbaan te kiezen zodanig dat het vliegtuig de optimale richting -namelijk recht tegen de wind in- kan volgen. De meeste grote vliegvelden hebben daarom meerdere start- en landingsbanen, maar kleinere vliegvelden hebben soms maar één landingsbaan.

    Storm
    Is een zeer harde wind binnen een grootschalig weersysteem, een depressie. Het gebied binnen een depressie waar stormkracht heerst noemen we stormveld. Storm is gedefinieerd als wind met een windkracht van 9 of meer op de schaal van Beaufort. Dat betekent dat de gemiddelde snelheid van de wind gedurende 10 minuten een snelheid bereikt van ten minste 75 km/h. Is de windsnelheid gemiddeld over 10 minuten ten minste 90 km/h dan wordt gesproken van zware storm, windkracht 10. Bij een gemiddelde snelheid van 103 km/h spreekt men van zeer zware storm, windkracht 11.

    Windstoten of windvlagen
    Wind is nooit constant en bevat periodes waarin de snelheid flink hoger kan zijn. Tijdens windstoten liggen de snelheden bij een storm in het algemeen enkele tientallen km/h hoger. Windstoten duren echter kort en kunnen daarom niet worden benoemd volgens de schaal van Beaufort, die uitgaat van gemiddelde windsnelheden.

    Ontstaan van een storm
    Storm kan in Nederland en België het hele jaar door voorkomen, maar de kans op een flinke storm die geruime tijd woedt is het grootst in de periode oktober tot en met maart. De temperatuurverschillen tussen het noordelijke en zuidelijke deel van het noordelijk halfrond zijn dan het grootst, waardoor ook de luchtdrukverschillen groot zijn en actieve depressies ontstaan. Wanneer de atmosfeer eenmaal onrustig is kan met een krachtige westelijke luchtstroom op 9 tot 10 kilometer hoogte in de atmosfeer (straalstroom) de ene stormdepressie na de andere onze kusten bereiken. Er kan dan soms twee weken achtereen herhaaldelijk tot stormachtig weer komen.
    Hoe zwaar een storm wordt is niet zozeer afhankelijk van de luchtdruk die de depressie in het centrum van de storm bereikt, maar wordt vooral bepaald door grootte van de luchtdrukverschillen in de omgeving van dat centrum. Een lage barometerstand zal daarom niet altijd leiden tot storm. Bij een snelle verandering van de luchtdruk neemt de wind meestal wel flink toe. Het gebied met de grootste luchtdrukverschillen en de krachtigste wind ligt meestal ten zuidwesten of ten westen van de stormdepressie. De zwaarste stormen in Nederland en België worden dan ook veroorzaakt door depressies die over de Noordzee koersen. Trekt de kern van de depressie juist ten zuiden langs dan passeert het windveld ook ten zuiden en blijft de zuidwesterstorm uit. Door een kleine koersverandering van de depressie kan de storm Nederland of België dan ook op het laatste moment missen. Een dergelijke wijziging of een toename van de storm wordt vaak pas op het laatste moment duidelijk. De meteorologen volgen de ontwikkelingen van een storm dan ook op de voet en passen de weersverwachtingen aan als daar aanleiding toe is.

    Noordwesterstorm
    Een noordwesterstorm is extra gevaarlijk in Vlaanderen, Nederland en Noord-Duitsland omdat daardoor het water in de Noordzee wordt opgestuwd. De combinatie van noordwesterstorm met springtij is verantwoordelijk geweest voor verschillende grote overstromingen in Nederland.

    Zuidwesterstorm
    Zuidwesterstorm ontstaat boven de Atlantische oceaan en koerst in min of meer rechte lijn door Het Kanaal de Noordzee in. De zuidwesterstorm kan grote schade toebrengen aan de stranden en duinen, en kan daarbij zeer gevaarlijk voor de aanwezige scheepvaart zijn.

    Valwind
    valwind.jpgHet windveld bij een buienwolk kan ook kleiner zijn. De kou stort dan in een klein gebied met een doorsnede van slechts een kilometer omlaag. De lucht raakt daarbij in een versnelling waardoor de wind toeneemt. Op het aardoppervlak zoekt de kou met die enorme snelheid een weg in allerlei richtingen. De lucht spat als het ware uiteen. Zo’n valwind (ook wel downburst genoemd) is vooral gevaarlijk door de plotselinge windtoename. De krachten die vrijkomen zijn groot en kunnen in een gebied van vele honderden meters breed en kilometers lengte schade aanrichten. Bij een valwind liggen de getroffen objecten in min of meer rechte lijnen in de richting van de wind. Valwinden worden vaak verward met windhozen, die ook veel schade kunnen aanrichten. Bij een valwind treedt geen slurf op, maar de wind kan wel leiden tot wervelingen. De weerkundigen noemen wervelingen aan de zijkant van het gebied met valwinden gustnado’s. Zulke wervelingen duren hooguit enkele minuten en vaak veel korter. Ze bereiken een hoogte van één tot enkele meters. In tegenstelling tot een windhoos heeft een gustnado geen contact met de wolk, maar er treden wel lokale versnellingen van de wind op. Valwinden die vergezeld gaan van gustnado’s kunnen windsnelheden bereiken van 200 tot 250 kilometer per uur.

    Tornado
    tornado.jpgEen tornado is een zware windhoos, een wervelwind, die als trechtervormige slurf onder een buienwolk zichtbaar is. Tornado's zijn gevaarlijk, vooral door hun enorme kracht en de hevige wervelingen om een verticale as. Het gebied met hoge windsnelheden is doorgaans kleiner dan een kilometer. De gemeten windsnelheden zijn meestal tussen 120 en 250 kilometer per uur en soms meer dan 400 kilometer per uur. Tornado's hangen samen met onweersbuien in vochtige lucht en sterke wind op enkele kilometers hoogte.



    Schade door tornado's
    Schade door tornado's komt niet alleen door de sterke wind, maar ook door ronvliegende objecten. Tornado's komen vooral in het centrale deel van Verenigde Staten voor, gemiddeld zo'n duizend per jaar. In Nederland bereikt een windhoos zelden de kracht van een Amerikaanse tornado. In de twintigste eeuw gebeurde dat slechts enkele malen.

    Fujita tornadoschaal
    Zoals wind wordt weergegeven op de Beaufortschaal worden tornado's ingedeeld volgens de schaal van Fujita. Deze schaal loopt van EF0 tot F5. De schaal is opgesteld door de Japanse meteoroloog en natuurkundige Ted Fujita. Hij baseerde de schaal op de optredende schade in de kern van de tornado, gekoppeld aan de maximaal optredende en mogelijke windsnelheden.

    Enhanced Fujita Scale
    De oorspronkelijke schaal is inmiddels verouderd. In plaats daarvan gebruiken we sinds 1 februari 2007 de Enhanced Fujita Scale (EF Scale). Deze schaal houdt rekening met de kwaliteit van bouwconstructies. Ook bleek dat lagere windsnelheden al de door de schaal gedefinieerde schade veroorzaken.

    Een overzicht met een vergelijking van de F en EF schalen:
    Kracht F Snelheden F Kracht EF Snelheden EFOmschrijving
    F0116 km/hEF0105-137 km/hLichte schade
    F1180 km/hEF1138-178 km/hMatige schade
    F2253 km/hEF2179-218 km/hAanzienlijke schade
    F3332 km/hEF3219-266 km/hErnstige schade
    F4418 km/hEF4267-322 km/hZeer zware schade
    F5419-512 km/hEF5322 km/hCatastrofaal


    Zie ook: wikipedia. Klik hier.

    Windhozen
    windhoos.pngEen windhoos is een wervelwind die vaak als een trechtervormige slurf onder een onweerswolk zichtbaar is. Windhozen horen tot de gevaarlijke weersverschijnselen die zich ook in Nederland kunnen voordoen. Vooral in de zomerperiode, maar soms ook in de winter, kunnen onweersbuien samengaan met windhozen. Een rotatie in de aangezogen lucht wordt dan versterkt en kan snelheden bereiken van een paar honderd kilometer per uur. De windhoos trekt met de bui mee en laat door wind en grote luchtdrukverschillen een spoor van vernielingen achter. Als de opstijgende lucht vochtig is, wordt de omhoog wervelende lucht zichtbaar als een trechtervormige uitstulping onder de wolk. Door het voortbewegen van de wolk met slurf en al kan een schadespoor ontstaan van soms kilometers lengte. Soms bevat de windhoos objecten die tijdens de tocht over het aardoppervlak zijn opgezogen. Het voorbijtrekken van een hoos gaat gepaard met een enorm lawaai.

    Ontstaan windhoos
    Zware windstoten, die ook veel schade aanrichten, worden vaak verward met windhozen. Dit is pas achteraf te bepalen aan de hand van ooggetuigen en de aard van de schade. Windhozen zijn vrijwel niet te voorspellen, maar kunnen alleen optreden bij bepaalde weersomstandigheden. De verschillen in temperatuur en vochtigheid tussen de lucht aan het aardoppervlak en op grote hoogte in de atmosfeer moeten heel groot zijn. Bovendien moet op zo'n tien kilometer hoogte een zeer sterke wind staan (straalstroom). Dan ontstaan de enorme buienwolken die hozen kunnen bevatten. In de nazomer en het najaar ontstaan de meeste buien boven de relatief warme zee of het IJsselmeer. Hozen die bij buien boven water optreden en het land niet bereiken worden waterhozen genoemd.

    Stofhoos
    Een stofhoos is een kleinschalige wervelwind die lijkt op een windhoos. Een stofhoos is echter veel onschuldiger en ontstaat op een andere manier. Stofhoosjes ontstaan aan het aardoppervlak op warme zonnige zomerdagen met weinig wind, terwijl windhozen op grote hoogte in de wolken ontstaan en gekoppeld zijn aan zware onweersbuien. Stofhozen doen zich meestal voor boven sterk verhitte zandvlaktes en zijn als een draaiende zuil van stof zichtbaar. In de Verenigde Staten worden stofhozen "dust devils" genoemd, in Australië spreekt men wel van Willy Willies.

    Zie ook: wikipedia. Klik hier.

    Waterhozen
    waterhozen.jpegWaterhozen zijn kleine, trechtervormige slurfjes. Ze ontstaan boven grote wateroppervlaktes door sneldraaiende luchtbewegingen. Waterhozen zijn soms te zien onder de wolken boven de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer. Pas als een slurf het wateroppervlak raakt en water opzuigt, is het een waterhoos.
    Een waterhoos is eigenlijk net als een windhoos, alleen ontstaat een waterhoos boven water. Een waterhoos verliest meestal zijn kracht zodra die boven land komt. Zelden behoudt de waterhoos voldoende kracht om langs de kust ongelukken te veroorzaken en schade aan te richten.

    Ontstaan waterhozen
    Waterhozen komen vooral in de tweede helft van de zomer en het najaar voor. Soms eerder, wanneer het relatief warme zeewater de vorming van buien bevordert. Die buien ontstaan vooral in koude uit de poolstreken afkomstige lucht. Hierbij treden grote temperatuurverschillen op tussen het zeewater en de lucht daarboven.

    Tropische cyclonen
    orkaan irma.jpgTropische cyclonen zijn hevige en gevaarlijke wervelstormen met verwoestende windsnelheden, huizenhoge golven, regen en modderstromen. Cyclonen kunnen windsnelheden bereiken tot driehonderd kilometer per uur. Afhankelijk van het gebied waar ze ontstaan heten ze orkanen of hurricanes (Caribisch gebied) of tyfonen (Stille Oceaan).

    Hoe ontstaan cyclonen
    Tropische cyclonen kunnen ontstaan boven zee bij een zeewatertemperatuur van minstens 27 graden. De verwoestende uitwerking is het grootst in kustgebieden en op eilanden. Dit komt vooral doordat ze huizenhoge golven, hevige regen en modderstromen veroorzaken. Zodra de cycloon landinwaarts koerst, neemt het windgeweld meestal snel in kracht af. Wel valt er vaak veel regen, soms meer dan vijfhonderd millimeter in een dag. Komt de cycloon terug boven de warme zee, dan neemt ook de wind weer toe. In het 'oog' van de cycloon, met een doorsnede van dertig tot vijftig kilometer, klaart het op en is het nagenoeg windstil. Zodra het oog voorbij is, steekt de storm aan de achterkant weer op vanuit een andere richting.

    Stormen voorspellen
    Meteorologen kunnen de baan van een storm en de windkracht met een redelijke nauwkeurigheid enkele dagen van tevoren berekenen. Zo kan de bedreigde bevolking op tijd worden gewaarschuwd en voorzorgsmaatregelen nemen. Met name in de Verenigde Staten is het aantal slachtoffers dat een storm opeist daardoor de laatste decennia sterk beperkt. Vooral in gebieden met een gebrekkiger communicatie en slechte woonomstandigheden veroorzaken tropische stormen soms nog veel slachtoffers.

    Stormen in Europa
    In Nederland en belgië komen cyclonen met windsnelheden tot driehonderd kilometer per uur niet voor. Wel kunnen de restanten Europa bereiken, maar dan als gewone depressies. Tropische cyclonen komen ook in een andere tijd van het jaar voor dan stormen in Europa. In de Verenigde Staten loopt het orkaanseizoen van juni tot en met november. Europa kent de zwaarste stormen tussen november en april.

    Schaal Saffir & Simpson
    De schaal van Saffir & Simpson deelt tropische cyclonen in vijf klassen in. Klasse 1 zijn stormen met een wind van gemiddeld minstens 117 kilometer per uur en hoogstens 152 kilometer per uur. Een cycloon met een gemiddelde wind van meer dan 248 kilometer per uur zit in klasse 5 en wordt extreem gevaarlijk genoemd.

    Klasse Omschrijving Windsnelheid (km/h) Schade
    1Zwak118-152Meest lichte schade
    2Matig153-176Dak- en vensterschade en belangrijke schade aan bomen en gewassen
    3Krachtig177-208Grote schade met uitgebreide vernielingen aan gebouwen
    4Zeer krachtig209-248Zeer groot: daken weggeblazen, veel waterschade op de begane grond van gebouwen aan de kust
    5Verwoestendmeer dan 248Catastrofaal: vrijwel alle daken weggeblazen, evenals kleine lichtere bouwsels en grote schade aan gebouwen


    Zie ook: wikipedia. Klik hier.

    Aanlandige wind en aflandige wind
    Aanlandige wind komt áán land en aflandige wind waait het land af. Toch is dat niet het enige verschil tussen deze winden. Zo is aflandige wind veel droger dan aanlandige wind. Een aanlandige wind neemt veel vocht mee vanaf de zee en blaast deze vochtige lucht het land op waardoor de kans op regen groter is bij deze wind. Een aflandige wind waait over het land, waar beduidend minder verdamping plaatsvindt en dus de lucht veel droger is. De seizoenen zijn hier ook weer van invloed op. Zo brengt een aflandige wind in de zomer veel warmte, maar in de winter veel kou met zich mee. In het oosten heerst een landklimaat met warme zomers en koude winters. Wanneer de wind zomers uit het oosten komt neemt de wind de warme lucht mee wat in ons land zorgt voor warme temperaturen. In de winter brengt de aflandige wind veel kou met zich mee omdat het daar dan ook erg koud is. Bij een aanlandige wind is het net andersom, in de zomer brengt deze verkoeling en in de winter juist warmte. Waar land snel opwarmt en afkoelt, (denk maar aan een fijne zonvakantie waar je overdag op het strand nauwelijks op blote voeten kan lopen omdat het zand zo warm is en wanneer je ’s avonds een avondwandeling maakt het zand lekker fris aanvoelt) is de temperatuur van de zee veel constanter en wordt de temperatuur van de zee in de zomermaanden langzaam opgewarmd. In de zomermaanden waait dus een relatief koude lucht het land op, wat naast de nodige neerslag ook verkoeling met zich meebrengt. In de wintermaanden is de zee, omdat deze veel langzamer afkoelt, over het algemeen warmer dan het land wat voor verwarming zorgt.

    Gebruik van wind
    De wind wordt al sinds mensenheugenis gebruikt om te zeilen, voor windmolens en tegenwoordig voor het opwekken van elektriciteit. Het vermogen van de wind is evenredig met de derde macht van de windsnelheid.

    Dit is als volgt af te leiden. Door een oppervlak A stroomt in een tijd t een volume lucht V met snelheid v:
    V = Avt

    De massa van deze lucht is m=ρV ; hierbij is ρ de dichtheid van de lucht. De kinetische energie ervan is:
    Ekin =1/2m ⋅ v2 = 1/2ρAt ⋅ v3

    Voor het vermogen van de wind geldt:
    PWind = dEkin / dt = 1/2ρA ⋅ v3

    Een windmolen kan echter niet alle kinetische energie opnemen, want de passerende lucht moet ook nog kunnen wegstromen. Het maximaal aan de wind te onttrekken vermogen is daarom ongeveer 60% van het volle vermogen van de wind (zie Wet van Betz).

    Wind in de geschiedenis
    In zijn Metamorfosen schreef de Romeinse dichter Ovidius in een passage over het ontstaan van de wereld:
    De wereldarchitect liet de winden niet allemaal uit dezelfde richting waaien maar liet hen blazen naar verschillende kanten. Door hun ongetemde kracht en hun onderlinge ruzies konden ze overal grote schade veroorzaken. Euros, de oostenwind, woei vanuit Arabië en Perzië, landen waar de bergen schitteren in het ochtendlicht; Zephyrus, de zachte westenwind, blies vanuit het land waar het strand zich verwarmt aan het dalend zonlicht. Boreas, de ruwe noordenwind, woei uit de kille noordelijke contreien; Notos, de zuidenwind, veroorzaakte niets dan donkere wolken en regen. Deze vier winden waren in de Griekse mythologie het belangrijkst, maar er waren acht winden vertegenwoordigd. Deze zijn terug te vinden op de Toren van de winden in Athene, Griekenland. Ze werden overgenomen in de Romeinse mythologie.




    Wind Griekse benaming Metamorfosen van Ovidius Latijnse benaming
    NoordenwindBoreasBoreasAquilo
    OostenwindEurosEurosEurus
    ZuidenwindNotosAusterAuster
    WestenwindZephyrosZephyrusFavonius
    NoordoostenwindKaikiasCaurus of Corus
    ZuidoostenwindApeliotesVolturnus
    ZuidwestenwindLipsAfricus or Afer ventus
    NoordwestenwindSkironThrascius


    Plinius beschreef aan het begin van onze jaartelling de beste methode om van de Golf van Aden naar India te zeilen en weer terug. De heenreis werd in 40 dagen gevaren met de Hippalus, de zuidwestmoesson. De terugreis werd begonnen bij het aanbreken van de "Tybis", de Egyptische decembermaand. De Vulturus, een wind uit zuidzuidoost was voor de terugreis. Tot aan de 16e eeuw kregen windrichtingen Latijnse namen: Septentrionalis (noord), Orientalis (oost), Meridonalis (zuid) en Occidentalis (west). De namen zijn nog te vinden op onder meer het Sint-Pietersplein in Rome. Rond 1600 begon men de wind op te tekenen in scheepsjournalen.
    De Vereenigde Oostindische Compagnie leverde in de 17e en 18e eeuw, toen er nog geen windsnelheidsinstrumenten bestonden, een schat aan gegevens. De windkracht werd onder meer geschat op basis van geluiden (fluitende wind) en de zeilvoering van schepen. De zeeman keek natuurlijk ook naar het uiterlijk van de zee (golven) of het buiswater. Uit die jaren stammen aanduidingen als bramzeilskoelte (matige wind), haak en kaak (buien met windstoten) en huiken en guiten (harde wind). Een winddraaiing met windtoename werd uitschot genoemd. "Voor de wind" is wind recht van achteren; "op de wind" is wind recht van voren.
    Uit beschrijvingen van de bijstaande zeilen van een schip kan een schatting worden gemaakt van de windkracht, zoals die beschreven is in de schaal van Beaufort. In 1838 werd de schaal van deze admiraal officieel ingevoerd bij de Engelse marine, maar pas in 1873 werd de indeling internationaal bekend.

    Windregime
    Het windregime of windaanbod is de gemiddelde windsterkte op een bepaalde plaats en hoogte in een gebied. Aan de hand van het windregime wordt de verwachte opbrengst van een windmolen op die plaats bepaald. Bij de investeringsbeslissing voor een windmolen of windpark is het belangrijk, een goede voorspelling te doen van de opbrengst van dat te bouwen park of die windmolen, zie ook windvermogensverwachting. Het windregime wordt meestal uitgedrukt als een gemiddelde windsnelheid in m/s, over een jaar, op een bepaalde hoogte. De echte windsnelheid wordt meestal gemeten op een hoogte van 10 m, vaak ten behoeve van de weersvoorspelling, dus bij een weerstation. Omdat deze weerstations meestal niet de windmolenlocaties zijn, moeten die weergegevens worden omgerekend naar het windregime op de gewenste plaats en hoogte.

    Terreinruwheid
    windatlas.JPGBij het bepalen van het windregime op een bepaalde plaats, speelt de terreinruwheid daar een belangrijke rol. Dit is de hoeveelheid obstakels in het gebied, zoals (in oplopende ruwheid) water, graslanden, graanakkers, verspreide bebouwing, bomen, huizen en flats en de dichtheid ervan. De terreinruwheid heeft een remmende werking op de wind. Op grote hoogte, 1 km, is de wind ongeveer constant voor een heel gebied, en aan de grond sterk afhankelijk van de terreinruwheid. Daar tussen in ligt het punt op de ashoogte van de te bouwen windmolen. De lengte van de mast van een windmolen is dus een bepalende eigenschap en een keuze die door economische en landschappelijke overwegingen wordt beïnvloed. Van boven, 1 km, naar beneden gezien, wordt de windsnelheid steeds lager, tot de wind op het oppervlak nul is. Dit is theorie, aan de grond zal er veel turbulentie optreden, maar hoog in de lucht is de wind tamelijk vrij van turbulentie. Dit is te zien aan wolken die bijna altijd redelijk constant van vorm door de lucht drijven. De terreinruwheid wordt uitgedrukt in de grootheid "meter". Eigenlijk is het de theoretische hoogte waarop de wind tot nul is afgenomen. Met de echte meting van de lokale windsnelheid van een nabijgelegen weerstation, en een windatlas en de terreinruwheid ter plaatse, kan de gemiddelde verwachte windsnelheid op de ashoogte van de te bouwen windmolen berekend worden.

    Nog enkele termen in verband met wind:
    Zie ook windenergie: Klik hier.


Voor begrippen uit de meteorologie. Zie
KMI (Documentatie - weerwoorden). Klik hier of
KNMI (Kennis en datacentrum). Klik hier of
Weeronline.nl. Klik hier of
Categorie:Meteorologie. Klik hier.

Uitleg over een weerkaart en de symbolen op een weerkaart. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"