WATER OP AARDE. Van bron tot monding.

Rivieren, stromen

VAN BRON TOT MONDING
Een rivier kun je vergelijken met een boom. De stam is de hoofdrivier en de takken zijn de kleine zijrivieren. Als je een rivier en haar zijrivieren vanop grote hoogte bekijkt, krijg je hetzelfde beeld. Zie bijgaande foto!



De waterlopen ontstaan door het afvloeien van regenwater en van smeltwater van sneeuw en ijs.

KRINGLOOP VAN HET WATER
Op onderstaande tekening valt een deel van het regenwater op een doorlatende bodem (zand) en dringt in de grond. Dit insijpelingswater vormt op ondoorlatende gesteenten (klei) een grondwaterlaag. Komt dit grondwater aan de oppervlakte, dan ontstaat er een bron. Verscheidene beken voeden samen een rivier en talrijke rivieren bevoorraden samen een grote rivier of een stroom. Deze laatste mondt uit in de zee.

Extra uitleg over de waterkringloop. Klik hier.



RIVIERSTELSEL EN STROOMBEKKEN
Volg je een waterloop van bron naar monding (volgens de stroomrichting) dan ga je stroomafwaarts. Links heb je dan de linkeroever (De linkeroever van een rivier is de oever die zich aan de linkerkant bevindt wanneer men stroomafwaarts kijkt, dat is vanaf de bron naar het einde. Bij een rivier die van noord naar zuid stroomt is dit dus de oostelijke oever. Het begrip wordt in Nederland en Duitsland veel gebruikt voor de linkeroever van de Rijn in Duitsland.).en rechts de rechteroever (De rechteroever van een rivier is de oever die zich aan de rechterkant bevindt wanneer men stroomafwaarts kijkt. Bij een rivier die van noord naar zuid stroomt is dit dus de westelijke oever.). Tussen beide oevers stroomt de waterloop in zijn bedding. Alle waterlopen waarvan het water naar éénzelfde richting stroomt, vormen een rivierstelsel (een rivier met alle zijtakken en aansluitende wateren die door de rivier beïnvloed worden.).
Het gebied dat door dit rivierstelsel wordt afgewaterd, is het stroombekken van die rivier. Het stroombekken van stromen, zoals de Schelde, bestaat uit verscheidene rivierstelsels. De waterlopen op bijgevoegde tekening lopen in verschillende richtingen. Ze behoren tot twee stroombekkens. De lijn die de scheiding tussen deze bekkens vormt, is de waterscheidingslijn of waterscheidingskam. Die valt normaal samen met de grootste hoogten.

Termen
Aftakking: een rivier die water afvoert van de hoofdrivier.
Bifurcatie: een natuurlijke verbinding tussen twee of meer stroomgebieden.
Brakwatergrens: de grens tussen zoet en zout water.
Debiet: de hoeveelheid water die per tijdseenheid door de rivier stroomt.
Estuarium: een verbrede, veelal trechtervormige monding van een rivier, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat, en waar getijverschil waarneembaar is.
Rivierdelta: een stelsel van aftakkingen van een rivier, voordat deze in zee of in een groot meer uitmondt.
Stroomgebied: het gebied waarvan de rivieren met haar zijtakken water ontvangt.
Stroomonthoofding: het proces waarbij een rivier door achterwaartse erosie de tot dat moment geldende waterscheiding op een bepaalde plaats doorbreekt en een tweede rivier in zich opneemt.
Uiterwaard: gronden die gelegen zijn tussen een winterdijk en de bedding van een beek of rivier.
Verhang: de verhouding tussen het verval en de afstand tussen twee plaatsen.
Verval: het absolute hoogteverschil tussen twee plaatsen in een rivier.
Zelling: een ondiep stuk grond langs een rivier.
Zijrivier: een rivier die water aanvoert naar en uitmondt in een hoofdrivier.



Wat is neerslag?
Neerslag is water dat in verschillende vormen vanuit de lucht de aarde kan bereiken. Dit kan dus regen zijn, maar ook sneeuw, en zelfs hagel

Regen
Bij regen wordt een wolk te zwaar en vallen er (bevroren) waterdruppels naar beneden. Deze verdampen echter snel op weg naar de grond en daardoor is het gewoon vloeibaar water.

Hagel
Als er hele grote wolken zijn, die zo zwaar zijn dat er hele grote deeltjes uitvallen, kan er hagel ontstaan. Dit komt doordat deze "ijsblokken" bijna geen kans krijgen onderweg in de lucht te smelten. Hierdoor komen ze dus, nog voor een groot deel bevroren, op de grond terecht.

Sneeuw
Het zijn namelijk allemaal kleine ijskristalletjes die aan elkaar "geklonterd" zijn. Ze ontstaan doordat de lucht vlak boven de grond erg koud is, en daardoor de regendruppels weer veranderen in ijskristallen.

Dauw
Dit komt doordat waterdamp 's morgens (door de koelte van de lucht, en de warmte (van overdag) van o.a. planten) omslaat van damp naar vloeistof. Hierdoor komen er dus waterdruppels (=dauw) op o.a. planten terecht.

Rijp
Kan ontstaan doordat de dauw op o.a. planten bevriest, maar ook als de temperatuur van lucht onder het vriespunt uitkomt, er waterdamp aanwezig is in de lucht en er dingen aanwezig zijn die nog "warm" zijn van overdag. In zulke gevallen ontstaat er direct rijp op planten, of andere dingen natuurlijk.

IJzel
Dit ontstaat als de regen op een wegdek/grond direct bevriest. Er komt dan een glad ijslaagje op de grond

Mist/Nevel
Er hangen dan hele kleine waterdruppels in de lucht (ze vallen niet op de grond doordat ze lichter zijn dan lucht). Als dit zo is en je kan tot en met 1 kilometer kijken, dan noem je het mist. Je noemt het nevel als je verder dan 1 kilometer kan kijken.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, INDIEN HET WOORD ER STAAT, TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"

Soorten wolken

Uitleg over wolken. Klik hier.


Definitie en indeling Wolken. Klik hier.