Het is de landstreek in Vlaanderen die als kuststrook grenst aan de
Noordzee. De lengte bedraagt ongeveer 67 kilometer. In het noorden vormt
Het Zwin de grens met Nederland, waarna het strand verder noordwaarts in
Zeeuws-Vlaanderen doorloopt. In het zuiden gaat de kustlijn over in de
Franse Opaalkust die in het Franse
Duinkerke en oostelijk ervan ook wel de Franse "Côte Flamande" wordt genoemd. Achter de kuststrook, meer landinwaarts, liggen de
Polders.
De Vlaamse Kust kreeg zijn definitieve vorm door de
Sint-Elisabethvloed van 19 november 1404. Bij die ramp werden verschillende eilanden in de Scheldemonding weggevaagd en werd het land overstroomd.
Graaf Jan zonder Vrees gaf bevel om de bestaande dijken te verbinden en zo ontstond de
Graaf Jansdijk van Duinkerke tot
Sas van Gent. Die dijk beschermde het Vlaamse hinterland tegen de volgende Sint-Elisabethvloed van 19 november 1421 die lelijk huishield, verschillende dorpen in
Zeeland deed onderlopen en voor honderden doden zorgde. De dijk deed de polders ontstaan en zorgde voor een rechttrekking van de Vlaamse Kust, waarbij o.a.
Oostende door de zee verzwolgen werd, maar heropgebouwd achter de nieuwe kustlijn. Langsheen de Vlaamse kust komen zand
stranden voor. Deze zijn onderhevig aan zandverplaatsing door wind en sedimenttransport door
getijden. De breedste stranden komen aan de Westkust voor. Aan de Belgische kust komen twee
estuariene zones voor, namelijk aan de
IJzermonding en het Zwin. Op deze plaatsen zijn er
slikke- en
schorregebieden. De laagst gelegen slikken overstromen elk getij, de hogere schorren slechts bij vloed. Tussen het strand en de polders bevindt zich een
duinengordel, tenminste, waar deze nog niet door verstedelijking is verdwenen. De duinengordel kan in vier zones worden opgesplitst. In de duinengordel tussen de Franse grens en
Westende, met tal van overgangszones, komen de duinen het meest landinwaarts, en vindt men de breedste duinen van de Vlaamse Kust. Tussen Westende en de havengeul van Oostende komen slechts nog versnipperde zeereepduinen voor. Grote stukken zijn volbebouwd. Achter de Koninklijke Baan, iets meer landinwaarts, komen soms nog restanten voor. Tussen Oostende en
Blankenberge komen er nog langere aangesloten duinzones voor. Tussen
Fort Napoleon in Oostende en
De Haan vormt de zeereep nog één geheel. Meer noordwaarts sluit dit zich aan op de restant van een
paraboolduin (zie ook
landvorm). Verder naar het noorden komen minder duinen voor, tot aan het Zwin, waar wel weer natuurlijk duinvorming optreedt.
Extra uitleg over de Kustvlakte.
Klik hier.
Extra uitleg over het Zwin:
klik hier of
klik hier of
klik hier of
klik hier.
DE VLAAMSE LAAGVLAKTEVanaf de
Demer-
Rupel-
Schelde domineert de zandige laagvlakte. Slechts enkele verhevenheden laten het werk van de
erosie vermoeden; zij bleven gespaard in zuivere
kleien (
Oedelem-
Zomergem,
Waas-
Boom) of in
ijzerhoudende zandstenen (
Beersel-
Hageland). Een uitzondering vormt het
Kempens plateau, waar de dikke
grindlagen van de oude Maaspuinkegel de verdere erosie volledig verhinderden. Elders werd het vlakke karakter versterkt door de aanvoer van
eolische dekzanden tijdens de
Würm-IJstijd, die door sneeuwsmeltwater werden uitgespreid en zelfs de diepe Vlaamse vallei uitwisten.
WEST VLAAMSE HEUVELSHet West-Vlaams Heuvelland of de West-Vlaamse Heuvels is een heuvelgebied in de Westhoek, op de grens van de Belgische provincie
West-Vlaanderen en het Franse
Noorderdepartement. Aan de noordkant van het heuvelgebied stroomt de rivier de
IJzer, die net zoals enkele van zijn zijrivieren in Frans-Vlaanderen in Frankrijk ontspringt. Aan de zuidkant stroomt de rivier de
Leie, eveneens met brongebied in Frankrijk. De
Midden-West-Vlaamse Heuvelrug is een noordelijke uitloper van het heuvelgebied. Het
Houtland is het Franse deel van het West-Vlaams Heuvelland. Sinds 1992 is de streek een erkend
Regionaal Landschap (tot 2018 'West-Vlaamse Heuvels', vanaf dan als fusie met IJzer en Polder deel van Regionaal Landschap Westhoek).
Hoge heuvels in het West-Vlaams Heuvelland zijn de
Kemmelberg (154 m,
Monteberg (115,
Zwarteberg (152 m,
Katsberg (164 m),
Baneberg (140 m),
Vidaigneberg (142 m),
Scherpenberg (125 m) en de
Rodeberg (129 m). Dit zijn allemaal
getuigenheuvels. Zij spelen een belangrijke rol in de Vlaamse wielerklassiekers
Belangrijke plaatsen zijn
Ieper,
Poperinge,
Hazebroek en
Belle. De Belgische gemeente
Heuvelland ontleent zijn naam aan het West-Vlaams Heuvelland. Verschillende natuurgebieden in het West-Vlaams Heuvelland zijn Europees beschermd als Natura 2000-gebied 'West-Vlaams Heuvelland'.
VLAAMSE ARDENNENVoor de uitleg.
Klik hier.
KEMPENSE LAAGVLAKTEDe Kempische Laagvlakte bestaat uit de Zuider- en de
Noorderkempen en ligt in de westflank op het Kempens Plateau. Omdat deze laagvlakte onderdeel van de Kempen is, bestaat het gebied voornamelijk uit beboste zandgronden. De bewoonde zones hebben een hoge bevolkingsconcentratie.
HAGELANDVoor de uitleg.
Klik hier.
HET KEMPENS PLATEAUDe Maas zette deze grote
puinkegel in het
Mindelglaciaal of Elsteriaan af. Daarna ontstond een nieuwe, relatief diep uitgesleten vallei waar de Grensmaas zich een weg zocht door haar eigen puin. De overgang van de Maasvallei naar het Kempens Plateau is erg steil en vormt een trap van gemiddeld 45 meter. Deze steilrand loopt van
Opoeteren (
Maaseik) in het noorden tot
Gellik (
Lanaken) in het zuiden, en vormt een ononderbroken lijn van ruim 20 kilometer lang, één van de spectaculairste geologische fenomenen in het vlakke Vlaanderen. Ongeveer de helft van deze steilrand situeert zich in het
Nationaal Park Hoge Kempen. Bij
Gellik bereikt het plateau een hoogte van ongeveer 100 m terwijl het in
Lommel 50 m boven de zeespiegel ligt. In het zuidelijk deel treft men hoofdzakelijk
grind en
grof zand aan, in het noordelijk deel zand. Het is grotendeels bedekt met een sediment. Dit is een dekzandlaagje aangevoerd door de wind in aanwezigheid van sneeuw en afgezet, met een afwisseling van zand en sneeuwlaagjes. Er volgde een vegetatiearme periode in het
Laatglaciaal en het
Preboreaal. Tijdens het
Boreaal, het
Atlanticum en een deel van het
Subboreaal was het plateau bedekt met wouden. De samensteling van die wouden schommelde in functie van het heersende klimaat. Tijdens het Subboreaal zette de ontbossing in ten gevolge van menselijke activiteiten die in het
Subatlanticum leidde tot een grote, bijna boomloze vlakte. Daarin was
heide prominent aanwezig. Het plateau werd in de 19e eeuw kunstmatig bebost met naaldhout en meer specifiek de
grove den, vooral voor de steenkoolontginning in het
Kempens bekken. Heidelandschappen komen nu nog enkel voor in de natuurreservaten (onder meer
De Maten in Genk,
De Teut in Zonhoven,
Ten Haagdoornheide in Houthalen) en in de grote militaire domeinen. Het Kempens Plateau heeft de erosie overleefd door de dikke grindlagen die de Maas in lang vervlogen tijden uit de Ardennen heeft aangevoerd.
Extra uitleg over het Kempens Plateau!
Klik hier.
DE LEEMPLATEAUS (
Brabants Plateau), (
Haspengouws Plateau), (
Henegouws Plateau)
De oorspronkelijke kustvlakte werd door opheffing scheefgesteld en door de riviererosie versneden, naar verhouding van de afstand tot de zee. In
Haspengouw bleef het plateau het best bewaard, in het
Dijlebekken ging de versnippering verder, maar zij werd geremd door de grofkorrelige zanden van de ondergrond. Tussen Zenne en Schelde werd het plateau gereduceerd tot een heuvellandschap waarin slechts de
Vlaamse Ardennen met een weerstandbiedende ijzerzandsteenkap van het oorspronkelijke vlak overblijven. Ten westen van de Schelde ging de verlaging nog intensiever door, waardoor enkele
getuigeheuvels, zoals de
Kemmelberg (156 m hoog), des te imposanter aandoen. Aan dit reliëf werd de laatste hand gelegd door de eolische afzetting van
löss tijdens de
Würm-ijstijd. Doordat de löss bijeenwaaide en bijeenspoelde in dalen en depressies, had hij een nivellerende invloed. Zijn dikte overtreft niet zelden de 20 m waardoor de plateaus nog vlakker, de heuvelflanken nog zachtglooiender werden.
Uitleg over het Land van Herve!
Klik hier.
PLATEAU VAN HERVEVoor de uitleg.
Klik hier.
DE CONDROZIs een middelplateau (tot 343 m hoog) met het aspect van een gegolfde plaat. De Tertiaire
schiervlakte snijdt de plooien af, waardoor afwisselende banden
zandsteen,
kalksteen en
schalie dagzomen. De zandstenen vormen
appalachische, langgerekte kammen, terwijl de kalkgesteenten door verwering lager liggen. Samen met de insnijding van de valleien tijdens het Kwartair werden de schalies door vorstwerking uitgeruimd tot depressies (
Fagne-Famenne) en vond intense grotvorming plaats in de kalkgesteenten.
Extra uitleg over de Condroz!
Klik hier.
FAGNE FAMENNEDe Fagne-Famenne is een streek in België tussen de Condroz en de
Calestienne. Ze wordt vaak opgesplitst in twee gebieden: de
Fagne ten westen van de
Maas en de
Famenne ten oosten. Het reliëf is dat van een lager gelegen gebied ten zuiden van de Condroz en ten noorden van de Calestienne. De hoogte is beperkt tussen 160 en 250 m. De overgang van de Condroz naar de Famenne is goed te merken in het landschap, langs de weg tussen
Dinant en
Beauraing. Tussen de dorpen
Feschaux en
Baronville daalt de weg gedurende een kilometer duidelijk. Men heeft een duidelijk overzicht op de Famenne. De streek is op sommige plaatsen slechts enkele kilometers breed. De geologische opbouw kenmerkt zich door het voorkomen van schistgesteente, zoals deze uit de formatie van de Famenne, daterend uit het Boven - Devoon. Dat gesteente verweert makkelijker dan deze uit de Condroz,en daarom is het reliëf globaal lager gelegen.
Speciaal is nog het voorkomen van kleinere zones met kalksteen, zoals gevonden in de formatie van Neuville, daterend uit het Boven -
Devoon. Deze bijmenging van kalksteen werd lange tijd ontgonnen. Deze kalksteen is gekend onder de naam "rode of grijze marmer". Echter, het betreft hier zeker geen marmer, het is gewoon
kalksteen die soms sterk dooraderd is, en daarom op marmer lijkt.
ARDENS PLATEAUGevormd tijdens het Tertiair, met diepe verwering onder subtropische klimaten. De verscheidenheid wordt veroorzaakt door de diepe, lintvormige insnijding van de rivierdalen gedurende het Kwartair. In de Hoge Ardennen, ten noorden van de
Ourthe, overschrijdt de hoogte de 600 m; zij culmineert in brede, moerassige koepels:
Plateau van Hoge Venen (694 m), Plateau van
Büllingen (692 m) en
Plateau des Tailles (652 m). Hier tussenin werden tijdens het
Tertiair in de zachtere gesteenten brede depressies uitgeboetseerd, waardoor een bergachtig aanzicht ontstond. De latere dalinsnijding verhoogt aanzienlijk de reliëfenergie. Talrijke reliëfdetails wijzen op de rigoureuze, arctische klimaatsomstandigheden die tijdens de laatste twee
ijstijden heersten. In de Lage Ardennen, ten zuiden van de Ourthe, is het eenvormige plateau beter bewaard gebleven ten gevolge van geringere opheffing en kleinere verschillen in de weerstandgesteenten (
Saint-Hubert 589 m,
Croix-Scaille 505 m).
Extra uitleg over de Ardennen!
Klik hier.
LOTHARINGS PLATEAUIn het zuiden, behoort tot het
cuestalandschap van het
Bekken van Parijs. In de zachthellende
Juralagen komen drie weerstandbiedende formaties voor. Vooral de noordelijkste en zuidelijkste zijn tot typische cuesta's ontwikkeld met een naar het noorden gericht front, steil afdalend naar de subsequente depressies van
Semois en
Ton -
Vire.
Extra uitleg over het Plateau van Lotharingen!
Klik hier.